7

Vlak bij het aquarium bleef Corey plotseling stilstaan.

‘Het is een valstrik,’ zei hij.

‘Wat?’

‘Ik…’ Hij haalde diep adem. ‘Ik denk dat het een valstrik is. Ik bedoel, weten we eigenlijk wel of die meid is wie ze zegt dat ze is? Het enige wat we weten, is dat iemand ons e-mails heeft gestuurd.’

‘Naar een adres dat je net hebt aangemaakt en dat we alleen aan Mitchells dochter hebben doorgegeven,’ zei ik.

‘Wat is er aan de hand?’ vroeg Daniel.

Corey schudde zijn hoofd. ‘Niets. Ik denk alleen… dat we ons plan moeten wijzigen.’ Hij wierp een blik in de richting van het aquarium. ‘Ik denk dat we er heel, heel zeker van moeten zijn dat degene die komt opdagen een vrouw is. We moeten de boel eerst verkennen.’

Dat klonk heel erg logisch. Alleen was Corey nooit tot voorzichtigheid geneigd. Wij moesten hém altijd tot voorzichtigheid manen.

‘Het is geen vrouw die op ons wacht, hè?’ zei Daniel.

‘Ik weet het niet. Ik zeg alleen maar –’

‘Nee, dat doe je niet.’

Daniel gebruikte instinctief zijn overredende toon, en leek er toen zelf van te schrikken. Hij schraapte zijn keel. We hadden het hier eerder over gehad, dat hij zijn krachten niet op ons wilde gebruiken. En nu deed hij het zonder nadenken en was er zelf verbaasd over, maar ik was er niet zo van overtuigd dat hij daar reden toe had. Het was een talent, maar ook een vaardigheid. Hij had het altijd al gedaan, behalve bij mij. Misschien omdat hij wist dat ik veel te koppig was om me ook maar ergens toe te laten overhalen.

Hij schraapte zijn keel weer. ‘Je zegt het niet zomaar, Corey. Je hebt gezien wie ons opwacht. Je had een visioen tijdens je aanval.’

‘Wat?’ zei Corey. ‘Ik? Je verwart me met Maya. Zij is degene met visioenen.’

‘Dit is anders,’ zei Daniel. ‘Je ziet beelden van dingen die nergens op lijken te slaan. Net zoals Maya en Rafe toen we dachten dat hij dood was. Je zag hem met Maya in haar achtertuin. Precies zoals hij eruitzag toen we hem vonden, toch?’

Corey wierp een blik op mij.

‘Ik heb het hem niet verteld,’ zei ik. ‘Je weet dat ik dat nooit zou doen.’

‘Ik hoorde het toevallig,’ zei Daniel. ‘Je praat nooit zo zacht als je zelf denkt, Corey. Het sloeg destijds nergens op, maar daarna begon ik erover na te denken. En toen we achter in dat busje zaten, wist je dat het Maya was die ons kwam redden, al voordat ze de achterklep opendeed.’

Hij had gelijk. Zowel over Rafe als over het busje. Ik had het verband alleen nog niet gelegd.

‘Wat heb je gezien?’ vroeg Daniel voordat Corey het kon ontkennen.

Corey stond er schaapachtig bij en knakte met zijn vingerkootjes.

‘Je ziet visioenen van de toekomst,’ zei ik. ‘Dat is jouw bovennatuurlijke kracht. Wat is daar mis mee?’

‘Meen je dat nou?’ Hij keek me aan. ‘Daniel is een demonenjager. Jij bent een vormveranderaar. En ik ben blijkbaar een waarzegger. Op de schaal van cool is dat ongeveer een vijfje. Voeg daar de hoofdpijn en het overgeven bij, en ik gok op nog een paar puntjes lager.’

‘Dus omdat jij je bovennatuurlijke kracht niet cool genoeg vindt, laat je ons in een val lopen?’

‘Nee, ik heb jullie toch gewaarschuwd?’ Hij ving Daniels blik op en schuifelde wat heen en weer. ‘Goed dan. Maar als iemand een kristallen bol of tarotkaarten voor me gaat kopen…’

‘Natuurlijk niet,’ zei ik. ‘Dat kunnen we helemaal niet betalen.’

Hij bromde iets en stak zijn handen in zijn zakken. ‘Er valt verder weinig te vertellen, en ik weet niet of het waar is of niet, dus ik wil niet dat jullie blindelings afgaan op wat ik zeg. Afgesproken?’

‘Afgesproken.’

‘Er wacht een jongen op ons. Ongeveer van onze leeftijd, denk ik. Bruin haar. Hij draagt een T-shirt en een spijkerbroek. Hij heeft een gebruinde huid. Ik heb niet veel van zijn gezicht gezien. Ik weet niet eens zeker of –’

‘We begrijpen het,’ zei ik. ‘Het geeft niet.’

‘Hij zit in het park. In een boom.’

‘In een boom?’

‘Ja, weet ik veel waarom? Ik zie alleen flitsen. Beelden. Ik zag Maya daar in het park’ – hij wees – ‘en er zat een knul in een boom.’ Hij stak zijn handen met een woest gebaar weer in zijn zakken. ‘Verdraaid, nu ik het zo zeg, weet ik niet eens of hij wel op ons wacht. Misschien is het gewoon een joch dat een geintje uithaalt.’

‘Oké, laten we dat dan in ieder geval in ons achterhoofd houden.’ Daniel keerde zich naar mij toe. ‘Kunnen we?’

Ik knikte.

Er stond niemand op ons te wachten.

Na tien minuten zei ik: ‘Misschien is dit niet de goede plek. We zeiden aan de rand van het park, maar…’ Ik tuurde tussen de bomen door. ‘Ik wilde voorstellen om ons op te splitsen, maar na wat Corey heeft gezien…’

Ik bleef stilstaan en keek hen aan. ‘Dat is wat Corey zag. We hadden ons opgesplitst. Ik was alleen op die plek.’

‘Oké,’ zei Daniel. ‘Dus we splitsen ons niet op…’ Zijn stem stierf weg en hij keek me achterdochtig aan. ‘Dat is niet wat je wilde voorstellen, hè?’

‘Corey zag niet dat ik werd aangevallen door een of andere knul in een boom…’

‘Nee,’ zei Corey. ‘Ik zie bevroren beelden. Geen actie. Een fotomoment. Je stond onder een boom waar een jongen in zat. Voor hetzelfde geld besprong hij je twee seconden later.’

‘Maar nu ben ik voorbereid, dus kunnen wij hém bespringen.’

We moesten in ieder geval doen alsof we ons opsplitsten om onze contactpersoon te zoeken. Dat betekende dat ik tijdens het lopen niet heel opzichtig de boomtoppen kon afspeuren. Ik wierp af en toe een blik omhoog, maar in de dicht bebladerde donkere bomen leek het alsof elk vogelnest iemand was die op een tak zat. Maar toen ik onder een boom door liep, hoorde ik een tak kraken.

Ik keek omhoog en zag duidelijk dat er op minstens tien meter hoogte iemand zat, bijna verborgen tussen de dikke takken vol naalden.

‘Jongens?’ zei ik.

Ik wenkte Daniel en Corey en keek toen weer omhoog.

‘Ik kan je zien,’ zei ik. ‘Kom naar beneden.’

De gestalte bewoog niet. Ik liep naar de boom en greep de stam vast. Daniel stoof op me af, maar hij probeerde me niet tegen te houden en keek alleen maar toe terwijl ik omhoogklom.

Ik had bijna de eerste dikke tak bereikt toen de jongen naar een aangrenzende boom zwaaide en een tak lager klom, zich vasthoudend aan de tak boven hem.

Ik greep de dichtstbijzijnde tak vast en klom erop. Ik ving een glimp op van de jongen – net genoeg om te zien dat hij jong was en bruin haar had, precies zoals Corey had gezegd. Hij keek niet terug, maar sprong nog een tak lager en schuifelde eroverheen. Hij bewoog zich nu sneller. Hij zwaaide naar de volgende boom, die hij bijna miste. Hij hervond zijn evenwicht, hurkte neer en sprong op de grond.

Daniel tackelde hem in volle vaart en de jongen ging tegen de grond. Corey stond al snel achter hen en maakte boksbewegingen in het luchtledige, alsof hij buiten de boksring op zijn beurt stond te wachten. Terwijl de jongen tegenstribbelde, dook Corey ineen, klaar om bij te springen, maar Daniel had de knul in een stevige houdgreep.

‘Wat is dit?’ snauwde de jongen. ‘Een overval? Ik wist dat ik beter niet door het park kon gaan.’

‘Neem je altijd de boomtoproute door het park?’ zei ik terwijl ik me vooroverboog en op zijn zakken klopte. ‘Hé. Niets om te jatten, want je hebt niet eens een portemonnee. Een beetje vreemd, vind je niet?’

Hij snauwde nu beledigingen. Daniel verstijfde, alsof hij wachtte tot hij mij zou beledigen. Maar dat deed hij niet. Hij vloekte wat in het algemeen. Ik controleerde zijn zakken nog een keer.

‘Geen identiteitsbewijs. Dat is pas vreemd. Waar is het?’

Ik trok zijn broekspijp omhoog. Hij probeerde me te schoppen, maar Corey liet zich op zijn knieën vallen en hield zijn benen vast terwijl ik een dun mapje uit zijn sok viste dat met een elastiekje aan zijn enkel was bevestigd.

In het mapje zaten een paar honderd dollar en drie creditcards. Ik bladerde door de kaartjes.

‘Dus je bent Jason of Drake of Todd?’

De jongen gaf geen antwoord en bleef hardnekkig naar de grond staren.

‘Je ziet er niet uit als achttien,’ zei ik. ‘Ze zijn dus nep. Of gestolen.’

Geen antwoord.

Corey trok de andere broekspijp van de jongen omhoog. ‘Hier zit ook iets.’

Het was een blauw paspoort, eveneens met een elastiek aan zijn been bevestigd.

‘Een Amerikaans paspoort,’ zei ik. ‘Ik weet vrij zeker dat die moeilijk te vervalsen zijn. Laten we eens kijken wie je werkelijk bent.’

Ik sloeg het paspoort open. Mijn blik gleed naar de naam, maar bleef steken bij de foto. Ik staarde er even naar. Toen keek ik naar de jongen, die op de grond lag. Naar zijn ontblote arm. Corey had gezegd dat hij gebruind leek in zijn visioen. Dat was niet zo. Hij was indiaans.

Ik bekeek de foto in het paspoort nog eens aandachtig. Zijn ogen waren lichtbruin, net als zijn haar, maar toch zag hij er indiaans uit. Terwijl ik naar de foto staarde, had ik durven zweren dat ik het gezicht herkende, maar dat was niet zo. De naam zei me ook niets.

‘Ashton Gray,’ zei ik.

Geen reactie. Ik keek naar de geboortedatum. Die was een paar maanden eerder dan de mijne. Wat deed een zestienjarige knul boven in een boom in Stanley Park met valse creditcards en een Amerikaans paspoort?

Hij zag eruit als een zwerver. De zolen van zijn sportschoenen waren bijna doorgesleten, zijn spijkerbroek was gerafeld en zijn zwarte T-shirt was zo vaak gewassen dat het vaalgrijs was geworden. Maar zijn nagels waren kort en zijn haar, hoewel slecht geknipt, was schoon.

Ik keek om me heen. ‘Waar zijn de anderen?’

‘Welke anderen?’ Zijn eerste echte reactie. Hij keek me echter niet aan.

‘Iemand heeft contact met ons opgenomen en deze afspraak geregeld, via een e-mailadres dat we maar aan één persoon hebben gegeven. En dat was jij niet.’

‘Ik weet niet waar je het over hebt.’

Daniel ging van de jongen af, maar bleef klaarstaan om weer op hem te duiken als hij zou proberen ervandoor te gaan. ‘Sta op.’

‘Nou, omdat je het zo vriendelijk vraagt…’

De jongen – Ashton – draaide zich om en ging rechtop zitten. Langzaam, alsof hij heus niet deed wat hem was opgedragen, stond hij op. Zijn haar reikte tot op zijn kraag, zowel aan de zijkant als in zijn nek, en hing voor zijn ogen. Pas toen hij stond, nam hij de moeite om het uit zijn gezicht te strijken. Hij keek Daniel uitdagend aan. Hij had er de pest in dat hij zo makkelijk tegen de grond was gewerkt.

‘Zo goed?’ vroeg hij.

Daniel keek naar hem. In feite staarde hij. Vervolgens keek hij naar mij, en weer terug naar de jongen. Toen vloekte hij binnensmonds.

Ik staarde ook naar Ashton Gray en had weer dat vage gevoel van ‘ik ken jou’. Iets in zijn gezicht. Iets bekends.

‘Maya?’ zei Daniel.

Ashton kromp ineen toen Daniel mijn naam zei.

‘Ja?’

‘Rafe had toch net zo’n moedervlek als jij? Waar zat die?’

‘Op zijn…’ Mijn stem stierf weg. Dacht Daniel dat deze jongen een skinwalker was? Waarom? Omdat hij op zoek was naar ons en toevallig indiaans was? Nee, Daniel trok nooit zulke overhaaste conclusies.

‘Achter op zijn schouder,’ zei ik. ‘Een pootafdruk, net zoals die op mijn heup.’

‘Draai je om,’ zei Daniel tegen Ashton.

De mond van de jongen vertrok en het leek alsof hij een snauw wilde geven, maar toen Daniel hem weer toebeet: ‘Draai je om’, gehoorzaamde hij. Hij was maar iets langer dan mijn een meter achtenzestig, en dus kleiner dan de andere jongens. En slanker – tenger en pezig.

Daniel schoof de schouder van zijn T-shirt omlaag.

De moedervlek in de vorm van een pootafdruk zat er.

‘Welke geboortedatum staat er in zijn paspoort, Maya?’

‘Geboortedatum? Eh…’ Ik keek nog een keer. ‘5 augustus.’

‘Dat klopt niet. Het is oktober, hè?’ zei Daniel, die om Ashton heen liep om hem aan te kijken. ‘Begin oktober. Ik weet de exacte datum niet, omdat die van Maya ook niet precies klopt, maar de artsen konden vrij nauwkeurig bepalen hoe oud ze was toen ze werd gevonden, dus ze konden er nooit twee maanden naast zitten.’

Ik probeerde te volgen wat hij zei. Wat had dat te maken met…

Ik staarde naar Ashton. Nee. Onmogelijk.

‘Ben je begin oktober jarig?’ vroeg Daniel.

‘Ja.’

‘En je bent net zestien geworden?’

‘Ja.’

‘En je weet waarom ik dit vraag?’

Een korte stilte. Zijn blik gleed in mijn richting, maar toen staarde hij koppig het bos in. ‘Ja.’

‘Krijg nou wat,’ mompelde Corey. ‘Jij bent Maya’s broer.’