48

De busjes brachten ons diep in de wildernis buiten Algonquin Park. Terwijl ik door het raampje naar het bos staarde, begon ik me te ontspannen en te denken dat alles misschien, heel misschien, in orde zou komen.

Via Sean werden we op de hoogte gehouden van de hele situatie. Dokter Inglis werd vastgehouden door de Cabal. Annie werd nog steeds behandeld, maar ze zouden haar de volgende dag naar ons toe laten brengen. Ook Nicole werd behandeld, maar ons werd verzekerd dat ze, hoeveel vooruitgang ze ook zou boeken, nooit meer zou terugkeren in onze groep. Wat mijn eigen regressie betrof, zei Antone dat daar meteen aandacht aan zou worden geschonken.

Voordat Annie met Kenjii arriveerde, arriveerden er andere mensen. Belangrijke andere mensen. Onze families.

Ik had de Cabals zover gekregen om hiermee in te stemmen, maar onder een aantal voorwaarden. Onze ouders mochten nooit te weten komen dat de mensen die deze gelukkige hereniging hadden geregeld eveneens verantwoordelijk waren voor onze scheiding. Dat zouden we nooit kunnen uitleggen, vooral niet aan mijn ouders, die nog helemaal ondersteboven waren van het nieuws dat er bovennatuurlijken bestonden, en vooral van het feit dat hun dochter daar een van was.

Welke ouders hadden altijd geweten dat hun kinderen deel uitmaakten van een experiment? De familie Morris en de familie Tillson. Daarom kreeg de familie Tillson het voogdijschap over Sam – de St. Clouds hadden hun gevraagd haar in huis te nemen, onder het valse voorwendsel dat ze hun nicht was. Commandant Carling had het niet geweten; haar echtgenoot was degene geweest die had ingestemd met deelname aan het experiment en ervoor had gezorgd dat ze naar Salmon Creek verhuisden. Ze had echter wel van het bestaan van bovennatuurlijken geweten – haar familieleden waren sileni, net als die van haar man. Dus had ze begrepen dat de St. Clouds een Cabal waren, maar haar was verteld dat ze medicijnen voor bovennatuurlijken ontwikkelden, wat de noodzaak tot geheimhouding verklaarde. Daniels vader was erachter gekomen toen zijn vrouw ervandoor ging.

Nu waren alle ouders op de hoogte van Project Phoenix en van de rol die hun kinderen daarin speelden. Degenen die het niet hadden geweten, waren uiteraard woedend. Maar die woede werd getemperd door de leugen dat de Cabals hun kinderen hadden ‘gevonden’ en bij hen terug hadden gebracht. De bosbrand, zeiden ze, was aangestoken door een rivaliserende groep die ons had gestolen en het helikopterongeluk in scène had gezet, compleet met DNA. Maar de Nasts waren erachter gekomen en hadden hen opgespoord en ons gered. Dus waren zij de helden in dit verhaal. En nu, om alles goed te maken wat we hadden moeten doorstaan, zouden ze ons een nieuwe woongemeente geven en alles wat we nodig hadden om gelukkige, gezonde jonge bovennatuurlijken te kunnen zijn. Klonk dat logisch? Ik weet het niet. Ik denk dat onze ouders op dat moment gewoon te blij waren om aan het verhaal te twijfelen.

Was ík blij met een versie van een realiteit waarin de Cabals de goeieriken waren? Natuurlijk niet. Zou ik de waarheid altijd voor mijn ouders verborgen kunnen houden? Waarschijnlijk niet. Maar hoeveel pijn de leugens ook deden, ik wist dat dit voorlopig het beste was.

Het busje reed verder door het bos. Na een tweebaans asfaltweg reden we een smalle verharde weg op, daarna een onverharde weg, om uit te komen op iets wat niet meer leek dan een paadje dat de wildernis in voerde. Maar toen kwamen we totaal onverwachts uit op een open plek die leek op een overwoekerde parkeerplaats, waar al een handvol pick-ups en busjes stond. Schoonmaak- en herstelploegen, zei Sean, die de omgeving klaarmaakten voor onze komst. ‘De omgeving’ leek een houten gebouw met twee verdiepingen, maar toen we uitstapten, leidde Sean ons eromheen en zagen we dat we ons aan de rand van een meer bevonden, omringd door houten vakantiehuisjes.

We verspreidden ons. Een aantal van ons liep naar het meer, anderen gingen aan de picknicktafels zitten.

‘Voorlopig gaan jullie in deze vakantiehuisjes wonen,’ legde Sean uit. ‘We zorgen er natuurlijk voor dat ze worden schoongemaakt, maar morgen komen de bouwvakkers. Ze gaan een aantal huisjes afbreken om er nieuwe huizen te bouwen. De winters in Ontario zijn niet zo zacht als in Brits-Columbia, maar we hopen de huizen voor de kerst klaar te hebben.’

De Cabals wilden hier een nieuw Salmon Creek bouwen, maar ze begonnen alleen met ons. Zodra andere kinderen hun krachten ontwikkelden, zouden ze hierheen worden gebracht en zouden de noodzakelijke faciliteiten – winkels, een kliniek, een school – worden opgezet.

‘Is dit een kamp?’ vroeg Daniel.

Sean knikte. ‘Een naturistenkamp.’

‘O, dan zal Maya zich hier wel thuis voelen,’ zei Corey vanaf zijn houten tuinstoel.

Daniel proestte het uit terwijl Sean zijn lachen probeerde in te houden.

‘Naturist, niet naturalist,’ zei ik. ‘Het betekent nudist.’

Corey sprong overeind en draaide zich om. ‘Bedoel je dat er oude blote billen op deze stoel hebben gezeten?’

‘Het is al een paar jaar geleden,’ zei Sean. ‘Er is tegenwoordig niet veel vraag meer naar dat soort kampen, dus hebben we het voor een schappelijke prijs kunnen kopen. De naturisten hielden van privacy, dus is het niet zo makkelijk om hier te komen, zoals jullie hebben gemerkt.’

Dus de Nasts hadden het gekocht. Zomaar. Ik herinnerde me dat dokter Inglis had gezegd dat ze al van plan waren geweest om een nieuw Salmon Creek te stichten, hier waarschijnlijk, maar toch verbijsterde het me hoe snel ze te werk waren gegaan. We hadden ingestemd met hun voorwaarden en de volgende dag zagen we het begin ontstaan van onze nieuwe woonplaats.

‘Wat vind je ervan?’ vroeg Rafe toen ik in de richting van het bos liep. ‘Het is niet hetzelfde als je eigen bos, maar zie je die bomen? Loofbomen. Je weet wat dat betekent.’

Ik grijnsde hem toe. ‘Makkelijker om in te klimmen. Ideaal voor grote katten.’

Hij beantwoordde mijn grijns, en toen ik in zijn ogen keek, voelde ik vlinders in mijn buik. Ik was gek op hem, echt waar. Ik had het hem vergeven dat hij me over Daniel had verteld. Hij had onder hoogspanning gestaan en ik was te snel geweest met hem de schuld te geven. Met over hem te oordelen. Het was een les die ik aan het leren was, maar veranderingen hadden tijd nodig.

Toen ik naar hem keek, met die grijns op zijn gezicht en pretlichtjes in zijn amberkleurige ogen, viel de spanning even van me af, en ik wilde zijn hand vastpakken en het bos in rennen. En hem kussen. Ja, ik wilde hem kussen. Ik voelde nog steeds hetzelfde voor hem. Maar toch…

Ik keek niet naar Daniel, die aan de waterkant stond. Dat wilde ik Rafe niet aandoen. Maar ik dacht wel aan hem. En ik was nog steeds in de war.

Rafe boog zich naar me toe en fluisterde: ‘Het is oké’, en onmiddellijk schoot dat vreselijke moment door mijn gedachten toen hij uit de helikopter viel en diezelfde woorden tegen me zei. Het is oké. Dezelfde toon. Dezelfde weemoedige blik. Ik wilde mijn armen om zijn nek slaan, maar bleef als verstijfd staan terwijl ik een traan over mijn wang voelde glijden.

‘Geen tranen vandaag,’ zei hij. Hij stak zijn hand uit om hem weg te vegen. ‘Vandaag rusten we uit. We vergeten even alles en rusten uit.’

Hij pakte mijn hand en trok me in de richting van het bos. Ik rende met hem mee. Maar al na een paar passen hoorde ik autobanden over het grind van de parkeerplaats knerpen, en ik bleef stilstaan. Rafe boog zich weer naar me toe en fluisterde: ‘Volgens mij wil jij graag gaan kijken wie dat is.’

Toen sloeg ik mijn armen wel om zijn nek. Ik drukte me tegen hem aan en gaf hem een snelle kus, waarna ik naar de parkeerplaats rende. Corey rende ook, evenals Hayley. Sam liep langzamer, maar alleen omdat ze nog hinkte. Alleen Daniel hield zich afzijdig. Toen ik bleef stilstaan, keek hij naar me en zei geluidloos: ‘Ga maar.’

We renden naar de parkeerplaats. Er stond een busje, half verscholen achter de bomen. Alle portieren waren dicht, de ramen verduisterd. Een gezicht drukte zich tegen het glas. Het was Coreys broer Travis. Terwijl Corey naar voren stormde, gooide Travis het portier open en hij zou naar buiten zijn gevallen als zijn moeder hem niet had vastgegrepen om dat te voorkomen, waarna ze samen met hem op Corey af rende.

De volgende die uit de bus kwamen, waren meneer en mevrouw Morris en hun vijftienjarige dochter Brooke. Ze renden op Hayley af. Toen mevrouw Tillson naar buiten kwam, bleef ze even stilstaan om naar het gebouw te kijken. Sam stond naast me, verscholen achter de bomen. Ze deed een aarzelende stap naar voren. Mevrouw Tillson zag haar. Haar handen schoten naar haar mond en ze kwam wankelend naar voren terwijl Sam hinkend op haar af draafde.

Ik bleef staan waar ik stond. Ik zag de vage schaduwen van mijn ouders achter het getinte glas van de bus, alsof ze naar me zochten en pas naar buiten durfden te komen wanneer ze het zeker wisten. Ik wilde net als de anderen op hen af rennen, maar ik kon het niet. Ik had zo lang gewacht en zoveel meegemaakt, en dit was zo openbaar – te openbaar. Ik wilde alleen met hen zijn. Alleen wij drietjes.

Ik draaide me om en zag Daniel staan.

‘Je vader…’ zei ik.

‘Hij komt niet. Sean heeft het me net verteld. Ze konden het me niet eerder laten weten. Dus…’ Daniel haalde zijn schouders op. ‘Hij heeft besloten niet te komen.’

‘O.’

Ik keek naar hem op en mijn hart brak. Als meneer Bianchi in de buurt was geweest, had ik hem met alle plezier gewurgd. Aan de andere kant, als hij hier was geweest, had ik daar geen reden toe gehad. We hadden al gehoord dat hij misschien niet zou komen. Dat hij had gevraagd of het echt moest. Het was niet de bedoeling geweest dat we dat zouden horen, maar we hoorden het toch. Had Daniel het maar niet gehoord. Ik zou er alles voor hebben gegeven om hem dat te besparen. Net zoals ik er alles voor zou geven om hem dit te besparen, om de andere ouders te zien arriveren en te weten dat zijn vader niet kwam. Had besloten om niet te komen. Hem in de steek had gelaten.

‘Ik vind het zo erg voor je,’ zei ik terwijl ik mijn armen om zijn nek sloeg en hem een knuffel gaf.

‘Niet nodig,’ mompelde hij. Toen duwde hij me zacht van zich af en zocht mijn blik. ‘Ik meen het, Maya. Het is niet nodig. Ik weet dat ik dit niet zou moeten zeggen, maar ik hoopte eigenlijk dat hij niet zou komen. Hoe graag ik ook terug wil naar wat we hadden, ik wilde niet terug naar dát. Mijn broers zullen er snel genoeg achter komen en langskomen, al is het maar voor een bezoekje.’

Ik knikte. ‘Ik wilde alleen –’

‘Ik weet het.’ Een snelle knuffel. ‘Ga nu maar. Hier heb je al die tijd op gewacht.’