22

Het weekend voordat Darcey naar Singapore zou gaan, raakte ze in paniek omdat ze niets had om aan te trekken, dus ging ze shoppen. Hoewel de zomer Dublin nog niet had bereikt, stonden de etalages vol luchtige zomerjurkjes en grappige sandaaltjes. Terwijl Darcey door Grafton Street liep, vroeg ze zich af hoe het zou zijn om weer een bloemetjesjurk te hebben. Na het bloemetjesjurkje van die fatale avond toen ze dacht dat ze zich zou gaan verloven, had ze haar kledingstijl radicaal veranderd. Ze droeg nu meestal zwarte of beige pakjes naar haar werk, en in haar vrije tijd een spijkerbroek met een topje.

Ze vond het niet fijn om iets anders te gaan dragen dan zwart of beige, maar ze had iets nodig voor een stad waar het warm en vochtig was. Waarschijnlijk beschikten de kantoorgebouwen in Singapore over airconditioning, maar buiten zou ze bijna smelten in de kleren die ze had.

Ze stapte naar binnen bij Brown Thomas, waar ze langs de rekken vol kleding in tere pasteltinten liep, en vond toen een aanvaardbaar pakje van beige linnen. Ze kocht er zes witte blousejes bij. Geen opwindende keus, maar wel veilig. Vervolgens paste ze schoenen van Marc Jacobs met hoge hakken. Ze was gek op dure schoenen. Natuurlijk niet in zoete kleurtjes, maar wel met hoge hakken omdat haar benen dan slanker leken, al liep dat niet erg fijn en bestond de kans dat ze zou vallen. Ze was niet meer zo onhandig als vroeger, maar ook bepaald niet gracieus.

‘Deze hebben we ook in het paars,’ zei de verkoopster.

‘Nee, deze zijn prima.’ Ze waren roodbruin met borduursel in gouddraad. Dat was genoeg versiering voor een zakenvrouw, vond ze.

Toen ze met haar tasjes de winkel uit liep, botste ze tegen iemand op. ‘Sorry!’ zei ze gauw.

De lange vrouw met bruin haar, die ook haar handen vol tassen had, bood eveneens haar excuses aan, maar fronste toen opeens haar wenkbrauwen. ‘Darcey? Darcey McGonigle?’

Darcey knikte, en toen herkende ze de vrouw. ‘Carol Jansen?’

Carol lachte stralend. ‘Wat leuk je weer eens te zien!’ riep ze uit.

‘Hoe is het met jou?’ vroeg Darcey terwijl ze tegenover elkaar op de stoep stonden. ‘Je ziet er goed uit.’

‘Dank je,’ zei Carol. ‘Ik ben afgevallen.’

‘Nu je het zegt…’ Carol was op school te zwaar geweest, en volgde altijd een dieet dat niet werkte.

‘Ik heb een kindje gekregen,’ zei Carol. ‘En toen stond ik voor de keus het extra gewicht van de zwangerschap te laten zitten, of radicaal af te vallen.’

‘Het staat je goed,’ zei Darcey.

‘Jij bent anders ook veranderd,’ zei Carol. ‘Jij bent ook afgevallen. En wat zit je haar leuk!’

‘Dank je. Het is veel werk, maar het moet maar.’ Darcey lachte.

‘Waar zouden we zijn zonder schoonheidsmiddeltjes?’ reageerde Carol. ‘Niet dat jij veel nodig hebt, jij hebt een goed gezicht.’

‘Onzin,’ zei Darcey.

‘Nee, echt,’ zei Carol. ‘Ik ben altijd jaloers geweest op je hoge jukbeenderen.’

‘Echt?’

Carol knikte.

‘Dat wist ik niet. Leuk om te horen.’

‘Heb je tijd?’ vroeg Carol. ‘Zullen we even koffie gaan drinken en een beetje bijpraten?’

Intuïtief keek Darcey op haar horloge. ‘Graag.’

Ze liepen Wicklow Street in en zaten even later achter het raam van een cafeetje, waar Darcey cappuccino bestelde en Carol muntthee.

‘Wat gezond,’ mopperde Darcey.

‘Ik moet mijn lijn in de gaten houden,’ legde Carol uit.

Darcey deed suiker in haar cappuccino en deed haar best niet aan haar heupomvang te denken.

‘Zie jij nog weleens mensen van vroeger?’ vroeg Carol. ‘Ik ben ze allemaal uit het oog verloren toen ik in Engeland ging studeren. Ik ga bijna nooit naar Galway, ook niet voor een schoolreünie of zo. Weet je, ik ben op zoek naar iets leuks om te dragen naar de bruiloft van Nieve Stapleton. Jij gaat zeker ook?’ Ze liet haar blik afdwalen naar Darceys tasjes. ‘Laat dan maar eens zien wat je daar hebt. We willen niet in hetzelfde verschijnen, toch?’

‘O, maar dit is niet voor de bruiloft,’ zei Darcey, die zich afvroeg of Nieve al hun vroegere vriendinnen soms had uitgenodigd. Iedereen van school, iedereen van hun studietijd? ‘Maar eigenlijk zou ik ook nog iets moeten kopen voor de bruiloft.’

‘Ik tut me niet vaak op,’ bekende Carol. ‘Maar deze keer moet dat wel. Het was een dure kaart, en ik heb dat kasteel altijd al eens willen zien. Er stond iets over de renovatie in de Sunday Times. En omdat ik freelance verslaggever ben, zou ik er ook iets over kunnen schrijven.’

‘Je was altijd al de boekenwurm.’

‘Ik schrijf geen boeken, hoor, gewoon stukjes.’ Carol keek er beschaamd bij.

‘Ik geloof niet dat ik je naam ooit ben tegengekomen,’ zei Darcey peinzend.

Fluisterend vertelde Carol: ‘Ik houd het geheim, maar ik ben dus Vraag het aan Sam.’

Met een lege blik keek Darcey haar aan. ‘Vraag het aan Sam?’

‘In een roddelblad, de Irish…’

‘O, een probleemrubriek!’ riep Darcey verwonderd uit.

‘Ongelooflijk, hè?’

‘Maar dan heb ik over je gehoord! Je bent geweldig populair!’

‘Nou ja, ik ben beter in het oplossen van andermans problemen dan in het oplossen van mijn eigen problemen.’

‘Heb jij problemen?’ vroeg Darcey. ‘Ik vond je altijd zo standvastig.’

‘Jezus, Darcey, iedereen heeft problemen!’

‘Klopt,’ zei Darcey. ‘Wat is jouw probleem? Of wil je dat niet zeggen?’

‘Och, na mijn studie heb ik er een zootje van gemaakt,’ vertelde Carol. ‘Ik raakte zwanger.’

Meelevend keek Darcey haar aan.

‘Ze is helemaal top,’ zei Carol.

‘Vast wel, als ze op jou lijkt,’ reageerde Darcey gemeend.

‘Gelukkig heeft ze mijn genen gedeeltelijk geërfd.’ Het klonk grimmig. ‘Haar vader is Tommy Brennan. Herinner je je hem nog? Hij ging ook in Engeland studeren. Gek, hè, vertrek je helemaal uit Galway en dan val je op iemand van thuis.’

Darcey herinnerde zich de donkere jongen met de sombere blik nog goed. Ze hadden hem toen eng gevonden omdat hij veel rookte en in zwart leer gekleed ging.

‘Nou, hij was dus totaal niet eng,’ zei Carol. ‘Eigenlijk was hij een doodgewone jongen. Saai zelfs. Toen ik zwanger was, wilde hij trouwen. Goh, wat heb ik me bij hem verveeld. Een paar jaar geleden zijn we gescheiden.’

‘Dat spijt me voor je.’

Carol haalde haar schouders op. ‘Och, zulke dingen gebeuren. Hij heeft nu iemand anders. De dag na de bruiloft van Nieve gaan ze trouwen.’

‘O.’

‘Och, het gaat prima met Julie en mij, gewoon met z’n tweetjes,’ reageerde Carol luchtig. ‘Ze doet me aan jou denken: een echte perfectionist.’

‘Ik ben geen…’ Darcey giechelde toen ze de uitdrukking op Carols gezicht zag. ‘Nou ja, misschien een beetje.’

‘En hoe is het met jou?’ vroeg Carol.

‘Ik werk voor een financial.’

‘Dat verbaast me niets. Je kon altijd al goed rekenen. Voor jou zagen we een gouden toekomst weggelegd.’

‘Ja?’

‘O ja, Rosa en ik hadden het er vaak over. Ze zei dat je ooit het licht zou zien en dat je dan niet meer net zou doen alsof je niks kon.’

Toen Darcey bloosde, schoot Carol in de lach.

‘Je wilde altijd middelmatig zijn,’ zei ze. ‘Ik hoop dat je een heel belangrijke baan hebt.’

‘Niet echt,’ zei Darcey schouderophalend. ‘Nou ja, misschien een beetje belangrijk. Volgende week moet ik voor mijn werk naar Singapore.’

‘Zie je wel!’ Carol straalde. ‘Jij boft maar. Ben je daar kleren voor aan het kopen?’

Darcey knikte.

‘Nou, vergeet niet terug te komen met leuke spulletjes. Het is daar een hemel op elektronicagebied, maar onlangs heb ik nog iets geschreven over de op maat gemaakte kleding die je daar kunt krijgen. Zoiets zou je moeten aantrekken op Nieves bruiloft. Fel roze of fuchsia zou je geweldig staan.’

‘Dat is niks voor mij,’ reageerde Darcey lachend. ‘Maar ik zal erover denken.’

‘Doe dat. Dan kunnen we er meteen zeker van zijn dat we niet hetzelfde aanhebben. Zeg, ga jij met iemand? Anders zouden we samen kunnen gaan.’

‘Eh…’

‘O, je bent getrouwd, hè?’ zei Carol voordat Darcey de kans kreeg te reageren. ‘Dat heb ik van iemand gehoord.’

‘O ja?’

‘Maar ik weet niet meer van wie.’ Carol fronste haar voorhoofd.

‘We zijn gescheiden,’ zei Darcey.

‘Goh, we doen het niet erg best, hè?’ merkte Carol op. ‘Ik bedoel, van ons viertjes zijn er nu al twee gescheiden. Heb je kinderen?’

Darcey schudde haar hoofd.

‘Dat wordt vaak als prettig beschouwd omdat een scheiding zo ingrijpend is, maar ik ben juist erg blij met Julie. Ze is zo intelligent, niemand zou kunnen raden dat haar vader een sul is. Ik dacht erover haar mee te nemen naar de bruiloft, maar als jullie allemaal komen, zou ze zich een beetje buitengesloten kunnen voelen. En ik ga ook naar het etentje vooraf, dus moet ik wel ergens blijven slapen. Ga jij ook naar dat etentje? Rosa zal ook wel uitgenodigd zijn, en misschien Millie Smith, en Lindsey hoe-heet-zeook-weer…’

‘Ik… ik ben Nieve een beetje uit het oog verloren, dus ik zou niet weten wie ze allemaal heeft uitgenodigd,’ zei Darcey.

‘Jammer,’ reageerde Carol. ‘Op school waren jullie onafscheidelijk.’ Ze fronste haar wenkbrauwen. ‘Hebben jullie ruzie gehad? Er staat me vaag bij dat iemand iets heeft gezegd…’

Het verbaasde Darcey dat Carol niet wist waarom het tot een breuk was gekomen. Ze had altijd gedacht dat iedereen het erover zou hebben, het was niet in haar opgekomen dat de meesten het te druk hadden met hun eigen problemen. ‘Dat vertel ik je een andere keer,’ zei ze. ‘Lang verhaal. In elk geval heb ik haar al in geen jaren meer gesproken, dus eerlijk gezegd verbaasde die uitnodiging me.’

‘En neem je iemand mee?’

Darcey schudde haar hoofd. ‘Ik dacht erover iemand mee te vragen voor de gezelligheid, maar… Nou ja, als jij ook alleen gaat, kunnen we net zo goed samen gaan.’

‘Veel leuker,’ zei Carol. ‘Er valt vast veel te lachen.’

‘Vast.’

‘Ik lach me altijd dood op een bruiloft,’ biechtte Carol op. ‘Al dat sentimentele gedoe, terwijl je wéét dat het waarschijnlijk tot een scheiding komt.’

‘Nieve woont al jarenlang met hem samen,’ zei Darcey.

‘Echt? Waarom trouwen ze dan nu pas?’

Darcey haalde haar schouders op.

‘Het zal leuk zijn haar weer eens te zien.’

Darcey deed haar best enthousiast te kijken.

‘Nou, dan zie ik je daar. Zeg, we moeten contact houden.’

‘Absoluut,’ zei Darcey, en ze overhandigde Carol een visitekaartje.

‘Manager business development,’ las Carol hardop. ‘Ik ben onder de indruk.’

‘Kom op, ik ben maar gewoon een gescheiden loonslaaf met problemen.’

Carol schoot in de lach. ‘Maak je geen zorgen, ik los je problemen wel op voor het oog van miljoenen lezers.’

‘Ha, net wat ik nodig heb. Iedereen mag weten dat ik een stomme muts ben.’ Maar Darcey moest nog lachen toen ze naar buiten gingen.

De avond voor vertrek bleef ze tot laat op haar werk. Eigenlijk hoefde dat niet, maar ze wilde alles nog een laatste keer controleren omdat sommige producten of diensten van InvestorCorp nieuw voor haar waren. En ze wilde ook kijken of de batterij van haar laptop wel was opgeladen, en of ze het snoer in de laptoptas had gedaan. Haar mobieltje moest ook worden opgeladen, maar dat kon ze die nacht thuis doen.

Ze had die dag verwacht dat Neil wel even bij haar zou komen, maar ze had niets van hem gehoord. Alleen Minette had gebeld om haar een goede reis te wensen. Darcey hield Minette goed op de hoogte van alles wat er op het werk gebeurde, maar ze had maar niet verteld dat ze bang was dat Neil haar wilde laten struikelen. Minette vond het fijn dat Darcey en Neil ondanks alles wat er was gebeurd toch goed konden samenwerken. Heel volwassen, had ze gezegd. Waarop Darcey had gereageerd met een opmerking dat ze zich dan wel volwassen opstelde, maar dat ze Neil niet in huis zou nemen terwijl hij op zoek was naar woonruimte, en had Minette Martin al de deur uit gezet? Minette vond dat Darcey daar niets mee te maken had, en toen had Darcey haar excuses aangeboden en gezegd dat haar moeder het zelf moest weten, maar dat zij het allemaal niet fijn vond.

‘Maak jij je nou maar druk om je eigen zaken,’ had Minette pinnig gezegd, en toen had Darcey het onderwerp maar niet meer aangeroerd.

Terwijl ze de laptoptas dicht ritste, hoopte ze dat ze het niet zou verpesten in Singapore. Ze keek ook nog even of haar mailprogramma een out-of-office-reply zou sturen.

Vervolgens liep ze door de verlaten ruimte naar de lift. Ze vond het niet erg om hier alleen te zijn. Anna wel, die kreeg dan altijd visioenen van gestoorde mannen met bijlen. Toch was Darcey blij dat het niet donker was, want in het donker werd ze bang. Gelukkig werkte de verlichting hier met een sensor, zodat niemand ooit van licht verstoken hoefde te zijn.

Ze drukte op de liftknop en hoorde hem naar de zesde verdieping komen. De ping klonk luid in de stilte. Ze stapte in, drukte op de knop voor de begane grond en keek naar zichzelf in de spiegel. Ze had naar de kapper gemoeten, dacht ze terwijl ze een lokje achter haar oor stopte. Dat had ze willen doen op de dag dat ze Carol Jansen tegen het lijf was gelopen, en toen had ze er verder niet meer aan gedacht. Nou ja, dan moest ze maar naar de kapper in het hotel in Singapore.

Ze was nog bezig met haar haar toen het licht plotsklaps uitging.

Ze verstarde van schrik. Toen kwam de lift met een schokje tot stilstand, waardoor ze op de grond viel. Daar bleef ze met angstig bonzend hart wachten totdat het licht zou aanfloepen.

Maar dat gebeurde niet.

Toen ze besefte dat ze haar ogen stijf dichtgeknepen hield, deed ze ze langzaam open. Eigenlijk zou er noodverlichting moeten zijn, dacht ze terwijl ze rondkroop. Wat stom dat er geen noodverlichting is! Ze ademde hijgend, en ze sprak zichzelf streng toe dat ze zich niet zo moest aanstellen. Maar ze was nu eenmaal behept met een irrationele angst voor het donker.

Ze spitste haar oren, maar het was doodstil. Ze ging er helemaal van trillen.

‘Het is gewoon maar een stroomstoring,’ zei ze hardop. Het galmde griezelig. Op de tast zocht ze naar de telefoon in de lift. Ze wist niet naar wie ze dan zou moeten bellen, maar ze hoopte dat de hoorn opnemen voldoende was.

Er klonk geen toon. De tranen prikten in haar ogen, en ze haalde diep adem om rustig te worden.

Toen dacht ze ineens aan haar mobieltje. Ze zocht in haar tas, en toen ze het apparaatje had gevonden en openklapte, was ze erg blij met het zwakke schijnsel van het scherm. Het mobieltje moest worden opgeladen, maar hopelijk kon ze er toch iemand mee bellen. Anna zou wel weten wat er aan de hand was, Anna zou weten wat ze moest doen. Ze drukte op de sneltoets en hoorde de telefoon overgaan.

‘Hallo?’

‘Anna!’ riep ze uit, net voordat de verbinding werd verbroken.

Met trillende vingers belde Darcey nogmaals.

‘Darcey?’

Weer werd de verbinding verbroken. Darcey kon wel gillen. Het was verschrikkelijk om opgesloten te zitten in een donkere lift. Wat moest ze doen? Er zou pas morgenochtend iemand komen. De beveiliging controleerde alleen buiten. Er was niemand in het gebouw op dit moment.

Ze moest rustig blijven en diep nadenken. De telefoon werkte niet en er was geen stroom. Er moest dus iets aan de hand zijn, en daar zou iets aan worden gedaan. Zodra er weer stroom was, zou de lift weer werken. En de telefoon. Het kon hoogstens nog een paar uur duren. In het ergste geval zou ze moeten overnachten in de lift, en er was voldoende zuurstof voor een nacht.

Alleen moest ze om acht uur in het vliegtuig zitten, en haar koffer stond thuis.

Ineens kwamen de gevreesde tranen toch, en ze veegde ze weg. Was er nou maar licht, dan zou het een stuk minder erg zijn…

De laptop! Als ze die aanzette, zou ze een beetje licht hebben. Ze haalde hem uit de tas, zette hem op de grond en klikte hem aan. Het vertrouwde geluid van het opstarten was heel geruststellend.

Jammer dat er geen draadloos internet was, anders had ze Anna kunnen mailen, of de hulpdiensten. Ze zat hier vast in het donker, en ze wilde naar huis. Had ze haar mobieltje maar eerder opgeladen, en had ze het snoertje maar hier waarmee je het aan de laptop kon koppelen. Dan had ze kunnen bellen. Het was heel frustrerend om hier te zitten, omringd door communicatiemiddelen, en er geen gebruik van te kunnen maken.

Ze probeerde de lifttelefoon nogmaals, maar hoorde nog steeds geen toon.

Het was halfelf. Waarschijnlijk zat ze hier nog uren vast en zou ze het vliegtuig naar Singapore missen. Alles zou in het honderd lopen. Ze zou niet bekend komen te staan als de vrouw die de Aziatische markt had veroverd, maar als de stomme muts die vast was komen te zitten in de lift en een potje had gemaakt van een belangrijke zakenreis.

In een laatste wanhoopspoging zette ze haar mobieltje weer aan, want misschien zou een sms’je nog net gaan. Heel in het kort schreef ze dat ze vastzat in de lift en verstuurde dat bericht, net voordat het mobieltje het begaf. Misschien zou het sms’je Anna bereiken, of misschien ook niet. Darcey kon er alleen maar het beste van hopen.

Met haar rug tegen de liftwand liet ze haar hoofd op haar knieen rusten.

Een uur later meende ze iets te horen. Ze had patience gespeeld op de laptop en nog eens gekeken naar de gegevens van de cliënten die ze had aangebracht bij Global Finance. En ze had haar best gedaan niet te denken aan het flesje cola dat ze aan haar bureau had gedronken, en dat nu zwaar op haar blaas drukte.

Ze spitste haar oren. Hoewel ze zich meestal niet liet leiden door haar fantasie, ging ze zich toch afvragen of er misschien een grote ramp was gebeurd. Misschien had een bom de halve stad verwoest. Stel dat er terroristen hadden toegeslagen en zij de enige overlevende was? Angstig geworden durfde ze niet te reageren op een geluid totdat ze zeker wist wat het was. Iemand riep haar naam. Het was Anna Sweeney.

Opgelucht riep ze: ‘Anna, ik ben hier!’

‘Darcey?’

‘Hier! In de lift!’ riep Darcey zo hard ze kon.

Even later hoorde ze Anna weer, nu van veel dichterbij.

‘Anna, ik zit vast in de lift! Tussen de vierde en de vijfde verdieping, geloof ik.’

‘We halen je er wel uit,’ zei Anna.

‘Het is zo donker…’ Darceys stem trilde.

‘Arme stakker. Maak je geen zorgen, we bellen de hulpdiensten om je eruit te helpen.’

‘Fijn.’

‘Gaat het een beetje met je?’

‘Jawel, maar ik zou graag ergens anders zijn.’

‘We halen je er heus gauw uit.’

‘Wat is er aan de hand?’ vroeg Darcey.

‘Een graafmachine,’ antwoordde Anna. ‘Je weet toch dat ze buiten met iets bezig zijn? Nou, er is een stroomkabel kapot getrokken. Hele wijken zitten zonder stroom.’

‘Gaat het goed met je, Darcey?’

Die stem herkende ze: het was Neil Lomond. Ze vertrok haar gezicht tot een grimas. ‘Jawel,’ antwoordde ze.

‘De brandweer komt eraan,’ zei hij.

Jezusmina, dacht ze, waarom is hij nou hier, net nu ik in zo’n malle situatie ben beland?

‘Gaat het echt wel met je?’ vroeg hij.

‘Nou ja, het is geen vijfsterrenhotel,’ antwoordde ze.

‘Denk maar dat je meespeelt in Speed,’ raadde Anna haar aan.

‘Een opwekkende gedachte,’ reageerde Darcey, maar de paniek was al aardig gezakt.

Ze hoorde Neil lachen. ‘Jij zou geweldig zijn geweest achter het stuur van die bus,’ zei hij.

Hoewel ze nog trilde, moest ze toch lachen. ‘Vast.’

Een halfuur later vertelde Anna dat de brandweer er was, en toen hoorde Darcey ook meer geluiden. Na een paar minuten werden de deuren geforceerd en werd er met een zaklamp in haar gezicht geschenen.

‘Je zit bijna op de vierde verdieping, meid,’ zei de brandweerman. ‘We halen je er zo uit.’

‘Hier.’ Gauw klapte ze de laptop dicht, stopte die in de tas en overhandigde alles aan de brandweerman.

‘We halen liever jou eruit,’ zei hij.

‘Maar dit zijn belangrijke spullen, die heb ik nodig.’

‘Kom maar.’ Hij stak zijn hand uit en hielp haar uit de lift. Eenmaal in de gang werd ze vastgehouden door nog een krachtige hand.

‘Dank je.’ Ze keek op in Neils bezorgde ogen.

‘Gaat het?’ vroeg hij.

Ze knikte, ineens niet meer tot spreken in staat en dankbaar voor Neils sterke arm om haar heen. Die voelde vertrouwd en heel geruststellend.

‘O, Darcey!’ Anna omhelsde haar. ‘Ik ben zo blij dat je in orde bent!’

‘Het was niets, hoor. Niks aan de hand.’ Trillend bevrijdde Darcey zich uit iedereens armen.

‘Wat deed je hier nog zo laat?’ vroeg Neil.

‘Toen ik in de lift stapte, was het nog niet zo laat,’ antwoordde ze. ‘Nog voor tienen.’

‘Echt, Darcey, waarom hang je in vredesnaam rond op kantoor wanneer je in alle vroegte het vliegtuig moet nemen?’ vroeg Anna. ‘Ben je soms niet goed wijs?’

‘En waarom verbrak je steeds de verbinding?’ vroeg Neil. ‘En dat sms’je was ook raadselachtig. Eerst dachten we dat het een grap was.’

‘De batterij van mijn mobieltje was bijna leeg, en het signaal in de lift was erg zwak,’ legde Darcey uit. Ze zuchtte eens diep. ‘Nou ja, het is allemaal goed afgelopen.’ Ze balde haar vuisten in een poging het trillen te bedwingen.

Achter de brandweermannen en de beveiliger met de sleutel liepen ze het gebouw uit. Anna hield Darceys arm vast, en Neil liep aan Darceys andere kant, maar zonder haar aan te raken.

Buiten was het donker, en achter de ramen van de huizen was kaarslicht te zien. Ook een café was met kaarsen verlicht.

‘Wil je iets drinken?’ vroeg Neil.

Darcey knikte. ‘Ik kan wel iets gebruiken. Maar eerst moet ik naar de wc.’

Toen ze terugkwam van de toiletten, zaten Neil en Anna al aan een tafeltje met hun drankjes. Anna bestelde voor Darcey een glas wijn.

‘Gezellig,’ zei Darcey. Ze nam een grote slok.

‘Sfeervol, met die kaarsen,’ was Anna het met haar eens. ‘Gaat het echt wel met je?’

‘Tuurlijk. Zo lang duurde het allemaal niet, en ik wist zeker dat het goed zou komen.’

‘Goh, ik zou in paniek zijn geraakt,’ merkte Anna op.

‘Nou, ik was wel blij toen jullie er ineens waren,’ reageerde Darcey. ‘Gelukkig had ik mijn laptop bij me en kon ik nog een beetje werken.’

‘Heb je gewérkt in de lift?’ vroeg Anna ontzet.

‘Een beetje,’ bevestigde Darcey. ‘Ik maakte me druk of ik wel zou worden gevonden.’

‘Ik zou doodsbang zijn dat ik daar de hele nacht moest blijven,’ biechtte Anna op.

‘Welnee,’ zei Neil. ‘De stroomvoorziening zou dan allang zijn hersteld.’

‘Ik maakte me vooral zorgen dat ik morgen het vliegtuig niet zou halen,’ zei Darcey.

‘Ben je wel in staat om op reis te gaan?’ vroeg Anna. ‘Ik bedoel, het moet toch een hele schrik zijn geweest…’

‘Natuurlijk ga ik naar Singapore!’ riep Darcey uit. ‘Doe toch niet zo mal, Anna. Het spijt me dat je je zorgen hebt gemaakt om mij, maar het was een bof dat je er zo snel was. Ik dacht dat je thuis zou zijn.’

‘Neil en ik hadden iets te bespreken,’ zei Anna. ‘Dat deden we hier. We wilden net weggaan toen je belde.’

‘O.’

‘Ik maakte me zorgen. Neil dacht dat je misschien niet naar buiten kon door de elektronische deur.’

‘Wie had kunnen denken dat je vastzat in de lift?’ zei hij.

Darcey hief het glas. ‘Fijn dat jullie er waren. Bedankt.’

‘Graag gedaan,’ zei Anna.

‘Het zou niet best zijn geweest als er morgen een uitgedroogd lijk in de lift had gelegen,’ merkte Neil op. ‘Niet voor mij en niet voor het bedrijf.’

Darcey schoot in de lach.

Op dat moment ging Neils mobieltje. ‘Excuseer me,’ zei hij, en hij liep weg van de tafel.

Met opgetrokken wenkbrauwen keek Darcey Anna aan. ‘Iets te bespreken?’ vroeg ze. ‘In een café, op maandagavond?’

‘Och, dat houdt het ontspannen.’ Anna keek Darcey aan. ‘Je hebt gelijk, hij is een lieverd.’

‘Weet ik,’ reageerde Darcey. ‘Daar viel ik toen op.’ Ze huiverde, niet goed wetend of dat nog van de schrik was of van de herinnering aan Neils arm om haar heen.