Tien

De seizoensopening van de opera vanavond zal ongetwijfeld weer worden overspoeld door zielenpoten uit de stad.

Deze mensen lijden aan de sluipende ziekte genaamd ‘sociale eerzucht’ en wringen zich in allerlei bochten om bevriend te raken met vooraanstaande mensen. Zo zullen zij proberen een loge te huren, tegen elke prijs, net als de vele strebers die hun al voorgingen. Gelukkig kunnen we er gerust op zijn dat het publiek waar ze zich tussen begeven immuun is voor deze ziekte.

– UIT DE RODDELRUBRIEK VAN DE NEW-YORK NEWS OF THE WORLD GAZETTE, ZATERDAG 16 DECEMBER 1899

‘EN WIE HEBBEN WE HIER?’

Lina legde haar toneelkijker opzij. Ze had genoten van het uitzicht op de Vanderbilts, Livingstons en Vreewolds en had bewonderend gekeken naar de jurken van Worth en Doucet, de diamanten tiara’s en de jongemannen die lieve woordjes fluisterden in de rode oortjes van dames die regelmatig in de rubrieken werden genoemd. Nu draaide ze zich om naar de nieuwe gasten in meneer Longhorns loge. Ze torenden hoog boven haar uit, in hun zwarte jasjes en witte dassen, hun baarden al half grijs. Geen leeftijdgenoten dus, dacht ze ietwat teleurgesteld.

‘Mag ik u voorstellen aan juffrouw Broud, een aanwinst voor onze prachtige stad,’ zei meneer Longhorn met een zwierig gebaar. ‘Ze komt uit het westen.’

Lina keek naar de grond en hoopte dat hij haar geografische afkomst niet noemde vanwege haar jurk, die duidelijk uit de mode was. Hij was ooit van Penelope Hayes geweest, net als haar andere jurken. Hij was gemaakt van blauw chiffon en had diepe plooien bij de schouders en rond de hals. De kleur stak in ieder geval mooi af bij haar huid en haar haarkleur, en nu ze hem had laten vermaken, viel de rok elegant naar beneden tot aan haar tenen. Ze had een van de wasvrouwen moeten vragen om haar te helpen met het korset, met het smoesje dat ze maar geen goed dienstmeisje kon vinden.

‘Dit is Lispenard Bradley, de schilder,’ ging meneer Longhorn verder, terwijl hij wees naar de langste van de twee mannen, die ook het fleurigste overhemd droeg. ‘En dit is Ethan Hall Smith.’

Lina glimlachte flauwtjes naar de gasten en deed haar best om verlegen over te komen, wat ze eigenlijk ook wel was. Ze kon er niets aan doen dat ze een beetje stil werd in het gezelschap van dit soort mensen, die van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat bevelen gaven aan meisjes zoals zij. Maar haar verlegenheid was ook een voorzorgsmaatregel om te voorkomen dat ze iets zou zeggen wat wellicht haar ware afkomst zou verraden. Haar oudere zus, Claire, die nog steeds voor de familie Holland werkte, vond het heerlijk om over dit soort gelegenheden te lezen in de krant, maar Lina wist zeker dat ze het nog veel leuker zou vinden om het uit de eerste hand te horen. Dus richtte ze al haar aandacht op het stilletjes verzamelen van anekdotes.

Bescheiden wendde ze haar blik af – hoewel ze zich er aangenaam van bewust was dat de gasten nog steeds naar haar keken – en ze liet haar knokige elleboog op de koperen reling rusten. Onder haar, op de begane grond van het operagebouw, zaten alle mensen in rijen. Tot een paar weken geleden – misschien zelfs tot een paar uur geleden – waren zij nog haar meerderen geweest. En nu rees ze hoog boven hen uit, terwijl ze keek en werd bekeken. Ze kon zich goed voorstellen hoe heerlijk het moest zijn om in deze rang te worden geboren. Iedereen om haar heen keek naar haar en vroeg zich af wie ze was.

‘Wellicht dat ik ooit eens een portret van u mag maken?’ Meneer Bradley leunde naar haar toe vanaf zijn plaats bij de ingang van de binnenkamer. Hij glimlachte, waardoor zijn snor bijna tot zijn oren reikte. ‘U hebt een heel uniek uiterlijk.’

‘Dank u,’ antwoordde Lina. Het idee dat haar gelaatstrekken zouden worden vastgelegd op doek was haast niet te bevatten, hoewel ze ook meteen moest denken aan de praktische kant en zich realiseerde dat ze dan wel een nieuwe jurk nodig zou hebben. Ze kon zich nog goed herinneren dat Elizabeth altijd een nieuwe jurk droeg als ze poseerde. ‘Dat zou ik erg leuk vinden.’

Meneer Bradley knikte bevestigend, en aan de uitdrukking op zijn gezicht kon Lina zien dat hij het een goed idee vond. Er volgde een stilte, waarin de vier mensen in meneer Longhorns loge van de een naar de ander keken, en hoewel ze allen glimlachten en het geen ongemakkelijke stilte was, begon Lina zich toch een beetje ongemakkelijk te voelen. De grote Elizabeth Holland zou immers nooit haar opwachting hebben gemaakt in het gezelschap van drie mannen zonder een chaperonne. Maar misschien kon meneer Longhorn, die immers van een oudere generatie was, wel worden beschouwd als een soort chaperonne. Toch zei haar gevoel haar dat het nu tijd was om bedeesd op te staan en een tijdje naar de dameslounge te gaan.

Meneer Longhorn en zijn vrienden moedigden haar aan om toch vooral te blijven en ze beloofde snel terug te keren. Met kleine passen en een rechte rug liep ze weg. Ze was trots op zichzelf dat ze wist wanneer ze weg moest gaan, wanneer ze moest zorgen dat men om haar aanwezigheid zou smeken. Ze ontwikkelde langzaam de instincten van een lady – die had Elizabeth ook gehad en dat was waar Will op was gevallen. Maar Liz was dood en Lina was een ijverige leerling. Als ze Will weer zou zien, zou ze ook een lady zijn en dan zou hij wel op haar vallen.

Lina had gehoopt dat ze op haar nieuwe persoonlijkheid zou kunnen oefenen in de dameslounge, maar zodra ze naar binnen stapte, werd ze uit die droom geholpen. De vrouwen die daar waren neergestreken op lage fluwelen bankjes, keken haar aan op een manier die precies tegenovergesteld was aan de waarderende blikken van meneer Longhorns vrienden. De uitdrukking op hun gezichten was mat en ze draaiden hun schouders afkerig van haar weg. Lina voelde haar wangen rood kleuren, en voor het eerst verlangde ze er weer naar om net zo onzichtbaar te zijn als toen ze nog een kamermeisje was geweest. Ze wilde iets zeggen, maar realiseerde zich ineens dat ze geen flauw idee had hoe ze een gesprek moest aanknopen met een van deze dames. Ze was nog steeds een buitenstaander.

‘Pardon,’ hoorde Lina zichzelf zeggen. Ze voelde haar lichaam gloeien onder al die lagen kleding en ondergoed.

Een vrouw met pluizig blond haar en zwarte wimpers, gekleed in een lichtrode jurk, duwde zichzelf omhoog op haar elleboog en zei: ‘Ben je verdwaald?’

Lina werd vuurrood en toen ze de dames hierom hoorde gniffelen, besloot ze weg te gaan. Ze had het gelach nog maar net de rug toegedraaid, toen een ander meisje door de zware damasten gordijnen naar binnen stoof en tegen haar opbotste.

‘O,’ zei Diana Holland. Lina’s adem stokte, en ze realiseerde zich verschrikt dat ze nu de ene vergissing na de andere beging. Desondanks merkte ze nog wel op dat Diana een behoorlijk verslagen indruk maakte. Die verslagen uitdrukking op haar gezicht maakte echter plaats voor een van herkenning. Nog even en dan zou de waarheid aan het licht komen. Plotseling knipoogde de jongste juffrouw Holland – de enige juffrouw Holland – en keek ze naar de andere dames. Toen ze weer naar Lina keek, was de uitdrukking op haar gezicht wederom veranderd. ‘O… ik hoopte al dat ik je tegen het lijf zou lopen,’ zei ze luid terwijl ze Lina’s arm pakte en haar naar een klein bankje leidde ergens achteraf in een hoek, bedolven onder zijden kussens.

Toen ze eenmaal zat, kwam Lina weer wat op adem. Ze had zich vast opgelucht gevoeld als ze niet zo verward was. Er volgde een lange stilte waarin Diana haar ogen dichtdeed en er een gepijnigde uitdrukking over haar gezicht gleed. Ze droeg een pastelgroene jurk die Lina nog had uitgepakt uit Elizabeths koffer nadat ze was teruggekeerd uit Parijs deze zomer, en haar bruine krullen bleven zoals gewoonlijk weer niet op hun plaats zitten. Toen Diana haar ogen weer opendeed, zag ze er niet bepaald opgetogen uit, maar ze leek wel enigszins opgelucht.

‘O, Lina,’ zei ze zachtjes. ‘Ik ben zo blij om nu een bekend gezicht te zien. Maar wat doe jij hier?’

‘Ik ben hier te gast.’ Lina liet haar blik door de kamer glijden en zag dat een aantal dames net deed of ze niet naar hen keken. Maar omdat ze allemaal een behoorlijk eindje bij hen vandaan zaten, zouden ze haar niet horen als ze zacht zou praten. ‘Bij meneer Longhorn.’

‘Carey Lewis Longhorn?’ vroeg Diana met opgetrokken wenkbrauwen.

‘Ja, en eigenlijk…’ Hier stokte Lina’s stem even in haar keel, maar ze dwong zichzelf verder te gaan. ‘Ik word nu graag Carolina genoemd, als je het niet erg vindt. Dat is mijn doopnaam, zo noemen ze me in het westen, waar ik vandaan kom,’ ging ze verder, en haar stem klonk nu zo zachtjes dat ze bijna niet was te verstaan. Ze hoopte vurig dat Diana begreep wat ze bedoelde en het spelletje met haar mee zou spelen.

Het zachte licht van de salon flikkerde in Diana’s grote, donkere pupillen. De vrouwen aan de andere kant van de kamer schoven heen en weer in hun stoelen, ritselden met hun japonnen en fluisterden met elkaar. ‘Dat vind ik eigenlijk veel mooier klinken,’ zei Diana na enkele ogenblikken.

‘Vind je?’ Lina probeerde serieus te kijken in plaats van verbaasd, maar in feite had ze geen enkel idee meer wat voor uitdrukking er op haar gezicht lag. Ze was met ruzie bij de Hollands vertrokken, en hoewel Diana en zij nooit problemen hadden gehad, had ze nooit verwacht dat de jongere Holland een andere mening over Lina zou hebben dan haar zus. ‘Vader was een kopersmelter in het westen,’ hoorde ze zichzelf zeggen, ‘maar mijn ouders zijn allebei overleden. Daarom ben ik hiernaartoe gekomen.’

‘O ja, nu weet ik het weer.’ Diana knikte instemmend. ‘Je hebt mijn zus Elizabeth ontmoet in Parijs – zij heeft me van jou verteld.’

‘Dat klopt.’ Met veel moeite kreeg Lina de volgende woorden over haar lippen: ‘Die lieve Elizabeth.’

‘Je lijkt wel de hoofdrolspeelster uit een of ander verhaal.’ Diana dacht even na en pakte Lina’s hand. ‘Pas wel op voor de tragische ondergang op het einde – dat is vaak het lot van iemand die te snel opklimt, en ik wil niet dat jou dat overkomt.’

‘Dank je, juffrouw…’ Terwijl Lina’s stem wegstierf, zag ze dat een van de dames aan de overkant van de kamer naar haar glimlachte. Diana was zo aardig tegen haar dat Lina geneigd was haar alles te vertellen over haar plan, over dat ze Will zou opzoeken. Maar haar bijgeloof hield haar tegen en ze besloot dat het misschien ongeluk zou brengen als ze te veel zou vertellen. ‘Dank je, Di.’

Diana leunde met haar bos krullen tegen de kussens, maar Lina zat kaarsrecht en keek trots om zich heen naar alle vrouwen die daarstraks nog niets met haar te maken wilden hebben, maar haar nu als een van hen beschouwden. Ze werd overweldigd door een gevoel van spanning en opwinding, want ze was met iets weggekomen wat haast onmogelijk had geleken.

Onwillekeurig moest ze terugdenken aan de luxe dameswinkel waar haar moeder jaren geleden altijd boodschappen had gedaan voor de gezusters Holland, toen ze nog als gouvernante werkte. Op een dag had Lina zo’n mooie set haarspelden gezien dat ze er zelfs over had gedroomd, en de volgende keer dat ze naar de winkel waren gegaan, had ze geprobeerd de spelden van de tafel te grissen. Ze was te bang en onstuimig geweest om ze allebei te pakken, maar dat maakte niet zoveel uit. De spanning die ze had gevoeld toen ze een van die vergulde spelden eenmaal in haar bezit had, was overweldigend geweest, zelfs al wist ze dat ze hem nooit zou kunnen dragen. Af en toe had ze stiekem even naar de glitterende speld gekeken, als ze alleen was geweest, en de aanblik ervan had altijd datzelfde spannende gevoel in haar opgeroepen. Net als nu, alleen was het gevoel dit keer veel tastbaarder en was datgene waar ze mee weg was gekomen veel belangrijker.

Ze koesterde dat gevoel terwijl ze terugliep naar de loge van meneer Longhorn, nadat zij en Diana afscheid hadden genomen in de hal. Meneer Longhorn bleef haar voorstellen aan elke vriend die langskwam, zelfs toen de acteurs op het podium onder hen tot hun tragische, rusteloze einde kwamen. Ze zag haar eigen schoonheid weerspiegeld in de ogen van deze gasten en wist dat Will haar ook zo zou bekijken de eerste keer dat ze hem weer zou zien. Lina’s zelfvertrouwen en haar trots namen flink toe en ze leek alles nog intenser te ervaren: het glinsterende gouden licht van de kroonluchter dat op haar gezicht en haar hals viel, het vrolijke gebruis van de champagne die meneer Longhorn haar had gegeven, de grootsheid van het operagebouw, waar ze zich nu al thuis voelde. Ze had succes geoogst bij de opera – haar succes was bijna tastbaar, een bewijs dat ze bijna klaar was om naar het westen te gaan.

‘Dank u, meneer Longhorn,’ zei ze toen ze tot haar spijt alweer aankwam bij de deur van haar kamer in het New Netherland Hotel.

‘Ik moet ú bedanken,’ antwoordde hij met een galant knikje en een kus op haar gehandschoende hand. Hij deed een stap naar achteren en wachtte rustig af. De rimpels van zijn neusgaten tot zijn mondhoeken werden iets dieper en er verscheen een ondeugende twinkeling in zijn ogen. Ze glimlachte naar hem terug – ze kon niet meer ophouden met glimlachen – en glipte toen door de deur naar binnen.

De nacht was nog veel te jong om te gaan slapen, maar dat zou ze toch niet hebben gekund. Want ze had de deur nog niet op slot gedraaid, of ze zag een tafereel voor zich dat nog de hele nacht door haar hoofd zou spoken. Weer was haar kamer zomaar opgeruimd – het bed was opgemaakt, de vloer aangeveegd, haar ontbijtspullen afgeruimd om plaats te maken voor verse bloemen – met uitzondering van één verontrustend detail.

Haar kleine zijden portemonnee met het leren koordje lag op de grond midden in de kamer. Ze haalde het tasje nooit uit de la in haar kledingkast, waar het verstopt lag onder een stapel ondergoed, maar toch lag het daar, op het pruimkleurige tapijt, duidelijk zichtbaar onder de gloednieuwe elektrische lampen. Ze had ernaartoe kunnen snellen, in de hoop dat ze gewoon wat verstrooid was geweest, maar ook zonder te kijken wist ze dat het tasje leeg was.