12

Onze herdenkingsdienst was de volgende middag om halfvier gepland. Dat leek een vreemd tijdstip, maar misschien was het de enige tijd die nog beschikbaar was. Of misschien was het om dezelfde reden als waarom hij in Vancouver werd gehouden – om het aantal belangstellenden te beperken. Ik weet zeker dat ze de herdenking het liefst helemaal zouden hebben overgeslagen, maar dat was onmogelijk zolang ze deden alsof ze ook maar íéts om ons gaven.

Zodra we beseften dat de St. Clouds ons dood hadden verklaard, begrepen we dat ze hun handen van ons hadden afgetrokken en ons aan de Nasts hadden verkocht. Ash wist iets meer van de deal dankzij zijn contactpersonen, die bovennatuurlijken in beide Cabals kenden.

Cabals waren, zoals we al hadden uitgedokterd, bedrijven die werden gerund en beheerd door bovennatuurlijken. Grote bedrijven. Gewone bovennatuurlijken – zoals heksen en halfdemonen – vonden er een baan en een gemeenschap waarin ze hun krachten niet hoefden te verbergen. Zoiets hadden ze blijkbaar ook voor ons in gedachten gehad. Jullie werken voor ons; wij zorgen voor jullie. Loonslaven met een degelijke baan en goede secundaire arbeidsvoorwaarden.

De St. Clouds waren de op een na kleinste Cabal, meer gericht op wetenschap dan op industrie. De Nasts waren de grootste. Zij lieten de St. Clouds het moeilijke werk doen: ons creëren en grootbrengen, waarna zij kwamen binnenvallen om het eindproduct te jatten. Na de bosbrand en het helikopterongeluk hadden de twee Cabals een deal gesloten. De Nasts kregen alle kinderen uit de helikopter… als ze hen te pakken konden krijgen. De St. Clouds kregen voor ons betaald en hielden de ‘afgekeurde’ kinderen in de hoop dat het laatbloeiers zouden zijn.

We waren dus verkocht. Betekende dat dat Rafe en Sam nu bij de Nasts waren? En waar was Annie? We hadden geen idee.

Uiteraard had Ash helemaal geen zin om naar de herdenkingsdienst te gaan. En uiteraard hield hij zijn bezwaren niet voor zich.

‘Dit is het stomste idee ooit,’ mopperde hij terwijl we op honderd meter afstand van de plek waar de dienst zou worden gehouden naast elkaar op twee boomtakken lagen.

‘Is het nog stommer dan de afgelopen vijftig keer dat je dat zei?’ vroeg ik.

‘Misschien.’

Ik zuchtte, schudde mijn hoofd en keek om me heen. Onze ceremonie werd in een park gehouden. Buiten, op verzoek van de ouders. Ik wist welke ouders daarvoor hadden gezorgd. De mijne. Een herdenkingsdienst in de openlucht, voor de dochter die van de wildernis hield. En als ik er al aan had getwijfeld wie de plek had uitgekozen, dan verdwenen die twijfels toen we er aankwamen en ik me realiseerde dat ik er al eerder was geweest, met mijn ouders, tijdens ‘uitjes’ in Vancouver, wanneer de drukte van de stad me te veel werd.

‘Ik snap nog steeds niet wat je hiermee wilt bereiken,’ zei Ash.

Ik draaide me half om en keek hem aan. ‘We proberen contact met onze ouders te krijgen. Hopelijk de mijne.’

‘Ja, dat gedeelte snap ik. Wat ik niet snap, is hoe je denkt dat ze jullie zouden kunnen helpen.’ Hij stak een hand op toen ik wilde protesteren. ‘Je vader is parkopzichter. Je moeder is architect. Je weet zeker dat ze niets weten over Project Phoenix, maar ja hoor, het zou een stuk beter voor ons zijn als ze er wél iets over wisten, dan hebben ze in ieder geval een vaag idee van wat er aan de hand is.’

‘Daarom gaan we met Coreys moeder praten. Zij is commandant van politie. Corey denkt niet dat ze iets over het project weet, maar misschien ook wel. Weet ze niets, dan praten we met Daniels vader, die het wel weet.’

‘Waarom gaan jullie dan niet meteen naar hem toe?’

Ik kon Ash niet over Daniels vader vertellen. Niet zonder Daniels vertrouwen te beschamen. Dus zei ik alleen: ‘Hij is niet de geschikte persoon.’

‘Lekker dan. Dus we hebben een vent die je niet vertrouwt, een dorpsagent en jouw ouders, die helemaal niets weten over het experiment, niets over een strijd tegen slechteriken en waarschijnlijk niets over bovennatuurlijken in het algemeen. Mag ik nogmaals vragen wat je denkt dat zij zouden kunnen doen?’

Hij wist het antwoord al. De eerste keer dat hij het vroeg, hadden we het hem al verteld. Hij wilde nu alleen zijn gelijk halen. We wisten niet precies wat onze ouders zouden kunnen doen. We klampten ons vast aan de hoop dat iemand iets over het experiment en de Cabals zou weten, of dat ze in ieder geval iemand zouden kennen die dat wel deed, iemand uit Salmon Creek die ons kon helpen.

Ons waarmee helpen? Met het bevrijden van de anderen. Maar we konden Annie niet meenemen als de Cabals wisten hoe ze haar moesten genezen. En Corey zou ook niet samen met ons moeten vluchten als ze zijn migraineaanvallen konden genezen. En wat als ik zelf begon af te takelen?

Het probleem was dat de bron van hulp tevens de bron van de bedreiging was. Hoe moesten we dat met elkaar in overeenstemming brengen? Ik had geen idee. Het enige waar we ons op konden richten, was contact maken. Op hulp en antwoorden krijgen, en hoe vaag dat plan ook was, het was alles wat we hadden. Zelfs Ash had moeten bekennen dat hij ook niets anders kon bedenken.

Ash was niet de enige die vond dat ik hier niet zou moeten zijn. Daniel en ik hadden er die ochtend al een woordenwisseling over gehad, toen ik hem vertelde over mijn besluit om naar de ceremonie te gaan kijken.

‘Ik denk dat je dat beter niet kunt doen, Maya,’ had hij gezegd.

‘Maar dat is het plan, toch?’

Zwijgend had hij zijn handen in zijn zakken gestoken, waarna hij zei: ‘Het plan is dat we gaan proberen met iemand te praten. Niet dat jij de hele dienst ziet. Ik denk dat het je te veel zal worden.’

Ik had hem ongelovig aangestaard. Daniel mocht dan een beschermend bereik van een kilometer breed hebben, maar hij had me nooit als ‘meisje’ behandeld. Had hij dat wel gedaan, dan zou er jaren geleden al een eind aan onze vriendschap zijn gekomen.

‘Wat? Ben je bang dat ik snikkend op mijn pappie en mammie af zal rennen? Dat meen je toch niet? Denk je nou echt –’

‘Dat heb ik verkeerd geformuleerd. Ik denk dat het jou én Corey te veel zou worden. Om je familie te moeten zien rouwen… Dat wordt zwaar.’

‘Dat weet ik.’

‘Mooi zo. Daarom vraag ik jullie allebei om op afstand te blijven. Ash en ik houden de boel wel in de gaten. Als ik mijn vader zie rouwen, denk ik dat ik alleen maar geschokt zal zijn.’

‘Dat is niet waar.’

Hij haalde zijn schouders op. ‘Oké, misschien niet, maar het zal me niet zoveel doen, dat weet je. We konden elkaar al jarenlang niet meer verdragen, en ik ben inmiddels zover dat ik dat heb geaccepteerd. Ik zou eerder van streek raken wanneer ik mijn broers zie, maar ook met hen had ik niet zo’n sterke band.’ Hij keek me aan. ‘Wat ik wil zeggen, is dat ik het wel aankan.’

‘En ik niet?’

‘Ik zeg niet dat –’

‘Zeg het dan niet. Hoe meer ogen er op die dienst gericht zijn, hoe groter de kans is dat we iemand zien die we kunnen benaderen.’

Daar was het niet bij gebleven. We kregen ruzie. Echte ruzie. Zo erg dat Corey kwam aanrennen, en toen ik hem vertelde wat Daniel van plan was, gaf hij hem ook de wind van voren. Ja, het zou moeilijk worden, maar we konden het wel aan, en we waren niet blij met het feit dat Daniel dacht dat dat niet zo was.

‘Hoe groot is de kans trouwens dat een van jullie ouders de groep verlaat?’ vroeg Ash, waardoor ik in één klap terug in het hier en nu was. ‘We nemen een groot risico.’

‘Als je je zorgen maakt, kun je ook verderop –’

‘Ik maak me geen zorgen.’ Zijn kin schoot omhoog en zijn ogen flitsten. Ik herkende die blik. Het was waarschijnlijk precies dezelfde blik die ik Daniel had toegeworpen toen hij suggereerde dat ik het niet aankon. We hadden dus in ieder geval íéts met elkaar gemeen.

Ik keek naar de plek waar Daniel en Corey tussen de bomen in het hoge gras verscholen lagen. Ik zag hen geen van beiden. Dat betekende dat ze zich goed hadden verstopt. Ik zou het echter prettiger hebben gevonden als we oogcontact hadden.

Ash had een mobiele telefoon. We hadden zelf waarschijnlijk allang een goedkope prepaid moeten kopen, maar daar dacht ik nu pas aan.

Bij het horen van knerpende autobanden op grind keek ik op en zag een zwarte auto de parkeerplaats op rijden. Die was met een touw afgesloten, maar een man in een donker pak maakte het touw los en wachtte terwijl een rij zwarte auto’s naar binnen reed. Ze parkeerden. Portieren gingen open. Ik schoof een paar centimeter naar voren om het beter te kunnen zien. Mijn tak kraakte.

‘Pas op.’

Ik hield op met bewegen.

Mevrouw Tillson stapte uit de auto, zwaar steunend op de arm van een witharige man die ik uit de bedrijfsblaadjes herkende als het hoofd van het bedrijf van de St. Clouds. Hoofd van de St. Cloud Cabal, zou ik moeten zeggen. Een tovenaar. Ash zei dat alle Cabals door families van tovenaars werden geleid. Wist mevrouw Tillson wat hij was? Kon het haar iets schelen? Op dit moment niet. Zij had het grootste verlies geleden. Haar man – de burgemeester – was echt omgekomen bij het helikopterongeluk, en ze dacht dat haar dochter Nicole en haar nichtje Sam ook dood waren.

De volgende was Coreys moeder. Commandant Carling, hoofd van politie. Ze zag er echter niet uit als commandant Carling. Ik herinnerde me een kordate blonde vrouw die haar zoon met een enkele blik onder de duim kon houden en hem net zo makkelijk aan het lachen kon maken. Ze zag er nu klein, kwetsbaar en aangeslagen uit. Haar hand klemde zich om die van Travis, Coreys broer. Hij was alles wat ze nog had – haar man was een paar jaar eerder overleden aan een epileptische aanval. Was die aanval veroorzaakt door silenibloed? Nog iets waar Corey zich zorgen over moest maken.

Meneer Bianchi en Daniels oudere broers hadden in de volgende auto gezeten. Zijn broers liepen stijfjes naast elkaar en keken recht voor zich uit. Ze hadden hun vader niet uit de auto geholpen. Hadden niet eens gewacht tot hij was uitgestapt. Ze liepen gewoon weg, alsof ze hem de schuld hiervan gaven. Hij volgde hen met gebogen hoofd, alsof hij die schuld op zich nam, als verdoofd voortschuifelend. Ik keek naar het struikgewas waar Daniel verscholen zat. Ik kon hem niet zien. Ik wou dat ik het wel kon, dat ik niet hierboven in een boom zat. Mijn eigen idee. Een stom idee. We hadden bij elkaar moeten zijn tijdens –

Uit de laatste auto kwamen mijn ouders. Eerst mijn vader, die mijn moeder hielp met uitstappen. Toen ik hen zag, hield mijn hart op met kloppen. Ik lag verstijfd op de tak en klemde me zo hard vast dat ik een vage pijn in mijn vingers registreerde, maar ik kneep alleen nog maar steviger.

‘Zijn dat ze?’

Ash’ stem bracht me weer bij mijn positieven. Ik scheurde mijn blik net lang genoeg los om te knikken. Toen ik weer keek, stonden mijn vader en moeder bij de voorkant van de auto en hielpen mijn grootmoeder met uitstappen.

‘Zijn ze Navajo?’ vroeg Ash. ‘De vrouwen?’

‘Mijn moeder en mijn grootmoeder. Ze zijn Haida.’

‘Wat is dat nu weer? Een of andere Canadese stam?’

‘Ja.’

Hij snoof. ‘Ik had het kunnen weten. Heb je een indiaanse baby over? Geef maar aan een of andere indiaan die haar wil hebben. Ze zijn toch allemaal hetzelfde.’ Hij gebaarde naar mijn ouders. ‘Joh, het maakt niet eens uit of de vader indiaans is of niet. Hij is parkopzichter? Goed genoeg. Een met de natuur en zo…’

‘Hou je bek,’ beet ik hem toe. ‘Hou godver –’

Ik slikte de rest in en richtte mijn aandacht weer op mijn familie. Ze liepen nu bij de auto vandaan. Mijn vader had zijn arm om mijn moeder heen geslagen, zo stevig dat het leek alsof hij haar overeind moest houden. Aan de andere kant van haar liep mijn grootmoeder, die haar hand vasthield.

Iemand liep hun tegemoet en gebaarde naar de stoelen die voor een gigantische foto stonden. Het was een foto van het afgelopen voorjaar. Ik stond er grijnzend op, gehurkt en met mijn armen om Kenjii heen geslagen. We zaten allebei onder de modder nadat mijn vader Daniel en mij de jeep had geleend om na een zware regenbui te gaan crossen. Toen we terugkwamen, moesten we buiten blijven van mijn moeder – niet omdat we onder de modder zaten, maar omdat ze foto’s wilde maken. Op de originele foto stond Daniel ook, achter me, en ik zag zijn hand op de bijgesneden megafoto. Een hand zonder lichaam die op mijn schouder lag. Ik wilde dat ze hem er niet af hadden geknipt en een foto van ons samen hadden gebruikt, maar zijn vader had er eentje uitgekozen van Daniel in een pak, waarop hij er somber en ongemakkelijk uitzag, en helemaal niet leek op de Daniel die ik kende.

Toen de man hun hun plaatsen wees, leek mijn moeder de foto voor het eerst op te merken. Ze bleef plotseling stilstaan, zodat mijn vader bijna struikelde en mijn grootmoeder even wankelde. Daarna maakte ze… een geluid. Een vreselijk geluid. Een jammerkreet terwijl ze neerviel. Ze viel gewoon, alsof iemand haar benen onder haar vandaan had geschopt. Mijn vader ving haar op voordat ze de grond raakte en hij bleef gehurkt op één knie zitten terwijl mijn moeder zich tegen hem aan liet vallen. Ik hoorde haar huilen. Zelfs van hieraf kon ik haar horen huilen.

‘Ik kan dit niet,’ zei ik terwijl ik op handen en voeten omhoogkwam. ‘Ik moet haar gaan vertellen –’

‘Nee!’ Ash sprong overeind in hurkzit en bleef zo zitten, klaar om me vast te grijpen. ‘Dat kun je niet doen, Maya.’

Ik keek weer naar mijn ouders, die zich wanhopig aan elkaar vastklemden. Ik zag mijn vaders rug heftig rijzen en dalen, en ik wist dat hij ook huilde. Ik had naar Daniel moeten luisteren. Waarom had ik in vredesnaam niet naar Daniel geluisterd? Omdat ik koppig was geweest. Koppig en trots, zoals altijd, en nu begreep ik precies wat hij had bedoeld en dat hij gelijk had gehad. Het was wreed – onvoorstelbaar wreed – om mijn ouders zo te zien lijden terwijl ik alleen maar uit deze boom naar beneden hoefde te springen en erheen hoefde te rennen…

Ik haalde hortend adem en keek naar de plek waar Daniel verscholen zat. Ik zag hem half boven het gras uitsteken, met zijn blik strak op mij gericht. Hij stak zijn hand op, niet om te zwaaien, maar gewoon… iets. Een poging om contact te maken, om te troosten, en ik wou dat ik daar was. Verdorie, waarom was ik niet bij hem? Wat had me in hemelsnaam bezield om hierboven te gaan zitten en dit alleen te doorstaan?

Ik stak mijn hand naar hem uit. Toen trok Corey hem naar beneden.

‘Mooi zo,’ bromde Ash.

Ik keek naar hem en herinnerde mezelf eraan dat ik niet alleen was. Niet echt. Maar in zekere zin wilde ik dat ik dat wel was, want van Ash hoefde ik niets te verwachten. Geen glimlach. Geen vriendelijk woord. Zelfs geen meelevende blik. Het enige wat ik kreeg was een geërgerde blik, alsof ik van plan was ons te verraden om niets.

Ik richtte mijn aandacht weer op mijn ouders.

‘Niet doen.’

Ik keek weer zijn kant op. Nu zag ik een glinstering in zijn ogen, hoewel zijn gezicht ondoorgrondelijk stond en zijn lippen nog steeds op elkaar waren geklemd.

‘Niet kijken,’ zei hij. ‘Gewoon… niet kijken.’

Ik aarzelde en wilde zeggen dat ik het wel aankon. Maar dat kon ik niet. Dit niet. Dus legde ik mijn wang tegen de ruwe bast, sloot mijn ogen en luisterde naar de ceremonie.

Maar luisteren was ook niet makkelijk. Het was surrealistisch om te weten dat de jongeren die ze herdachten nog in leven waren. Het was alsof je toespraken op een bruiloft of een diploma-uitreiking hoorde, waarin over iemands leven werd gesproken, maar in plaats van gelach en plezier bracht iedere nieuwe herinnering een snik of een jammerkreet van verdriet teweeg.

Toen mijn vader opstond om te spreken, stopte ik mijn vingers in mijn oren. Ik wist dat ik dat moest doen. Eén hapering in zijn stem en ik zou uit die boom zijn gesprongen, het podium op zijn gerend en hebben geroepen: ‘Ik ben hier, papa. Ik ben er nog.’ Dus stak ik mijn vingers in mijn oren en kneep ik mijn ogen stijf dicht totdat Ash zijn hand uitstak en me op mijn arm tikte.

Toen ik mijn vingers uit mijn oren haalde, greep hij mijn hand vast. Ik keek hem aan om te zeggen dat hij zich geen zorgen hoefde te maken, dat ik geen stomme dingen zou doen, maar hij kneep alleen even in mijn hand – heel vluchtig – voordat hij hem weer losliet.