Proloog

Ik ben zojuist uitgenodigd voor een uiterst geheim, maar ongetwijfeld groots feest in Tuxedo Park, gehouden door een van de meest vooraanstaande families van Manhattan. Voorlopig mag ik er nog niets over zeggen, maar ik beloof mijn trouwe lezers dat ik uitgebreid verslag zal uitbrengen aan het eind van de week, als het toch al algemeen bekend is…

UIT DE RUBRIEK ‘DE SPEELSE CAVALIER’,
NEW YORK IMPERIAL, ZONDAG 31 DECEMBER 1899

DE LAGERE KLASSEN VAN NEW YORK VINDEN HET AL bijna gewoon om in de binnenstad zo nu en dan een glimp op te vangen van onze eigen aristocratie. Bij Sherry’s, bijvoorbeeld, waar de rijkelui komen ontbijten na een van hun schitterende feesten. Of in Central Park, de grootste ontmoetingsplaats van de stad, waar ook de elite sleetje rijdt. Hier op het platteland is het echter anders. Hier hoeven de rijken zich niet te laten bespieden door duizenden ogen. Hier in de besneeuwde heuvels, zestig kilometer ten noordwesten van Manhattan, merken ze niets van alle zakelijke beslommeringen, bedrijvigheid en toestanden van de stad, want zij zijn de enigen die hier worden toegelaten.

Op last van hun gastheer had de beau monde in die laatste kille dagen van 1899 zo onopvallend mogelijk en in kleine groepjes de stad verlaten. Op oudejaarsavond kwamen de laatsten per speciale trein in Tuxedo Park aan en stapten ze uit bij het privéstation van de privéclub. De hele middag al waren er speciale treinen gearriveerd: één beladen met orchideeën, een ander met kaviaar en wild, en weer een ander met kisten vol Ruinart-champagne. En nu kwamen de families Schermerhorn en Jones, de Vanderbilts en de Schuylers. Ze werden opgewacht door koetsen die waren geverfd in het groen en goud van Tuxedo en waren versierd met handgemaakte zilveren belletjes van Tiffany & Co. Haastig werden ze door de verse sneeuw vervoerd naar de balzaal waar de bruiloft zou plaatsvinden.

Degenen die hier een vakantiewoning hadden – zo’n typisch plattelandsoptrekje – gingen daarheen om zich op te frissen. De dames hadden hun antieke juwelen, met diamanten bezette haarpluimen en zijden handschoenen meegebracht. Ze hadden hun nieuwste en mooiste jurken ingepakt, hoewel sommige dames vreesden dat men zou opmerken dat ze hun jurk al eens eerder hadden gedragen tijdens dit seizoen. En het was al niet zo’n gelukkig seizoen geweest, want halverwege was men opgeschrikt door de verdrinking van de meest charmante jongedame van de beau monde, juffrouw Elizabeth Holland. Van enige vrolijkheid was daarna geen sprake meer geweest. De meeste rijkelui zaten te wachten tot het januari zou worden, zodat ze eindelijk de stad uit konden vluchten voor een cruise op de Middellandse Zee of een andere wat warmere bestemming. Nu, zo vlak voor het nieuwe jaar, met een onverwacht maar zeer welkom feest in het vooruitzicht, leek de stemming weer wat beter te worden. Een paar dames depten nog wat parfum achter hun oren en fluisterden ondertussen dat ze hadden gehoord dat de bruid tijdens de ceremonie haar moeders japon zou dragen, wat het hele gebeuren ietsje bescheidener zou maken. Maar goed, dat mocht dan een sympathieke traditie zijn, dat nam niet weg dat van de gasten nog steeds werd verwacht dat ze er zo modieus mogelijk bij zouden lopen.

Meteen na aankomst werden de gasten door lakeien naar de balzaal in het hoofdgebouw van de club geleid, waar ze warme, kruidige punch in kleine kristallen glazen geserveerd kregen. Het viel iedereen op dat de balzaal van Tuxedo volledig was omgetoverd.

Over de befaamde houten dansvloer lag een pad van rozenblaadjes van wel een paar centimeter dik, en midden in de zaal stonden een paar bruidsbogen die versierd waren met chrysanten en lelietjes-van-dalen. Terwijl de gasten binnenstroomden, uitten ze fluisterend hun bewondering voor de schoonheid van dit alles en verwonderden ze zich over het grote aantal voorname gasten dat was gekomen, zelfs op zo’n korte termijn, want de uitnodigingen waren pas enkele dagen geleden per koerier bezorgd.

Zo was mevrouw Astor er, verscholen achter haar donkere sluier, ondanks haar slechte gezondheid. Ze was dit seizoen haar huis amper uit geweest, wat de geruchten had aangewakkerd dat ze nu ieder moment haar plaats als ongekroonde koningin van de New Yorkse society op zou gaan geven. Ze leunde op de arm van Harry Lehr, een charmante vrijgezel, die bekend stond om de vurigheid waarmee hij de quadrille leidde en om zijn kwinkslagen.

En daar kwam de familie William Schoonmaker de zaal binnen lopen. Terwijl ze zich naar de voorste rij stoelen begaven, wierp de jonge mevrouw Schoonmaker – ze was de tweede dame die deze titel droeg – iedereen kushandjes toe, terwijl ze ondertussen ook nog constant bezig was iets aan haar blonde krullen en haar robijnrode tiara te verschikken. En ziedaar de familie Frank Cutting, wier enige zoon, Edward ‘Teddy’ Cutting, zeer goed bevriend was met Williams zoon, Henry Schoonmaker, hoewel de twee sinds half december maar een enkele keer samen waren gezien. Ook aanwezig waren Cornelius ‘Neily’ Vanderbilt III en zijn vrouw, Grace Vanderbilt-Wilson, die er bijna voor had gezorgd dat haar man was onterfd door zich als jong meisje iets te onstuimig te gedragen. Nu zag ze er echter zeer waardig uit, gekleed in een fluwelen jurk met kanten boorden en met weelderig opgestoken krullen, als een echte Vanderbilt.

Ondanks het grote aantal mensen van stand waren er echter ook enkele opmerkelijke afwezigen. Want onder de ongeveer honderd gasten – een veel selecter gezelschap dan de vierhonderd man die paste in de balzaal van de oude mevrouw Astor – was één vooraanstaande familie niet vertegenwoordigd.

Veel mensen vonden dit maar vreemd, en een enkeling begon op fluistertoon te speculeren over hun afwezigheid. Ondertussen begon het strijkorkest zachtjes te spelen, een teken dat de ceremonie weldra zou beginnen. Buiten gierde de wind rond het gebouw. Aan de dakrand hingen glinsterende ijspegels. De laatste gasten die binnenstroomden werd verzocht om snel plaats te nemen. Vervolgens liep een stel bruidsjonkers vastberaden naar hun plaatsen. Ze waren gekleed in zwarte rokkostuums, en niet in de korte herenjasjes waarnaar Tuxedo was genoemd.

De laatste van de bruidsjonkers, Teddy Cutting, wierp nog een blik over zijn schouder om er zeker van te zijn dat zijn vriend er klaar voor was. De muziek zwol aan en het publiek knikte goedkeurend toen Henry Schoonmaker zijn plaats innam voor het altaar. Zijn donkere haar was opzij gekamd en zijn knappe gezicht straalde voor het eerst volwassenheid uit. Maar waren dat zenuwen op zijn anders zo onbezorgde gezicht? Kwam dat door de opwinding of was het angst? Plotseling keek hij, net als alle andere aanwezigen in de zaal, naar het middenpad. Daar kwamen de meest lieftallige jongedames van New York aan, gekleed in jurken van ijsblauw chiffon. Een voor een schreden ze over rozenblaadjes naar de voren, terwijl ze hun best deden niet te giechelen.

Toen de openingsnoten van Wagners bruidsmars klonken, verscheen de engelachtige bruid onder de eerste bloemenboog. Zelfs haar eigen familie en vrienden viel het op hoe buitengewoon knap ze eruitzag. Ze was gekleed in haar moeders bruidsjapon, en in haar samengevouwen handen droeg ze een gigantisch boeket van kleine witte bloemen. Haar gezicht en haar emoties gingen schuil achter haar sierlijke sluier, maar ze liep vastberaden naar het altaar.

Net toen ze haar plaats innam tegenover Henry, vloog de deur open en stormde er een jonge bediende naar binnen. Buiten adem fluisterde hij iets in het oor van de vrouw die bij de ingang stond. Het volgende moment trok er een koude windvlaag door de zaal, gevolgd door een zacht gekreun. Een bijna onhoorbaar gemompel rees op. Het gefluister dat even daarvoor nog hier en daar had geklonken, werd verdubbeld, verdriedubbeld, en gonsde nu door de zaal, zelfs toen de eerwaarde zijn keel schraapte en met de ceremonie begon. De donkere ogen van de bruidegom keken schichtig de zaal rond. Zelfs de bruid verstijfde.

De stem van de eerwaarde dreunde onverstoorbaar door, maar de gezichten van de gasten stonden niet langer kalm en opgewekt. Zelfs hier, in de beschutting van dit warme winterse paleis, had een groeiende onrust de hogere klasse weten te bereiken. Zelfs nu, nu twee van hun meest stralende leden op het punt stonden in de echt te worden verbonden. De gasten trokken hun wenkbrauwen op; hun monden vielen open. Het was alsof de drukte van de stad die ze achter zich hadden gelaten opeens niet meer zo ver weg was. Er was iets gebeurd, en het zou hun herinneringen aan de laatste dagen van 1899 voor altijd kleuren.