30

Ik geloof niet dat er slaappillen in mijn warme chocolademelk zaten. Die had ik niet nodig, gezien de heftige gebeurtenissen van de afgelopen nacht plus het feit dat ik de hele dag had geweigerd een dutje te doen, in de overtuiging dat Antones ‘gelegenheid’ zich elk moment kon voordoen. Ik bleef op tot bijna middernacht en viel toen in slaap, met Kenjii weer opgerold naast me op bed.

Toen ik Kenjii hoorde grommen en mijn ogen opendeed, zag ik mijn deur opengaan. Ik sprong uit bed en nam een gevechtshouding aan. Kenjii sprong ook op de grond en ging voor me staan.

Twee gewapende bewakers bleven abrupt staan.

‘Hou die hond in bedwang,’ zei een van hen. Hij zwaaide met zijn geweer om duidelijk te maken wat er zou gebeuren als ik het niet deed.

‘Waarom laten ze haar die straathond houden?’ mompelde de een. ‘Alsof we nog niet genoeg te doen hebben.’

‘Calvin staat erop,’ zei de ander, en hij wierp zijn maat een veelbetekenende blik toe. Toen wendde hij zich tot mij. ‘Pak je schoenen, je trui en wat je nog meer nodig hebt. Je hebt vijf seconden.’

‘Wat ik waarvoor nodig heb?’ vroeg ik, nog half slaperig.

‘Pak het of laat het achter. Vier seconden.’

Antone. Zijn gelegenheid. Dit was het moment.

Ik was volledig aangekleed gaan slapen, voor het geval dat. Dus had ik alleen schoenen, een trui en mijn geheime voorraadje geld nodig. Ze hadden het geld niet gevonden toen ze me hierheen brachten – of het kon ze niet schelen – dus stak ik het in mijn zak en volgde de twee bewakers de gang op.

Toen ik mijn kamer uit stapte, bereikte het lawaai me. Het kwam overal vandaan – geschreeuw, geblafte bevelen en rennende voetstappen. De bewakers probeerden me naar de trap te loodsen, maar ik hoorde een stem achter me en draaide me om. Rafe rukte zich los van zijn bewakers en kwam op ons af rennen.

Het hele huis was in rep en roer. Alle slaapkamerdeuren stonden open, alsof we allemaal naar buiten werden gebracht.

‘Wat is er aan de hand?’ fluisterde ik tegen Rafe.

‘Evacuatie,’ zei hij. ‘Geen idee waarom.’

Dit moest Antones gelegenheid zijn. Niet alleen om mij naar buiten te krijgen, maar ook de anderen. Logisch natuurlijk. Meer onderhandelingsmateriaal.

Terwijl we naar beneden werden geloodst, zocht ik naar Antone, al ving ik maar een glimp van hem op, zodat hij me, al was het maar met een blik, duidelijk kon maken dat dit zijn plan was. Maar hij was er niet, en Moreno evenmin. Had hij dit in werking gezet en toen een excuus verzonnen om ergens anders te zijn, zodat hij de schuld niet kon krijgen? Of had dit niets met hem te maken?

‘Luister,’ fluisterde Rafe.

Ik hoorde flarden van gesprekken in andere kamers. Gesprekken over wat er aan de hand was. Het meeste sloeg nergens op. Toen hoorde ik Nasts stem achter een gesloten deur en concentreerde me daarop.

‘… dacht dat we er mensen op hadden gezet om dit nu juist te voorkomen,’ zei hij. ‘Als wij achter het bestaan van de projecten kunnen komen, kunnen de Cortezes het ook. En als dat gebeurt, gaan zij zich er ook mee bemoeien en dat is een probleem waar we niet op zitten te wachten. Iemand had ervoor moeten zorgen dat dit niet zou gebeuren. Dus waarom gebeurt het?’

‘We weten niet zeker of het de Cortezes zijn, meneer,’ zei een mannenstem. ‘Dat is alleen de informatie die we hebben gekregen.’

‘Dus we betalen voor onbetrouwbare informatiebronnen?’

‘Nee, meneer. Ik bedoelde alleen maar dat het een gerucht was. Misschien zijn het de Cortezes niet. Misschien is het wel helemaal niemand. Josef Nast heeft voor de zekerheid het bevel gegeven om te evacueren.’

‘Omdat hij geen vertrouwen heeft in mijn beoordelingsvermogen. Wie is er verdomme naar Josef toe gestapt zonder mij eerst te informeren?’ Een stilte. ‘Iemand heeft zijn vader ingelicht, nietwaar? Ik zweer je, als iemand zo ver is gegaan om Thomas hierover te…’

De stemmen stierven weg toen de bewakers ons opdracht gaven om door te lopen. Dus iemand had de Nasts verteld dat een rivaliserende Cabal van plan was het huis binnen te vallen. Had Antone dat gerucht de wereld in geholpen? En zo ja, wat hadden wij daar dan aan?

We werden snel de voordeur uit geloodst. Zowel Rafe als ik zocht naar een ontsnappingsroute, maar de tuin stond vol gewapende bewakers. Verwachtte Antone dat ik de benen zou nemen? Geen schijn van kans. Onder aan de buitentrap stond een busje te wachten. Gedurende de tien seconden die nodig waren om in het busje te stappen, werden we geflankeerd door bewakers.

Toen ik Kenjii naar binnen wilde laten, hield de bewaker me tegen. ‘De chauffeur is allergisch. Je hond moet met de volgende auto mee.’

‘Kunnen de chauffeurs niet van auto wisselen?’ vroeg Rafe. ‘Kenjii moet bij Maya blijven. Misschien kan zij –’

‘Ik heb opdracht gekregen om het meisje in dit busje mee te nemen. De hond gaat met de anderen mee.’

Wie had hem die opdracht gegeven? Antone? Om een onderpand te hebben om zich van mijn terugkeer te verzekeren? Of omdat vluchten lastiger zou zijn met een hond op sleeptouw? Hoeveel ik ook van Kenjii hield, ze zou een probleem vormen in de stad. Ik fluisterde tegen haar dat ze met de bewaker mee moest gaan, en gaf hem toen de riem in handen om haar mee te nemen naar een tweede busje, dat achter dat van ons stond.

Terwijl we naar binnen klommen, kwamen de anderen door de voordeur naar buiten. Nicole liep voorop. Haar handen waren op haar rug vastgebonden en ze was geblinddoekt. Ze hield haar hoofd geheven, en zelfs door het getinte glas kon ik de blauwe plekken in haar hals duidelijk zien.

Rafe pakte mijn hand toen ze de trap af kwam. Zijn greep verslapte iets toen ze haar naar het tweede busje brachten. De volgende was Sam. Ze werd naar hetzelfde busje geleid. Annie en Hayley kwamen samen naar buiten. Annie leek gedesoriënteerd en knipperde met haar ogen alsof ze had liggen slapen. Hayley praatte tegen haar en ze knikte. Toen brachten ze Hayley naar het achterste busje en Annie naar het onze.

‘Hé,’ zei Rafe toen ze zich vooroverboog om een blik naar binnen te werpen. ‘Gaat het goed met je?’

Ze knikte. ‘Noodmedicatie. Ik ben nog een beetje dizzy.’ Ze keek van mij naar Rafe en wendde zich toen tot de bewaker. ‘Mag ik misschien met Hayley ruilen? Ik weet dat ze weinig tijd met Maya heeft kunnen doorbrengen. Dat is gezelliger voor ze.’

Rafe lachte snuivend, maar voordat hij iets kon zeggen, zei Annie: ‘Ik denk niet dat ik in dit busje thuishoor.’

Ze praatte langzaam en keek mij strak aan. Wist ze iets? Of raadde ze alleen maar dat we probeerden te ontsnappen?

‘Ik zit liever in het andere busje,’ zei ze. ‘Daar zit de dokter om me in de gaten te houden.’

De bewaker wilde iets zeggen, maar plotseling ontstond er commotie bij het andere busje.

‘Ik ga niet met een moordenaar in de auto zitten.’ Hayleys stem dreef naar ons toe. ‘Moet ze niet in een aparte auto? Met extra dikke wanden?’

‘We wisselen wel,’ zei de bewaker snel. ‘Kom mee.’

Annie stak haar hoofd in de auto voordat ze meeliep. ‘Tot snel,’ zei ze tegen Rafe. En toen tegen mij: ‘Zorg goed voor hem.’

‘Dat zal ik doen.’

Uiteindelijk zat er bij ons in de auto ook een arts. Dokter Wiley stapte in het tweede busje en dokter Inglis kwam bij ons zitten. Op de chauffeur na was zij onze enige bewaker. Nou ja, de enige in de auto dan. Een andere auto kwam voor ons staan, en ik was ervan overtuigd dat die vol zat met bewapende mannen. Het tweede busje reed tot vlak achter ons, gevolgd door nog een auto vol mannen.

Ook Rafe nam de situatie in ogenschouw en hij leek er niet blij mee. Hayley krulde zich op op haar stoel, trok haar benen onder zich en deed haar ogen dicht. Lekker dan. Van haar hoefden we dus helemaal niets te verwachten. Ik probeerde haar wakker te porren, maar ze bromde alleen slaperig en duwde me weg.

Rafe rolde met zijn ogen en gebaarde toen discreet naar de auto’s voor en achter ons. Zelfs als Hayley wakker was – of een of andere verdedigende superkracht had – zag het ernaar uit dat we geen kans zouden krijgen om te ontsnappen. Was dit echt Antones grote gelegenheid? Zo ja, dan had hij een veel te hoge dunk van mijn vindingrijkheid.

‘Zijn de Cortezes ook een Cabal?’ vroeg ik aan dokter Inglis.

‘Ja, ze zijn een van de vier Noord-Amerikaanse Cabals. Je hebt de St. Clouds en de Nasts, en dan nog de Cortezes en de Boyds. De Boyds zijn de kleinste.’

‘Maar de Nasts zijn de grootste, toch? Waarom dan deze noodevacuatie?’

‘Hoewel de Nasts een grotere organisatie zijn, worden de Cortezes beschouwd als…’ Ze wierp een blik op de chauffeur en schraapte haar keel. ‘Sommige mensen beschouwen hen als de Cabal met de meeste macht. Ik ben het daar niet mee eens, maar gezien hun omvang en machtsinvloed kunnen ze toch een serieuze bedreiging vormen.’

‘En iemand heeft de Nasts getipt dat de Cortezes van plan zijn om… wat precies? Een aanval te plegen? Een massaontvoering?’

‘We weten niet precies wat ze van plan zijn, maar het leek verstandig om jullie daar tijdelijk weg te halen. Hoewel ik zeker weet dat we de Cortezes wel aankunnen, willen we absoluut niet dat jullie kinderen in een bovennatuurlijk kruisvuur terechtkomen.’

‘Die aanval wordt dus vanavond verwacht?’ zei ik.

‘O, nee. We weten alleen dat de Cortezes achter het bestaan van het project en de locatie van het huis zijn gekomen. Ze hebben minstens een dag nodig om in actie te komen. Hun basis bevindt zich in Miami.’

‘Maar ze hebben een kantoor in Seattle,’ mompelde de chauffeur.

Dokter Inglis keek hem scherp aan. ‘Is dat zo? Nou, dan is het vast alleen maar een bijkantoor, niet uitgerust voor zo’n grote operatie, en niemand van het personeel zal bevoegd zijn om een inval te leiden.’

‘Lucas Cortez woont in Portland.’ De chauffeur wierp een veelbetekenende blik in de richting van dokter Inglis. ‘Hij is Benicio’s erfgenaam.’

Ze zwaaide afwijzend met haar hand. ‘Iedereen weet dat dat maar uiterlijk vertoon is. Benicio zou de Cabal nooit aan Lucas overdragen. Niet zolang die zich bezighoudt met’ – nog een afwijzend gebaar – ‘kruistochten tegen de Cabals.’

‘Misschien zit Lucas hier dan wel achter,’ zei de chauffeur. ‘Misschien is hij hierachter gekomen en heeft hij besloten de kinderen te redden.’ Er lag een scherpe, sarcastische ondertoon in zijn stem.

‘Daar heeft hij de middelen niet voor. Idealisme is leuk en aardig, maar je koopt er geen vakbekwaam personeel en apparatuur voor.’ Ze wierp een blik uit het raampje, en in de weerspiegeling zag ik een gespannen trek op haar gezicht. ‘Nee, ik weet zeker dat hij hier niet toe in staat is.’

Rafe keek me aan en trok zijn wenkbrauwen op. Hij vormde geluidloos het woord ‘misschien’. Ik knikte en sloeg de informatie in mijn hoofd op.

Ik keek uit mijn raampje. We waren bijna onder aan de berg aangekomen en reden door een dichtbevolkte buurt. Veel huizen, de meeste donker, en een bijna verlaten weg.

‘Waar worden we –’ begon ik.

Ik werd onderbroken door het oproepsignaal van de radio. De chauffeur drukte op de knop. ‘We worden gevolgd,’ zei de vrouw aan de andere kant van de lijn. ‘Misschien is het niets. Ik stuur een van de auto’s erheen, maar jij moet het protocol volgen.’

De chauffeur zei dat hij dat zou doen. Hij had de verbinding nog maar net verbroken toen de auto vóór ons plotseling en zonder richting aan te geven met licht gierende banden links afsloeg. Wij volgden hem. Het busje achter ons niet.

‘Splitsen we ons op?’ vroeg Rafe.

Dokter Inglis noch de chauffeur gaf antwoord. Hij hield twee handen aan het stuur en zijn blik op de weg gericht. Zij keek uit het zijraampje. Na een minuutje zei ze: ‘Daar. Op de weg daarachter. Een SUV met gedoofde koplampen die parallel met ons blijft rijden. Ik heb hem al drie keer gezien toen we een zijstraat passeerden.’

Toen we de volgende kruising overstaken, keek de chauffeur de zijstraat in. Ik deed hetzelfde. Daar was hij – een donkere SUV zonder verlichting, een blok verderop.

Hij meldde het via de radio. Opnieuw werd hem alleen maar verteld dat hij het protocol moest volgen. Deze keer betekende dat dat hij op de rem trapte en een scherpe bocht naar links maakte. De bewakingsauto vóór ons reed rechtdoor. Onze chauffeur schakelde de koplampen uit. Bij de volgende hoek sloeg hij weer af. Hetzelfde bij de volgende.

Door de radio klonken stemmen. Gesprekken tussen de chauffeurs. Het tweede busje had niet gemerkt dat er iets mis was en was met zijn escorte doorgereden. Ons escorte was achter de SUV aan gegaan, die weg was gescheurd zodra ze de auto zagen. Ze achtervolgden hem nu. Ons werd geadviseerd door te rijden, en de stem aan de andere kant van de radio gaf ons aanwijzingen die ons door elke straat in de buurt leken te voeren.

Uiteindelijk kwamen we uit op een smalle weg in een nieuwbouwproject. De huizen waren nog niet klaar en onbewoond, en het zag ernaar uit dat ze zich al geruime tijd in die staat bevonden en dat dat nog wel een tijdje zo zou blijven – een gevolg van de economische crisis. Ze zagen er spookachtig uit in de duisternis – half afgebouwde geraamtes die scherp afstaken tegen de –

Ik zag de pick-up pas op het laatste moment. Ik weet niet of hij achter een huis vandaan kwam of uit een garage. Het ene moment waren we nog alleen op die verlaten weg, het volgende moment hoorde ik een motor brullen, maar ik zag alleen maar inktzwarte duisternis. Toen leek hij uit het niets op te doemen – een grote zwarte pick-up, met gedoofde lichten, die recht op ons afkwam.

Onze chauffeur gooide zijn stuur om. De chauffeur van de pick-up deed hetzelfde en we raakten hun zijkant frontaal met een klap waardoor ik zo hard tegen mijn veiligheidsgordel werd gesmeten dat de lucht uit mijn longen werd geperst. De voorste airbags kwamen naar buiten. Dat is alles wat ik me van dat moment vlak na de botsing herinner: die grote witte zakken die zichzelf opbliezen.

De chauffeur klauwde naar zijn airbag. Hayley dook vanaf de achterbank naar voren, greep zijn veiligheidsgordel vast en rukte er zo hard aan dat hij geen kant meer op kon, terwijl ze haar voet in het gat tussen de stoelen wurmde om te voorkomen dat hij zijn gordel zou losklikken.

Terwijl hij worstelde om los te komen, draaide ze zich naar mij toe. ‘Doe iets! Allemachtig, wat kunnen jullie toch nutteloos zijn.’

Rafe gooide het portier open. Hij keek naar buiten, maar de pick-up was verdwenen. Hij sprong uit het busje en rukte aan het portier van de chauffeur, maar dat leek klem te zitten. Ik wurmde me in de ruimte tussen de stoelen. Het verdovingspistool van de chauffeur, dat naast hem had gelegen, lag nu op de grond bij zijn voeten.

Ik wierp een blik op dokter Inglis. Ze zat voorovergebogen tegen de airbag, die aan het leeglopen was. Ik kroop naar het pistool toe, trok het naar me toe en wist er een pijltje uit te wurmen. Terwijl Rafe om het busje heen rende om het portier aan de passagierskant te openen, stootte ik het pijltje in het been van de chauffeur, en voor de zekerheid nog een tweede. De chauffeur hield op met spartelen. Rafe trok dokter Inglis’ portier open.

‘Ze is helemaal van de wereld,’ zei Rafe. Hij drukte zijn vingers tegen dokter Inglis’ nek. ‘Of… erger. Ik kan het niet –’

‘Daar kunnen we ons nu niet druk om maken,’ zei ik. ‘We hebben maar een paar minuten voordat ze iemand sturen. Tijd om te vertrekken.’