7

Niet lang nadat Darcey was teruggekomen uit Barcelona, moest ze naar Milaan, waar ze eenzelfde soort besprekingen voerde en ’s avonds ging eten met Rocco Lanzo, die ooit cliënt was geweest bij Global Finance, maar nu een delicatessenwinkel bestierde.

Toen ze het restaurant binnenkwam, zat hij al aan een tafeltje met een glas rode wijn.

‘Darcey!’ begroette hij haar, en hij zoende haar op beide wangen. ‘Ciao, bella.’

Ze lachte. ‘Hoi Rocco. Come stai?

‘Heel goed,’ zei hij. ‘En met jou? Je ziet er beeldschoon uit.’

Weer lachte ze. ‘Allemaal vleierij.’

‘Geen vleierij, maar de waarheid.’

Ze keek naar zichzelf in de spiegelwand. Haar blonde haar viel sluik en glanzend om haar gezicht, haar ogen straalden dankzij de druppeltjes die ze erin had gedaan, en de blusher deed haar wangen er blozend uitzien. Ze droeg een laag uitgesneden turquoise jurk met spaghettibandjes, met bij de hals fonkelende kristalletjes.

‘Wat heb jij allemaal meegemaakt, inamorato?’ vroeg ze.

‘Och, het gebruikelijke.’ Hij schonk wijn voor haar in, en op dat moment verscheen de ober met twee borden pasta. ‘Ik heb vast besteld. Pasta, en dan fritto misto. Dat eet je hier toch altijd?’

‘Ja.’ Ze glimlachte. ‘Ik ben erg voorspelbaar.’

‘Niet voorspelbaar genoeg.’ Hij hief zijn glas. ‘Proost.’

‘Alla salute.’

Ze was dol op Rocco. Ze was sowieso dol op Italiaanse mannen. Die gaven je het gevoel dat je werd gewaardeerd en beeldschoon was. Ze bestelden dan wel het eten voor je, maar verder waren ze balsem voor de kwetsbare ziel. En Darcey was kwetsbaar, vooral op mannengebied. Ze liet Rocco vertellen over zijn succesvolle nering, films die hij had gezien en modeshows die hij had bezocht. Rocco’s zuster was modeontwerpster, maar Darcey wist dat hij niet alleen vanwege Sofia in mode was geïnteresseerd. Hij was zelf zeer modieus, en droeg dan ook een Armani-pak.

‘Wat gaat er met jouw bedrijf gebeuren nu de wolven van InvestorCorp voor de deur staan te huilen?’ vroeg hij toen ze na het eten nog iets dronken in de hotelbar.

‘Geen idee.’ Ze haalde haar schouders op. ‘Hopelijk niets ingrijpends.’

‘Misschien krijg je een belangrijker functie.’ Rocco vertrok zijn gezicht tot een grimas. ‘En dan kom je niet meer naar Milano.’

‘Voor jou heb ik altijd tijd,’ reageerde ze.

‘Molte grazie.’ Hij drukte een kus op haar hand. Bij ieder ander zou dat overdreven zijn, maar bij Rocco paste het.

‘Ik heb een barretje op mijn kamer,’ zei ze zacht.

‘Perfetto.’

Ze namen de lift naar de vijfde verdieping. Nog voordat de deur van haar hotelkamer achter hen dichtviel, had hij de rits van haar jurk al naar beneden getrokken.

Hij vertrok na enen. Ze zoende hem op beide wangen en vervolgens op de mond, en hij zei dat ze moest bellen wanneer ze weer naar Milaan zou komen.

Zodra hij weg was, nam ze een lekker warm bad en keek naar de druppeltjes die langs het witte marmer op de wand naar beneden gleden. Ze was dol op Rocco. Iedere man beschikte zo over zijn eigen charmes, maar Rocco bezat wel heel veel charme. In vier steden kende ze mannen. Francisco, Rocco, Jose en Louis-Philippe. Barcelona, Milaan, Lissabon en Parijs. Ze had hen leren kennen op haar zakenreizen. Francisco en Rocco als cliënt, Jose en Louis-Philippe zomaar. Nu Francisco getrouwd was, had ze in Barcelona niemand meer. Ze had niet gezocht naar vervanging. En ze vroeg zich af of ze wel naar vervanging zou zoeken als een van de anderen er een punt achter zou zetten, of als zij dat besloot. Ze kon ook geen contact meer opnemen met Rocco, dan zou het afgelopen zijn.

Maar dat wilde ze niet. Ze was niet van plan geweest het bed in te duiken met hem, maar hij was zo lief geweest. Ze had zich echt gewaardeerd gevoeld. Bovendien waren er tegenwoordig nog maar weinig vrijpartijtjes. In Dublin had ze niemand. In heel Ierland niet. Ze ging alleen met mannen naar bed tijdens haar reisjes. Dit leek niet op het actieve seksleven waar vrouwen volgens de Cosmo recht op hadden.

Vier schatjes in vier stadjes. En nu nog maar drie schatjes. Het ging allemaal goed omdat ze ook bevriend met hen was, omdat ze niet meer wilden van haar en zij niet van hen. Ze voelde zich bij hen op haar gemak, ook in bed.

Het draaide niet om de seks. Dat hield ze zichzelf vaak voor omdat ze het angstige gevoel had dat anderen zouden denken dat het haar puur om de seks ging als ze zouden horen dat ze in drie stadjes een schatje had. Maar daar ging het haar niet om. Natuurlijk was het fijn om met hen te vrijen, maar dat was niet de enige reden. Het was fijn dat ze er voor haar waren, dat ze van hen kreeg wat ze wilde en dat ze haar dan verder met rust lieten. Omdat ze hen niet vaak sprak, hoefden ze het nooit over saaie, alledaagse dingen te hebben. Bovendien was ze op geen van hen verliefd. Dat maakte het allemaal een stuk makkelijker. Want in liefde geloofde ze niet meer.

Misschien klonk het een beetje kaal, maar dat was het niet. In elke stad had ze iemand, en dat maakte de zakenreizen spannend. Uiteraard moest ze oppassen vanwege haar zakelijke relaties, ze zou niet graag haar carrière op het spel zetten. Maar bij deze mannen was dat geen probleem. Ze glimlachte zuur. Ze was goed in los-vaste verhoudingen. Verhoudingen die dat niet waren, vormden een probleem.

Ze stapte uit bad en sloeg de enorme, witte handdoek om zich heen. Los-vast was tegenwoordig prima. Maar misschien moest ze eens op zoek naar nieuwe mannen, want je kon niet eindeloos een los-vaste verhouding met iemand hebben. En meer dan los-vast wilde ze niet, dit voorzag in haar behoefte.

De volgende middag kwam ze terug op kantoor. Er waren vijftien berichten ingesproken op haar voicemail, en er waren veel e-mails binnengefloept. Op het computerscherm waren gele Post-its geplakt. Ze peuterde ze eraf en legde ze op een stapeltje.

Ze was moe en wreef in haar ogen. Ondanks de vrijpartij en het warme bad had ze niet goed geslapen. Met haar kin op haar hand en met gesloten ogen dacht ze na over een technisch probleem van een van haar cliënten, waarvoor ze een oplossing moest vinden.

‘Moe? Verveeld? Of allebei?’

Door die opmerking werd ze uit haar gedachten gerukt. En dat lag niet aan de opmerking zelf, maar aan de stem.

‘Hoi,’ zei ze.

Haar hart ging tekeer en haar oren suisden. Moeizaam slikte ze, want haar mond was ineens kurkdroog.

‘Hoe gaat het?’ vroeg ze.

De man tegen wie ze dat zei, stond pal voor haar, geflankeerd door collega’s. Hij stak een kop boven hen uit en was minstens tien jaar jonger. Zijn ogen waren donkerblauw en zijn haar roetszwart zonder spoortje grijs.

‘Dit is Marcus Black,’ zei hij met een knikje naar de man links van hem. ‘Hij is van de vestiging van InvestorCorp in New York. En dit is Douglas Lomax uit Edinburgh. En mij ken je natuurlijk al. Ik werk ook op het hoofdkantoor in Edinburgh.’

Ze bevochtigde haar lippen, stond op en stak haar hand uit. ‘Leuk je weer eens te zien, Neil.’

‘Insgelijks. Het is lang geleden.’

Hij schudde haar hand steviger dan ze had verwacht, en ze vertrok haar gezicht toen hij haar hand iets langer vasthield dan strikt noodzakelijk was.

‘Zo,’ zei Marcus met een sterk Amerikaanse tongval. ‘Moe, verveeld of allebei?’

‘Ik dacht na,’ zei ze snel. ‘Moe ben ik nooit, en verveeld al helemaal niet.’

Hij lachte. ‘Prettig kennis te maken, mevrouw…’

‘McGonigle,’ zei ze snel. ‘Manager business development.’

‘Darcey McGonigle,’ zei Neil.

‘Aha,’ zei Douglas. ‘Prettig kennis met je te maken, Darcey.’

‘Insgelijks,’ zei ze. ‘We willen natuurlijk allemaal graag weten hoe het uitpakt met de fusie.’

‘De overname,’ verbeterde Neil haar.

‘O ja,’ zei ze, ‘de overname.’

‘Neil en jij kennen elkaar al,’ zei Marcus. ‘Hij heeft veel over je verteld.’

‘O,’ zei Darcey. Ze vroeg zich af wat hij Marcus dan precies over haar had verteld. ‘Maar dat is eh… zeker tien jaar geleden.’

‘Het lijkt wel gisteren,’ merkte Neil gladjes op.

‘De tijd vliegt,’ zei ze. Ze keek van Douglas naar Marcus. ‘Ik verheug me erg op de samenwerking. Volgens mij brengt de overname heel wat voordelen met zich mee.’

‘Inderdaad,’ reageerde Douglas. ‘Ik ben van plan jullie te laten toetreden tot voor jullie nieuwe markten waardoor jullie dubbel zo winstgevend zullen zijn.’

‘Geweldig.’ Stralend keek ze naar hem op.

‘Jullie zijn te veel op Europa gericht,’ zei hij. ‘Daar zullen we eens goed naar kijken met ons nieuwe business managementteam, en we zullen jullie uiteraard ook betrekken bij de besluitvorming.’

‘Geweldig,’ herhaalde ze.

‘Over een paar maanden kom ik hier werken,’ zei Neil. ‘Ik ben de nieuwe manager worldwide business. Ik heb een poosje met Marcus gewerkt in de Verenigde Staten en ben daarna naar Schotland gegaan, maar nu kom ik naar Dublin om onze operatie te herstructureren.’

‘Herstructureren.’ Haar mond voelde weer droog.

‘Jij krijgt daar vast een belangrijk aandeel in,’ merkte Neil op. ‘Het management hier is verbazend goed over je te spreken.’

Ja, dat zou hem inderdaad hebben verbaasd, dacht ze, dat iemand vond dat ze ergens goed in was.

‘Nou, we moeten weer verder.’ Marcus glimlachte. ‘Fijn kennis met je te hebben gemaakt, Darcey, we zien elkaar vast vaker.’

‘Insgelijks,’ zei ze.

Na nog een laatste glimlach liep het trio weg. Stiekem keek ze hen na, en haar hart ging minder tekeer.

Het was jammer dat ze haar hadden betrapt met haar ogen dicht. Dat was niet best, ook al had ze gezegd dat ze niet moe of verveeld was. Hoge pieten zoals zij hadden hun ogen altijd open. Echt iets voor Neil trouwens om iets te zeggen over verveling. Geërgerd balde ze haar vuisten.

De telefoon ging.

‘Je bent terug,’ zei Anna Sweeney. ‘Ik wil je even waarschuwen dat…’

‘Ik weet het al,’ onderbrak Darcey haar. ‘Lui van InvestorCorp. Ze betrapten me toen ik met mijn ogen dicht zat.’

‘Shit.’

‘Ik zei dat ik zat te denken,’ zei Darcey. ‘Ik denk niet dat ze me geloofden, maar het toont wel aan dat ik snel een oplossing kan verzinnen.’

Anna lachte. ‘Ze vallen best mee,’ zei ze. ‘Ik heb een lang gesprek met ze gehad over het personeel en de sfeer en zo. Ik stuur je wel een verslag.’

‘Vroegen ze nog naar mij?’ Het klonk als een soort piep.

‘Die Lomond vroeg naar je,’ antwoordde Anna. ‘Dat was het eerste wat hij wilde weten, of je hier nog werkte. Hij beweerde dat hij je kende van vroeger.’

‘Van heel erg lang geleden,’ bevestigde Darcey.

‘Een oude vlam?’ raadde Anna meteen.

‘Niet echt.’

‘Is hij getrouwd? O, sorry, vergeet dat ik dat heb gevraagd.’

‘Hoezo?’

‘Ik wil niet het type vrouw zijn dat zich meteen afvraagt of een knappe man nog beschikbaar is,’ zei Anna. ‘Dat is net zoiets als kerels die vrouwen rapportcijfers geven. Ik wil mannen als gelijken beschouwen, niet als eventuele echtgenoot.’

‘Mooi van je,’ reageerde Darcey.

‘En?’

‘En wat?’

‘Of hij getrouwd is, oen.’

‘Weet ik het?’ antwoordde Darcey.

‘Nou, dan kan ik nog dromen.’ Anna zuchtte eens diep. ‘Hij lijkt me erg geschikt als echtgenoot. Maar als vader? Dat weet ik nog niet.’

‘Knappe mannen zijn over het algemeen niet zo geschikt als echtgenoot,’ reageerde Darcey droog.

‘Hm…’ Anna zuchtte weer. ‘Daar heb je gelijk in. Maar een mens mag hopen. Zeg, hoe was het eigenlijk in Milaan?’

‘Best.’ Darcey deed haar best niet meer te denken aan Neil Lomond en zijn huwelijkse staat. Gek, dacht ze, ik heb nooit aan hem gedacht als getrouwd. Echt nooit. Wat zegt dat over mij? ‘Het was er zelfs top.’

‘Fijn. Zullen we na het werk iets gaan drinken? Dan kun je me er alles over vertellen.’

‘Lijkt me leuk, maar ik kan vandaag niet,’ zei Darcey. ‘Ik ben de laatste tijd veel van huis geweest, en heb nu heel veel slipjes die dringend moeten worden gewassen.’

‘De moderne vrouw ten voeten uit,’ reageerde Anna. ‘Zullen we morgen dan gaan lunchen?’

‘Dat laat ik je morgenochtend weten,’ beloofde Darcey.

Ze legde de hoorn op de haak en steunde haar kin weer op haar hand, maar deze keer met open ogen.

Om acht uur ’s avonds zat ze nog steeds achter haar bureau. Ze had verslag uitgebracht over de besprekingen met haar cliënten, en een oplossing naar de helpdesk gemaild voor het probleem waarmee een cliënt worstelde, en ze had gekeken naar de bedragen die ze had binnengebracht met nieuwe cliënten. Ze kon tevreden zijn. Ze zette haar tasje op het bureau, maar toen het belletje van de lift klonk, schrok ze zo dat ze door een onverhoedse beweging haar tasje van het bureau sloeg en de hele inhoud zich verspreidde over het zachtgrijze tapijt.

‘Shit,’ foeterde ze terwijl ze achter een wegrollende lippenstift aanging.

‘Ben je er nog?’ Neil Lomond keek naar haar terwijl ze de lippenstift opraapte.

‘Ja, ik ben er nog,’ antwoordde ze. ‘Maar ik ga nu weg.’

‘Heb ik je net op tijd te pakken gekregen.’

‘Nee hoor,’ zei ze. ‘Ik ga weg. Het is al laat.’

‘Inderdaad,’ zei hij. ‘Ik hoor je nog zeggen dat iemand met ook maar een greintje gezond verstand nooit na zessen op de werkplek blijft.’

‘Misschien beschik ik niet over gezond verstand.’ Dat flapte ze er zomaar uit. Ze deed haar best een achteloze indruk te maken terwijl ze een paar tampons opraapte en in haar tasje propte.

‘Ik help je wel.’ Ook Neil raapte van alles op. Hij overhandigde haar haar sleutels en de sirene die ze altijd bij zich had.

‘Bang te worden overvallen?’ vroeg hij.

‘Die krijgen we van het bedrijf,’ legde ze uit. ‘Voor de veiligheid.’

Hij knikte en bukte vervolgens om een kaartje op te rapen dat onder haar bureau terecht was gekomen. Toen hij het haar wilde teruggeven, keek hij ernaar. Er verscheen een verbaasde uitdrukking op zijn gezicht.

Ze griste het uit zijn hand. ‘Hoor eens,’ zei ze, ‘dat je hier nu zo’n beetje aan het hoofd staat, betekent nog niet dat je privédingen van mij mag bekijken.’

‘Sorry,’ zei hij. ‘Maar… Nou ja, het is een uitnodiging voor een bruiloft.’

‘Goh, nog steeds even opmerkzaam.’

‘Maar Darcey, dat zijn toch die mensen die…’

‘Ja. Blijkbaar zijn ze nog niet eerder in het huwelijksbootje gestapt,’ viel ze hem gespannen in de rede.

‘Als ik het mis heb, moet je het zeggen, maar…’

Ze haalde haar schouders op. ‘Ik zat fout.’

Verwonderd vroeg hij: ‘Pardon? Jíj zat fout?’

‘Ik dacht dat ze getrouwd waren,’ zei ze. ‘Ik weet niet waarom dat niet het geval was.’

‘Ik… ik weet niet wat ik moet zeggen.’ Met grote ogen keek hij haar aan. ‘Je zei dat ze ervandoor waren gegaan om te trouwen… Al dat gedoe!’

‘Het ging er niet om dat ze trouwden,’ zei ze.

‘Nee. Je hebt gelijk.’

‘En nu is het alweer lang geleden.’

‘Jezus, nooit gedacht dat ik je dát ooit zou horen zeggen!’

‘Nou, nu heb je het gehoord.’ Ze glimlachte, niet op haar gemak. ‘Kunnen we het dan nu laten rusten? Het is allemaal al zo lang geleden.’

‘Ja,’ beaamde hij. ‘Enne… Hebben jij en zij het nog een beetje goedgemaakt?’

‘Dat zou een beetje te veel gevraagd zijn.’

‘Waarom nodigt ze je dan uit?’

‘Dat heb ik me ook al afgevraagd. En misschien ga ik daarom toch maar.’ Ze haalde haar schouders op. ‘Ik zie wel.’

‘Als ik je een goede raad mag geven…’

‘Neil!’ onderbrak ze hem. ‘Geen goede raad, graag.’

‘Je hebt nooit naar goede raad willen luisteren.’

‘Hou op,’ zei ze.

Hij knikte peinzend. ‘Misschien ben je toch niet heel erg veranderd.’

‘Echt wel. Ik heb carrière gemaakt. Is dat niet genoeg verandering?’

Hij glimlachte flauwtjes toen ze de kaart in haar tasje stopte. ‘Hoor eens,’ zei hij, ‘ik heb er natuurlijk niks mee te maken, maar…’

‘Klopt, dat je er niks mee te maken hebt,’ zei ze op vastberaden toon. ‘Dus bemoei je er alsjeblieft niet mee omdat je vindt dat…’ Opeens brak ze de zin af. ‘Wat zeg ik daar nou? Uiteraard wil je je er niet mee bemoeien, en je wilt me ook niet echt goede raad geven. Dat ligt allemaal achter ons.’

‘Ja.’ Plotseling klonk hij kwetsbaar. ‘Ik zou niet durven. En je hebt gelijk, je bent veranderd.’

‘Misschien ben ik eindelijk verstandig geworden,’ zei ze schaapachtig. ‘Ik heb er lang over gedaan. Maar ik ben blij dat het je is opgevallen. Met jou gaat het vast ook goed. Met jou ging het altijd goed.’

‘Darcey…’

‘Hier werk ik dus,’ zei ze. ‘En jij nu ook. Ik wil geen intieme gesprekken op de werkplek. Je weet waartoe dat kan leiden. Dus kunnen we het vanaf nu zakelijk houden? Voor jou zal het een schok zijn, maar tegenwoordig ben ik zakelijk. Dus maak je maar geen zorgen.’

Met grote ogen keek hij haar aan.

‘Dus laten we nou maar doen alsof we elkaar nog maar pas kennen en dat ik me doodschaam omdat de inhoud van mijn tasje over de grond verspreid ligt, maar jij bent een geschikte vent van het nieuwe bedrijf, dus doet het er niet toe.’

Hij stak een hand op. ‘Oké, wat je maar wilt. Ik wilde heus geen oude wonden openrijten of zo.’

‘Dank je.’ Ze klonk echt opgelucht. ‘Iedereen doet weleens iets stoms, toch? En wij moeten ervoor oppassen dat wij door zulke stomme dingen niet weer van slag raken.’

‘Eh… ja.’

‘En je hoeft je geen zorgen te maken over hoe ik mijn werk doe,’ ging ze verder. ‘Zoals je zei, waren ze verbazend goed over me te spreken.’ Een beetje bezorgd vroeg ze: ‘Of…’

‘Of wat?’

‘Of moet ik me zorgen maken?’

‘Zorgen? Waarover?’

‘Herstructureren,’ zei ze toonloos. ‘Dat betekent meestal niet veel goeds.’

‘Ik wilde een briefje op je bureau leggen waarin staat dat we je een iets andere opdracht geven. Maar je hoeft je geen zorgen te maken over je baan.’

Opgelucht slaakte ze een zucht. ‘Je had me ook een mailtje kunnen sturen.’

‘Och, dat is zo onpersoonlijk.’

‘Wat wordt er dan veranderd?’

‘Dat weten we nog niet precies. Je zult een paar rapporten moeten schrijven. Ik e-mail je daar nog over. Ondertussen moet je verantwoording afleggen bij mij. Is dat een probleem?’

Zo achteloos mogelijk schudde ze haar hoofd.

‘Ik ben heel gemakkelijk om voor te werken. En Darcey, als je baas heb ik een zakelijke reden om te hopen dat je privéleven op orde is. Ik wil niet dat mijn werknemers zenuwinzinkingen krijgen van dingen waarvan ze in het verleden zenuwinzinkingen kregen.’

‘Nou overdrijf je,’ zei ze. ‘En sindsdien laat ik me nergens meer door kleinkrijgen.’

‘Ik ben blij dat te horen.’

Ze dacht dat het oprecht klonk, maar ze wist ook dat ze wat hem betrof niet op haar oordeel kon vertrouwen.

Hij knikte, glimlachte en liep naar de lift. Toen bukte hij opeens en raapte iets op van de grond. ‘Van jou, denk ik,’ zei hij terwijl hij nog een tampon op haar bureau legde.

Het verbaasde haar dat hij haar niet hoorde knarsetanden toen ze hem in de lift zag stappen. Dat had ze indertijd in haar slaap gedaan, en misschien deed ze dat nog wel. Er was niemand om haar dat te vertellen.

Ze ritste haar tasje dicht, zette de computer uit en trok haar jas aan. Vervolgens liep ze het kantoor uit, in de hoop dat ze Neil Lomond deze avond niet meer tegen het lijf zou lopen.

Gelukkig trof ze beneden alleen de beveiliger die haar goedenavond wenste. Ze knikte hem toe en beende toen naar het station. Terwijl ze liep, dacht ze bewust niet aan privézaken. In plaats daarvan dacht ze aan de verslagen die ze voor haar cliënten moest maken en aan de succesvol verlopen reisjes naar Barcelona en Milaan. Zodra ze veilig in de wagon zat, ritste ze haar tasje open en haalde er de uitnodiging uit.

Neil had gelijk gehad dat hij verbaasd was die uitnodiging te zien. Per slot van rekening had ze in het verleden die verhouding van veel dingen de schuld gegeven. En hier was het bewijs dat ze niet eens de moeite hadden genomen te trouwen. Dat verbaasde haar, en het kwetste haar vooral.

Ze had besloten niet naar de bruiloft te gaan. Daar had ze niets aan. Het verbaasde haar ook dat ze überhaupt was uitgenodigd, en maakte zich zorgen over de een of andere bijbedoeling. Ze kon geen reden bedenken om dat mens naar het altaar te willen zien lopen. En toch kon ze het niet van zich af zetten, en vroeg ze zich af of ze misschien toch maar moest gaan. Om alles af te sluiten.

Ze lachte schril. Afsluiten. Wat hield dat in? Dat je alles maar moest vergeven en vergeten? Dat zou ze nooit kunnen, en zeker niet als ze hen na al die jaren weer zou zien. Of misschien…

Ze verfrommelde de uitnodiging. Eigenlijk had ze die envelop helemaal niet willen openen. Het speet haar dat ze hem niet in de vuilnisbak had laten liggen. Ze had ook gehoor kunnen geven aan haar eerste ingeving en de boel kunnen terugsturen met in grote letters erop: OPZOUTEN. Maar daarmee zou ze zich belachelijk hebben gemaakt. De beste wraak was je gewoon nergens iets van aantrekken en je eigen leven leiden. Ze had haar best gedaan dat te doen. Goed, er waren problemen, maar die had iedereen. Alleen waren haar problemen in gang gezet door iemand van wie ze dat het minst had verwacht: Nieve.