7

 

 

Een nieuw leven

 

 

Een reis van duizend mijlen begint met een enkele stap.

CHINEES SPREEKWOORD

 

 

We wilden uitkijken naar een stuk land dat we konden kopen om ons er te vestigen. Paolo dacht aan een ranch waar hij vee wilde fokken, maar er moesten vooral veel wilde dieren in de omgeving zijn. We wisten dat het niet gemakkelijk zou zijn, maar we waren vastbesloten om het te proberen. Een ding beseften we allebei goed: we kwamen hier niet om fortuin te maken. We kozen voor een manier van leven.

De kinderen waren opgewonden bij het idee naar een ander, geheimzinnig land te verhuizen waar de zomer het hele jaar duurde. Emanuele werd op slag verliefd op Kenia, met een passie die blijvend zou zijn. Hier werden zijn dromen werkelijkheid, hier leefden de dieren die hij alleen uit boeken kende; zijn leven in Kenia was vanaf het allereerste ogenblik een glorieus en vreugdevol avontuur.

In het begin was Paolo’s schoonzuster ons belangrijkste contact. Aangetrokken door Paolo’s enthousiasme was zijn oudere broer een paar jaar eerder naar Kenia gekomen en had een welvarende koffieplantage bij Thika gekocht. Dat was nog in het tijdperk van de jacht op groot wild - voor deze sport door stelselmatig stropen en milieuvernietiging een anachronisme was geworden en uiteindelijk werd verboden - het tijdperk van de beroemde blanke jagers, van de grote kampsafari’s in de stijl die Hemingway geestdriftig beschreef.

In Voi, een jachtgebied bij de kust, schoot Paolo’s broer op een avond een olifant en doodde hem. In plaats van weg te rennen kwamen de andere olifanten op hem af. De volgende ochtend werd hij gevonden in een grote plas bloed, met de dode olifant naast zich. Een slagtand had zijn lies doorboord en hij was doodgebloed. Zijn kleine zoontje, dat bij de grootouders in Italië logeerde, stierf drie maanden later in zijn slaap; de oorzaak werd nooit ontdekt. Zijn weduwe besloot in Kenia te blijven en trouwde uiteindelijk met een veel oudere man. Zij waren degenen die in onze begintijd in Nairobi voor ons zorgden.

We waren aangekomen in juli, een van de koelste maanden van het jaar in de hooglanden van Kenia. We logeerden eerst in een rustig hotel in Nairobi, waar de kamers toegang gaven tot een grote, verwilderde tuin met uitzicht op een rivier. Op de eerste ochtend stormde Emanuele, die bij zonsopgang was opgestaan en op verkenning gegaan, rood van opwinding mijn kamer binnen, een ongewone gebeurtenis want meestal was hij heel kalm.

‘Pep,’ zei hij buiten adem, zijn favoriete bijnaam voor mij gebruikend, ‘Pep, ik heb een slang gezien. Het was vast een Naja nigricollis. Ik moet het nakijken in mijn boek.’

Het boek bevestigde zijn gelijk: de slang was een cobra.

Vele jaren, vele gebeurtenissen later, tijdens de langste nacht van mijn leven, toen de meest onverwachte en vergeten details in mijn gekwelde geest terugkwamen als aanwijzingen voor de oplossing van het absurde raadsel, herinnerde ik me dit voorval weer: het eerste dier dat Emanuele in Afrika had gezien, was een slang geweest.

Omdat het een tijd kon duren voor we vonden wat we zochten en we niet eeuwig in een hotel konden blijven, besloten we een huis in Nairobi te kopen. We vonden een prettig huis van grijze natuursteen, twee verdiepingen hoog, met een tuin van ruim een hectare vol inheemse bomen, in een wijk die Gigiri heette, dicht bij Muthaiga, waar veel vrienden van ons woonden en bij de school waar de kinderen heen zouden gaan om Engels te leren.

Voor mijn eigen Engels besloot ik boeken te lezen die in die taal waren geschreven. Ik lees het liefst biografieën, geschiedenis, de klassieken, poëzie, filosofie of godsdienst, maar ik duik zeker niet hals over kop in deze onderwerpen in een vreemde taal, dus ik koos iets dat ik zelden lees: romans. Met een woordenboek op schoot nam ik eindeloze romans door, geschreven in onberispelijk Engels. Ik las over stumpers van gouvernantes, jongste dochters van een dominee of onderwijzer, meestal berooid en verweesd, die les gingen geven aan stumpers van verwende en/of ongelukkige adellijke vlegels in statige gotische landhuizen in Cornwall, en die onvermijdelijk verliefd werden op de verweduwde, verontrustend knappe en sinistere heer des huizes. De intriges waren altijd hetzelfde, en na de laatste spannende bladzijden liepen ze - voorspelbaar - gelukkig af. Paolo, die vlekkeloos Engels sprak, vond het grappig en plaagde me vaak met de keuze van mijn leerboeken, maar onderzoekend als altijd raakte hij geïnteresseerd in de lijvige verhalen en tenslotte moest ik hem de meeste navertellen. Ik deed veel ouderwetse woorden op, zoals ‘chaperonne’, ‘onderrokken’, ‘bevallig’, ‘bloodaard’ en ‘bombazijn’, maar uiteindelijk wist ik een fatsoenlijke woordenschat te verwerven. Ik kon nu lezen wat me interesseerde en begreep meestal wat mensen zeiden. Toen ik genoot van woordspelletjes en grapjes kon maken zoals ik in het Italiaans deed, wist ik dat ik mijn strijd met het Engels had gewonnen.

Het Swahili was minder moeilijk. Net als het Italiaans wordt het Swahili fonetisch geschreven. Ik had geen uitspraakproblemen en met een behoorlijk geheugen vond ik het gemakkelijk te leren. Wij hadden besloten ons in Kenia te vestigen en het was voor mij ondenkbaar dat ik mij niet minstens de belangrijkste taal van mijn nieuwe vaderland eigen zou maken. Ik begroette die zoals ik het nieuwe land had begroet: met nieuwsgierigheid, belangstelling en liefde.