Achtendertig
Dames van stand laten hun rancunes niet zo gemakkelijk los. Ik weet dat een aantal van hen al meer dan twintig jaar een wrok koestert jegens hun rivalen binnen de gemeenschap, maar ook jegens hun eigen zussen en kinderen. Dat is hun voorrecht, hoewel sommigen onder ons ontwaken op kerstochtend in de hoop dat het dit jaar een dag van verzoening zal blijken te zijn.
– MEVR. L.A.M. BRECKINRIDGE,
DE WETTEN IN WELOPGEVOEDE KRINGEN, 1894
DE STILTE LEEK WEL UREN TE DUREN, MAAR DAT WAS niet met zekerheid te zeggen. Elizabeth realiseerde zich dat haar moeder haar aanstaarde vanuit de gang. Voor de stilte werd doorbroken, was er echter nog meer dan genoeg tijd om te denken aan alle dingen die vroeger van haar werden verwacht. Langzaam draaide ze zich om naar de kleine invloedrijke dame. Ze had het gevoel dat ze er eenvoudiger uitzag dan ze er ooit uit had gezien. Elizabeth droeg dezelfde versleten jurk – ze had nog in haar kast gekeken voor iets anders, maar al haar oude kleren waren weg – en ze voelde zich haast naakt. Mevrouw Holland staarde haar met open mond aan en leek amper adem te halen. Elizabeth had nooit gedacht dat haar moeder nog in staat zou zijn om zo stevig en stabiel in de deuropening te blijven staan, gezien haar toestand gisteravond. Het leek of ze deze momenten van stilte benutte om haar dochter centimeter voor centimeter aandachtig te bekijken. Toen nam ze twee grote stappen naar het midden van de kamer en drukte ze Elizabeth tegen haar borst.
‘O godzijdank, godzijdank, godzijdank,’ herhaalde ze telkens weer.
Haar moeder had haar niet meer zo dicht tegen zich aangedrukt sinds Elizabeth nog een kind was. Maar het moment was snel voorbij. Mevrouw Holland hield haar dochter vast bij de elleboog terwijl ze naar achteren stapte. ‘Claire!’ riep ze. Haar stem klonk zo krachtig dat haar dochter zich wat minder zorgen begon te maken om haar gezondheid. ‘Claire, kom eens hier!’
Claire haastte zich naar binnen, met rode wangen van de inspanning. Ze legde haar hand op het voorpand van haar eenvoudige zwarte katoenen jurk met wijde boothals en keek de kamer rond. Elizabeth probeerde haar geruststellend toe te lachen en nadat Claire haar een paar seconden had aangekeken, zag ze dat het puntje van haar neus rood kleurde en haar ogen waterig werden.
‘Claire,’ zei mevrouw Holland scherp. Haar ene hand lag nog steeds op haar dochters elleboog, haar andere liet ze liefdevol op Elizabeths achterhoofd rusten. ‘Doe de gordijnen dicht. Zoals je ziet, is Juffrouw Holland bij ons teruggekeerd. Je krijgt later nog wel de kans om met haar te praten. Meneer Cairns, vergeeft u me, u zult ons vast een hele rare familie vinden. Ik hoop dat u wilt blijven voor het kerstdiner. Diana …’
Iedereen keek naar Diana, die haar armen rond haar middel had geslagen en een zeer ongemakkelijke indruk maakte. Het leek of ze zich moest inhouden om niet weg te lopen en zich te verstoppen.
‘Ja?’ Zelfs nu het nog vroeg in de ochtend was en ze hier stond met ongekamd haar en een onopgemaakt gezicht, straalde ze een nieuw soort lieflijkheid uit en leek ze volwassener, zelfverzekerder.
‘Diana, jij helpt Claire met het voorbereiden van de lunch voor meneer Cairns. Je zorgt ervoor dat hij zich vermaakt.’ Mevrouw Holland keek schichtig de kamer rond, alsof ze probeerde vast te stellen in hoeverre haar autoriteit was hersteld. Claire had de gordijnen dichtgedaan en de kamer was wederom gehuld in schaduwen, precies zoals Elizabeth zich de salon herinnerde. Nu het daglicht was buitengesloten, viel het bijna niet op dat de Aziatische vazen waren verdwenen en dat er één of twee geschilderde landschappen van de muren waren gehaald. Het was weer de opeengepakte, bontgekleurde verzameling spullen waar de Hollands om bekend stonden. ‘En jij, Keller.’
Elizabeth raakte lichtelijk in paniek. ‘Moeder, het is niet zijn schuld. Hij –’
‘Ik weet niet waar je het over hebt, Elizabeth.’ Haar moeder legde haar hand nog steviger op Elizabeths hoofd en ze kon haar bevel om te zwijgen bijna voelen, alsof het door haar handpalm naar buiten straalde. ‘Ik wilde Keller vragen waar hij is geweest. Het was verdraaid lastig om iemand te vinden die net zoveel weet van paarden als jij,’ ging ze verder tegen Will, ‘en eerlijk gezegd vind ik dat het jouw schuld is dat ik ze uiteindelijk heb moeten verkopen.’
‘Het spijt me, mevrouw Holland.’ Will keek zijn voormalige werkgever in de ogen zoals hij wellicht ook zou kijken naar een kille, regenachtige ochtend waar hij onvermijdelijk doorheen moest. Hij bewoog zijn hoofd iets opzij, maar bleef haar ondertussen strak aankijken. ‘Maar u wist dat ik hier niet voor altijd zou blijven.’
Will knipperde met zijn ogen en toen keek hij naar Elizabeth. Ze wilde naast hem gaan staan, om iedereen te laten weten wat zij ervan vond, maar uit de manier waarop hij haar aankeek, kon ze opmaken dat dat niet nodig was.
‘Keller, we hebben het hier later nog wel over.’
Mevrouw Hollands hand gleed nu naar Elizabeths pols en Elizabeth voelde dat ze de salon uit werd geleid. De vier anderen keken zwijgend toe. Het enige wat Elizabeth nog opmerkte, was de dennengeur van de boom, het zachte geknapper van het haardvuur dat Will vanmorgen had gestookt, en de geruststellende glimlach die hij haar nog wist toe te werpen voor ze de kamer uit werd getrokken. Toen liep ze de trap op. Ze was weer net zo bang voor haar moeders reactie als vroeger, en zenuwachtig vroeg ze zich af hoe ze ooit zou kunnen uitleggen waar ze was geweest en wat ze had gedaan. Maar tegelijkertijd toonde haar moeders krachtige greep aan dat zij nog springlevend was, en dat was wel een geruststelling.
Ze waren net op de overloop van de eerste verdieping aanbeland, toen ze het hoofd van tante Edith boven aan de trap naar de tweede verdieping zag verschijnen. ‘Elizabeth!’ riep ze uit. Ze greep de leuning vast en rende met een noodgang de trap af. Toen ze bij mevrouw Holland en Elizabeth aankwam, sloeg ze haar armen rond het jonge meisje. ‘Hoe is het mogelijk?’ fluisterde ze en ze stapte naar achteren. Haar jukbeenderen waren duidelijk zichtbaar onder haar dunner wordende huid, maar verder straalde ze nog diezelfde typische Holland-schoonheid uit als vroeger, in haar jeugd. Elizabeth keek in haar kleine, ronde ogen en zag dat ze totaal overweldigd was.
‘Misschien moeten we even ergens gaan zitten?’ stelde Elizabeth voor, waarna de twee oudere dames haar naar haar moeders slaapkamer brachten. Elizabeth en haar tante namen plaats in de leunstoelen voor de open haard en mevrouw Holland liep naar het raam. Ze duwde het bontgekleurde gordijn opzij en gluurde naar de straat beneden, terwijl ze ondertussen aan de kanten vitrage begon te frunniken.
Elizabeth wist nog steeds niet wat ze moest zeggen. Ze was nu weer het nette, brave meisje van vroeger, en in die rol kon ze met geen mogelijkheid uitleggen wat haar naar het westen had gedreven. Maar haar tante wierp haar een aansporende blik toe. Haar mond trok samen alsof ze ieder moment zou gaan huilen en haar ogen glinsterden. De stilte leek wel een eeuwigheid te duren, tot Elizabeth zich realiseerde dat zij als eerste wat zou moeten zeggen. Toen ze eenmaal begon, merkte ze dat ze niet meer kon stoppen.
‘Ik kon niet trouwen met Henry Schoonmaker. Dat kon ik niet. Ik kon niet met hem trouwen en ik moest het tegenhouden. Ik hou van Will, moeder.’ Elizabeth keek op, maar de uitdrukking op haar moeders gezicht was onveranderd. Deze onthulling was echter wel te veel voor Edith, die haar ogen snel afwendde. ‘Hij was al weg toen ik me dat realiseerde. Ik bedoel, ik wist al wel dat ik van hem hield, maar hij was al weg toen ik me realiseerde dat ik niet zonder hem kon. Dat ik niet kon trouwen met Henry. Dus ging ik Will achterna en ik vond hem, in Californië. Hij werkte op een scheepswerf en was geld aan het sparen om een stuk land te kunnen pachten in de buurt van Los Angeles. Hij heeft altijd hard gewerkt en hij had al een hoop gespaard. Ook daarvoor al, hier in New York. Hij had het vermoeden dat er olie in de grond zat en nu hebben we het gevonden. Will zegt dat er zoveel zit dat we rijk zullen worden… en dan kunnen we u helpen, moeder. Dat wil Will ook.’
‘O, Elizabeth.’ Haar moeder slaakte zo’n diepe zucht, dat er wellicht zelfs een complete luchtballon mee was te vullen. ‘Ik had zulke hoge verwachtingen van jou.’
‘Dat weet ik.’ Elizabeths ogen prikten, en voor het eerst die dag merkte ze dat ze haar moeder niet kon aankijken. Ze keek de kamer rond, waar ze amper meer was geweest sinds haar kindertijd, en ze keek naar het imposante hemelbed en het fluwelen tarwekleurige behang. De kamer was niet groot en de vrouwen zaten zo dicht bij elkaar dat Elizabeth hun bezorgdheid en verwarring bijna kon voelen. ‘Ik weet dat u hoge verwachtingen had.’
‘Het klinkt als een plannetje van je vader,’ ging haar moeder afkeurend verder.
Even leek het of Edith daar iets op wou zeggen, maar uiteindelijk hield ze haar mond.
Mevrouw Holland liet het gordijn los. ‘Je kon elke man krijgen als echtgenoot,’ zei ze verbitterd.
‘Dat had gekund,’ corrigeerde Elizabeth haar voorzichtig. ‘Maar toen het erop aankwam, kon ik het niet.’
‘Ik snap het.’ Haar moeder draaide weg van het raam en keek haar lang en verdrietig aan. Er dwarrelde wat stof naar beneden, duidelijk zichtbaar in het licht. ‘O, Elizabeth,’ zei ze uiteindelijk. ‘Ik dacht dat je was teruggekeerd, maar nu wordt het me duidelijk dat je het niet echt bent.’
‘Ik ben het wel echt, moeder, en we zullen weer rijk worden. Wij allemaal, door Will.’
Dit had geen enkel effect op mevrouw Holland. Ze schudde haar hoofd en begon nerveus in haar handen te wrijven. ‘Dat klinkt allemaal veel te onwaarschijnlijk, Lizzie. Ik weet niet waar je in ’s hemelsnaam het idee vandaan haalt dat je maar kunt doen wat je wilt. Zomaar weglopen. Weet je wel wat je dit gezin hebt aangedaan? Wat je mij hebt aangedaan?’
Elizabeths stem leek wel uit de andere kamer te komen. ‘Dat weet ik maar al te goed.’
‘Welnu, je gaat niet terug naar Californië, over mijn lijk. Je zult Will Keller nooit meer zien …’
‘Louisa.’ Edith kon het niet opbrengen om haar schoonzus recht in de ogen te kijken, maar haar stem klonk beslist. ‘Mijn broer mocht de jongen altijd graag, en bovendien, je weet dat het niet goed is om twee geliefden uit elkaar te halen.’
Elizabeth wist vrij zeker dat haar moeder zich net zo ongemakkelijk voelde bij het woord ‘geliefde’ als zijzelf. Maar de stilte die volgde was zo lang en de verandering in haar moeders gezichtsuitdrukking zo groot, dat Elizabeth zich afvroeg of ze niet een of ander stukje familiegeschiedenis hadden aangestipt waar zij niets vanaf wist.
‘O!’ riep haar moeder na een tijdje uit. Ze sloeg haar handen voor haar gezicht en liet haar schouders hangen. ‘O, Elizabeth.’
* * *
Beneden werden de voorbereidingen voor het kerstdiner ondertussen in volle gang gezet. Diana was opgelucht dat Snowden niet in de gaten leek te hebben dat hij zo bewust voor de gek was gehouden. ‘Wat een wonderbaarlijke dag is het vandaag,’ zei hij terwijl Diana de trap af liep, nadat ze zich in haar slaapkamer had omgekleed van haar nachtjapon in een rok met horizontale groene strepen en een zwarte blouse van chiffon. ‘Wat een geluk dat ik hier aanwezig was om de terugkeer van juffrouw Holland mee te maken.’
‘En wat een geluk voor ons dat u hier bent om dit met ons te vieren,’ zei Diana. Ze voelde zich nog steeds een beetje schuldig over haar leugens en probeerde hem dus extra respectvol te behandelen. ‘Het zou maar een mager feestje zijn geweest zonder u,’ voegde ze er naar waarheid aan toe, aangezien zijn bedienden druk bezig waren met het naar binnen dragen van de benodigde etenswaren om er een echt kerstmaal van te maken. Overal waar ze keek, zag ze hen aan het werk: ze klopten oude tafelkleden uit, poetsten het overgebleven tafelzilver op, en ze liepen af en aan met nieuwe kandelaars, vazen en stoelkussens.
‘Aangezien uw moeder en uw zus druk bezig zijn, zou u dan misschien het menu voor vanavond kunnen bekijken met juffrouw Broud en mij, vóór het wordt vastgelegd?’ Hij stopte even en schonk haar een verlegen glimlach. ‘Terwijl we wachten op de anderen voor de lunch.’
‘Natuurlijk, meneer Cairns –’ Diana stopte met praten toen ze een gestalte achter het glas van de deur zag staan. Haar lichaam werd als vanzelf zijn kant op gedreven toen ze zich realiseerde wie het was. ‘Meneer Cairns, wilt u mij even excuseren?’
‘Natuurlijk.’
Diana liep snel naar de deur en stapte naar buiten op de smeedijzeren veranda. Daar stond Henry, op de derde tree van de trap, gekleed in een zwarte jas en hoed. Ze trok de deur achter zich dicht, maar toen ze omkeek, zag ze dat Snowden nog op dezelfde plek stond in het midden van de foyer.
‘We worden in de gaten gehouden, Henry.’ Ze probeerde rustig te praten en niet te veel te glimlachen. De wind blies dwars door haar dunne rok heen en haar huid werd koud. ‘Dus doe geen onbezonnen dingen,’ voegde ze er knipogend aan toe, zo speels dat ze bijna het tegenovergestelde leek aan te moedigen.
‘Ik moet met je praten,’ zei hij. Hij keek haar doordringend aan en zijn ogen stonden bezorgd en vermoeid. Ze had het zo hartverscheurend gevonden om van hem gescheiden te zijn, dat het bijna fysiek pijn deed, maar nu zag ze dat het voor Henry nog veel erger was geweest. Ze had gehoord dat een gebrek aan bevrediging erg zwaar kon zijn voor een man en ze nam aan dat dit het verschil verklaarde.
‘Dat kan nu niet, Henry,’ antwoordde ze. Ze vond het erg ondeugend van zichzelf om zelfs maar met hem te praten in het openbaar en ze dacht dat ze zijn hartslag zelfs op deze afstand kon horen. Het werd steeds verleidelijker om haar hand uit te strekken en zijn gezicht te strelen. ‘Er is groot nieuws en het is hier een drukte van belang. Ze kunnen me nu niet missen.’
‘Maar Diana –’ Henry kwam een stap dichterbij, en ondanks alles boog ze bijna naar voren om hem te kussen. Maar Snowden stond nog in de hal – ze voelde zijn ogen branden in haar rug. Omdat ze wist dat ze zichzelf uiteindelijk zou verraden als ze nog langer met Henry bleef praten, stapte ze naar achteren en legde haar hand op de deurklink.
‘Henry, kom later terug. Kom vannacht. Maar als je nu nog langer blijft, dan raak ik in de problemen!’ siste ze. Toen deed ze de deur open, zodat hij niets meer kon zeggen. Maar hij bleef haar wel doordringend aankijken en zijn donkere ogen stonden zo vol verlangen dat ze er week van werd. Dit maakte haar zo gelukkig, dat ze zijn blik onwillekeurig een paar seconden te lang vasthield. Toen stapte ze omhoog, terug naar binnen, om Snowden nog wat meer voor de gek te houden.
* * *
Een paar uur en veel gepraat later stapte Elizabeth uit de slaapkamer van mevrouw Holland en zag ze dat Will buiten op haar stond te wachten. Niet op een plek waar hij het gesprek had kunnen afluisteren, maar vlak bij haar slaapkamer, zodat ze hem zou zien staan als de discussie voorbij was. Ze troffen elkaar in het midden van de gang. Elizabeth pakte zijn hand en leidde hem naar de diensttrap. Het was helemaal donker op de trap en het plafond was laag. Dit was de route die ze altijd had genomen om naar hem toe te gaan, toen haar verlangens zwaarder begonnen te wegen dan de gevolgen en er nog geen belangrijke beslissingen hoefden te worden genomen.
‘Wat zei ze tegen je?’ vroeg Will uiteindelijk.
‘Ze gaf ons haar zegen.’ Elizabeths ademhaling klonk luid en gehaast. Ze was erg opgelucht geweest toen ze had gezien dat haar moeder nog leefde en dat het lot iemand had gestuurd om voor de familie te zorgen, maar tegelijkertijd vond ze het ook erg vermoeiend om zo eerlijk te zijn in dit huis waar ze vroeger zo feilloos had gelogen. Wat zij en Will nu ook zouden doen, het zou veel echter zijn dan ooit tevoren, want dit keer had ze haar gevoelens hardop uitgesproken. Ze leunde met haar voorhoofd tegen het zijne.
‘O.’ Wills stem klonk uitermate dankbaar en opgelucht.
‘Ja.’ Ze werd zich bewust van de zoute vloeistof die uit haar ogen stroomde en langs haar neus naar beneden liep naar haar bovenlip. ‘Ze stelde wel twee voorwaarden. De eerste is dat we moeten trouwen.’
Will trok haar dichter tegen zich aan. Ze werd bijna platgedrukt, maar dat vond ze alleen maar prettig.
‘De tweede is dat we vertrekken. Ze zei dat het de familie compleet zou ruïneren als ook maar iemand erachter komt. Wellicht zou ze een keer op bezoek komen, zei ze. Maar we kunnen hier niet blijven.’
Beiden slaakten een diepe zucht. Ze hoorden voetstappen kraken op de trap en er werden instructies gegeven beneden in de keuken. ‘Wat denk jij?’
‘Ik denk,’ zei ze, terwijl ze haar ogen dichtkneep, ‘dat je snel op zoek moet gaan naar een pak om in te trouwen.’
Beneden was Claire al bezig met het geven van instructies voor het dekken van de tafel en het opstellen van een lijst met dingen die ze nog nodig hadden voor een echt kerstdiner. Later, wanneer de middag langzaam overging in de avond, zouden ze jonge kalkoen met kastanjesaus eten en aardappels gevuld met room en ze zouden champagnepunch drinken. Ze zouden cadeautjes uitwisselen en proosten en bidden. Maar het enige wat Elizabeth nu wilde, was hier blijven staan in het donker, in deze warme, stevige omhelzing.