Negenendertig

Het is inmiddels algemeen bekend dat William S. Schoonmaker een gooi wil doen naar het burgemeesterschap, maar tot nu toe heeft hij zijn campagne voornamelijk gebaseerd op het onfortuinlijke verlies van de verloofde van zijn enige zoon. De jongeman wordt de laatste tijd echter weer volop in het gezelschap van jongedames gesignaleerd, wat de geruchten over een eventuele nieuwe verbintenis aanwakkert. Het is dan ook nog maar de vraag of hij zijn aanzoek zal herhalen als zijn eerste verloofde nog blijkt te leven, wat steeds vaker wordt gesuggereerd nu haar verlovingsring is opgedoken. De toekomstige burgemeester zou in ieder geval een fikse beloning uit kunnen loven voor het opsporen van haar vermeende ontvoerders…

– VAN DE VOORPAGINA VAN DE NEW-YORK NEWS OF THE WORLD GAZETTE,
26 DECEMBER 1899

‘IK WIL GRAAG ÉÉN DOZIJN WITTE ROZEN, ÉÉN DOZIJN witte fresia’s, wat gipskruid…’ Diana stopte en fronste bedenkelijk. Ze had geen lijstje gemaakt en nu wist ze niet meer precies wat haar zus haar had gevraagd te bestellen.

Gisteren, na haar korte ontmoeting met Henry, was ze naar boven gerend om even alleen te zijn in haar kamer. Toen had ze Elizabeth en Will in een innige omhelzing zien staan en had ze hun goede nieuws gehoord. Ze werd zo meegesleept door alle liefdesverwikkelingen – tussen haar en Henry en tussen Liz en Will – dat ze zelf had aangeboden om naar de bloemist te gaan toen haar zus haar had verteld wat er allemaal nog moest gebeuren. Dat was tenslotte veel beter dan thuis te blijven en ‘aardig’ te moeten doen tegen Snowden. Hier kon ze naar hartenlust fantaseren over de bloemen die zij op een dag zou uitkiezen voor haar en Henry.

Hij was niet naar haar toegekomen gisteravond, maar zelfs hun korte ontmoeting op de veranda was genoeg om haar gedachten op hol te doen slaan en haar compleet uit haar concentratie te halen. Landry, de bloemist, glimlachte naar haar vanachter de marmeren toonbank in zijn winkel aan Broadway. Zoals hij haar al had verteld, was het altijd erg rustig in de bloemisterij op deze dag van het jaar. ‘O! En lelietjes-van-dalen! Hebt u die ook…?’

‘Klinkt als een bruiloft.’

Diana keek op en wierp een blik in de spiegel achter de kassa. De winkel was betegeld met witte porseleinen tegeltjes en hing vol met spiegels. Ze keek recht in de vragende ogen van de roddeljournalist en hield zijn blik een paar seconden lang vast. Toen draaide ze zich om, zodat meneer Landry haar speelse glimlach niet zou kunnen zien. ‘Meneer Barnard, achtervolgt u mij soms?’

‘Helemaal niet,’ antwoordde hij op een toon die niets verried.

‘Welnu, dit zijn anders ook geen bloemen voor een bruiloft,’ antwoordde ze snedig. ‘Wij vieren altijd een witte kerst bij ons thuis. Dat mag u best opschrijven als u wilt.’

Toen draaide ze zich weer om naar meneer Landry en vroeg ze of ze haar bestelling dinsdagochtend kon komen ophalen.

‘Kwam u niet hier om bloemen te kopen, meneer Barnard?’ vroeg ze toen hij met haar meeliep naar buiten.

‘Ik heb mijn dagelijkse portie uiterlijke schoonheid inmiddels al gekregen uit andere bron,’ antwoordde hij, terwijl hij de deur voor haar openhield.

Buiten scheen de zon, maar dit kon de ijzig koude wind niet verzachten. Dode bladeren wervelden door de lucht en dwarrelden op de stoep terwijl Diana haar camelkleurige jas dichter om zich heen trok. ‘Dat is een behoorlijke portie vleierij. Als u zo doorgaat, ga ik me nog afvragen of u er niet een bepaalde bedoeling mee hebt.’

‘Zelfs als dat zo zou zijn, dan hoop ik niet dat u denkt dat ik lieg over uw schoonheid.’

‘Tja, dat kan ik niet zeggen.’ Diana boog haar hoofd, zodat de rand van haar hoed een schaduw wierp over haar gezicht. ‘Sommige dingen kunnen beter geheim blijven en ik denk dat ik mijn mening over u en uw complimenten voorlopig even voor mezelf hou.’

‘Dan hoop ik dat in de toekomst nog eens van u te horen. Maar ik heb uiteraard wel een bepaalde bedoeling.’ Hij duwde zijn hoed weer op zijn hoofd en trok een van zijn donkere wenkbrauwen op.

‘Ik wist het wel!’ Ze liepen over Broadway, en hoewel de wind bijtend koud was, voelde Diana een vreemd soort opwinding om weer in het gezelschap van de roddeljournalist te verkeren. Misschien omdat ze wist dat ze grotere geheimen had dan hij zich ooit kon voorstellen, geheimen die ze nooit aan hem kon verklappen. Hij liep aan haar linker zijde, zodat hij haar aan het oog onttrok van de mensen die voorbijliepen op straat. Hij keek haar aan alsof zijn oog was gevallen op een of ander aantrekkelijk detail van haar uiterlijk dat ze zelf nooit had opgemerkt. Of zou het te maken hebben met het feit dat ze zo straalde bij de gedachte aan Henry? Ze dacht immers voortdurend aan hem. ‘Nou, zegt u het maar.’

‘Het publiek snakt naar nieuws over u, juffrouw Diana,’ ging hij verder op een toon die niet bepaald serieus kon worden genomen. ‘Kunt u ons geen tipje van de sluier oplichten? Iets over een bruiloft wellicht? Of over die Snowden Cairns?’

‘Hij is geen minnaar van me, als u zich dat soms afvraagt,’ antwoordde Diana vlug, toen ze zich herinnerde op wat voor ellende het vorige verslag van haar mogelijke verbintenissen was uitgelopen.

‘Nee? Hmm… en jullie kerstdiner?’

‘O,’ antwoordde Diana opgewekt. Ze liepen nu in een flink tempo verder door de straat. ‘We kregen kalkoen met cranberry’s geserveerd, en aspergepunten op toast en sla uit de kas, en als toetje hadden we plumpudding!’

‘Zit me niet zo te plagen, Diana. Ik wilde weten of er nog speciale gasten waren. Misschien iemand met een E. als voorletter?’

Diana glimlachte ontwijkend. Verbaasd merkte ze op dat ze ergens best wel antwoord had willen geven, maar ze wist niet zeker hoe dit nu kwam: doordat ze alles recht wilde zetten, doordat ze graag over zichzelf vertelde, of doordat ze het leuk vond om te beïnvloeden wat er in de krant stond. ‘Ik heb werkelijk geen idee waar u het over heeft,’ was haar uiteindelijke antwoord.

Hij zuchtte. Ze had hem nog nooit zo teleurgesteld gezien, en haar verlangen om hem meer te vertellen werd alleen maar groter. Maar hij wendde zijn blik van haar af en probeerde een sigaret aan te steken terwijl ze tegen de wind in liepen.

‘Is er niets anders waar u over kunt schrijven?’ Diana toverde een meelevende uitdrukking op haar gezicht.

‘Jawel,’ zei hij terwijl hij haar even aankeek. De sigaret was blijkbaar aan en hij blies een wolkje rook uit. ‘Maar ik heb geen zin om daar achteraan te gaan.’

‘En waarom dan niet?’ Het ritme van Diana’s hartslag was afgeremd tot een regelmatig geklop. Was het mogelijk dat Davis Barnard jaloers was om haar? Omdat hij had gehoord dat Henry verliefd was op haar en dat er wellicht een bruiloft op komst was? Diana moest toegeven dat het een beetje vergezocht was om te denken dat hij zulk nieuws eerder had gehoord dan zij. Maar aan de andere kant, hij bleef haar maar ondervragen over een bruiloft, en bovendien zou het ook kunnen verklaren waarom Henry bij haar uit de buurt was gebleven op kerstavond…

‘Omdat het allemaal niet zulk goed nieuws is voor de Hollands, en zoals u weet zou ik nooit iets willen schrijven wat uw familie wellicht zou schaden.’ Ze waren aangekomen op East Twentieth Street en Diana keek opzij om te zien of zijn gezicht soms verraadde wat hij precies bedoelde. Ze moest hier afslaan, ze was bijna thuis. ‘Het eerste verhaal gaat over Elizabeth. Daarom vroeg ik naar haar. Het blijkt dat haar verlovingsring is opgedoken in een lommerd ergens in het westen en nu vraagt iedereen zich af of ze soms nog in leven is.’

Diana’s hart ging flink tekeer en ze lachte hard, in de hoop dat hij niet zou merken dat ze helemaal bleek werd. ‘Dat zou ik dan toch zeker wel hebben geweten,’ antwoordde ze. Ze had geen idee of ze ook maar enigszins overtuigend klonk.

‘Het zou natuurlijk fantastisch zijn…’ zei Davis oprecht. ‘Hoewel de lommerd niet zo’n leuk detail is in het hele verhaal. De mensen vragen zich af wat voor afschuwelijke dingen ze allemaal moet hebben meegemaakt als ze nog leeft. Ik begrijp hoe verschrikkelijk het zou zijn om weer wat hoop te koesteren en dan vervolgens te horen dat ze toch echt dood is.’

‘Ja.’ De weinige mensen op straat hadden het allemaal te koud om te letten op wat er precies voorviel tussen deze jongedame uit een goede familie en een roddeljournalist van de krant. Opeens wenste Diana dat ze al thuis was. ‘Ik neem aan dat Tiffany’s wel meer ringen maakt.’

‘Ach ja, het zijn maar geruchten. Niemand weet het zeker. Hoewel er wel stemmen opgaan om de man die hem heeft verkocht op te sporen en te arresteren.’ Hij stopte even en bekeek Diana aandachtig. ‘Ik neem aan dat u dat allang heeft opgegeven.’

‘Ik vraag me af wat het andere verhaal is.’ Diana durfde het bijna niet te vragen, maar ze begon het nu echt koud te krijgen en ze werd met de minuut onrustiger. Ze was bang dat ze zeker iets zou verraden als hij door bleef praten over Elizabeth.

‘Ah! Nou, dat is ook zo slecht nog niet als je het van een bepaalde kant bekijkt, hoewel sommige mensen zouden zeggen dat Henry Schoonmakers verloving met Penelope Hayes op dit specifieke moment zou betekenen dat …’

‘Wat?’ riep Diana uit, niet langer in staat zich ingetogen te gedragen. Er waren vlekken voor haar ogen verschenen en ze zou bijna haar hand op de brede schouder van de journalist hebben gelegd om zichzelf in evenwicht te houden. Gramercy lag maar een paar blokken verderop, maar ze stond hier als aan de grond genageld, op deze asymmetrische straathoek met hoge gebouwen en luid verkeer.

‘Ja, ik vind het ook maar niets. Maar dat is het verhaal. Ik hoorde het van die Buck waar Penelope altijd mee omgaat. Hij is mijn neef, moet ik tot mijn schaamte bekennen, hoewel ik hem liever zie als een achterneef of iets dergelijks…’

‘Zal het officieel worden aangekondigd?’ Dus zo voelde verraad. Het was alsof je midden in de nacht werd achtergelaten in de woestijn, zonder water of warmte. Je kreeg er een droge mond van en al je wilskracht werd gebroken. Het tapte je tranen af en liet je leeg en hol achter. Het nieuws klonk ondenkbaar, tot ze zich herinnerde hoe Henry gisteren had gekeken, toen hij bij haar langs was gekomen en zij hem zo naïef had weggestuurd. Misschien was hij gisteren langsgekomen om het haar te vertellen, of misschien had hij samen met haar weg willen lopen. Maar dat maakte allemaal niet meer uit. Nu wist ze hoe laf hij eigenlijk was.

Davis haalde zijn schouders op. ‘Volgens mij houdt iedereen wel van wat aandacht. Waarschijnlijk publiceer ik het zelf wel… Het is een prima nieuwtje, als je de onsmakelijkheid even wegdenkt –’

Diana hoorde niet meer wat hij verder nog zei. Ze rende door Twentieth Street in een absurd hoog tempo en struikelde bijna over haar eigen voeten. De kou was nu zover door haar kleren heen gedrongen dat ze haar ledematen amper meer kon voelen. En haar hart kon ze al helemaal niet meer voelen. Het enige wat ze op dit moment hoopte, was dat het haar zou lukken om thuis te komen en haar zus te vinden voor ze in huilen zou uitbarsten.