1

Darcey McGonigle deed niet meer aan verjaardagen. Daar zag ze tegenwoordig het nut niet meer van in.

Toen ze nog een klein meisje was, was dat natuurlijk heel anders. Toen bestonden verjaardagen uit lawaaiige partijtjes met veel snoep en priklimonade in felle kleuren. Toen waren er mooi ingepakte cadeautjes en misschien een uitstapje naar de bioscoop, met als extra traktatie nog meer snoep. Toen waren verjaardagen nog leuk en hadden ze iets betoverends.

Maar de laatste tijd brachten verjaardagen haar alleen maar in herinnering dat ze alweer een jaar ouder was geworden en dat het leven niet was geworden wat ze ervan had verwacht toen ze zich nog een prinsesje voelde. Die prinsessenperiode had overigens minder dan een jaar geduurd, een paar maanden waarin ze roze jurken had gedragen en ze haar moeder toestemming had gegeven leuke speldjes en linten in haar haar te doen. Daarna had ze besloten dat prinsessen uit de tijd waren en had ze haar haar met een nagelschaartje afgeknipt, tot grote schrik van haar moeder, en geweigerd ooit nog een jurk te dragen. Uiteraard was ze teruggekomen op dat van die jurken, maar die waren nooit meer roze.

Terwijl ze onder de douche stapte, een gesmoorde kreet slaakte en gauw aan de warme kraan draaide omdat het water ijskoud was, dacht ze dat het leven voor niemand verliep zoals verwacht. Ze was niet zo stom om te verwachten dat ze ook echt zou krijgen waarom ze vroeger voor haar verjaardag had gevraagd, zoals een beroemd zangeres worden (toen ze tien werd), grotere tieten krijgen (toen ze veertien werd), of de Ware tegen het lijf lopen (vanaf haar vijftiende, maar de laatste paar jaar niet meer). Ze besefte dat wat ze had willen hebben toen ze tien, twintig of zelfs dertig werd, niet per se was wat ze op dit moment graag wilde. Maar op de ochtend dat ze vierendertig werd, een leeftijd die tot haar schrik heel wat ouder klonk dan drieëndertig, had ze het akelige gevoel dat de tijd voortdurend sneller verstreek, en dat ze nog steeds niet de volwassene was geworden die wist wat ze wilde. Niets was gelopen zoals ze het had gepland. En dat was misschien niet zo heel erg, dacht ze terwijl ze douchegel met honing en amandelen op haar schouders spoot, maar het zou wel fijn zijn als ze voor één keertje iets kon bedenken wat ging zoals ze wilde. Ze had er vrede mee dat ze niet kon zingen en dat haar behamaat een beschaafde 75B was gebleven, en zelfs dat ze de Ware nog niet had leren kennen, maar toch zou het fijn zijn iets te bereiken wat op het verlanglijstje van haar jeugd stond.

Verdomde verjaardagen ook, dacht ze toen ze uit de douche stapte, zich aankleedde en met moeite de klitten uit haar haren kreeg, ook al deed ze alles volgens voorschrift met veel antiklit-shampoo en de föhn. Verjaardagen werden gebruikt door multinationals om geld uit iedereens zak te kloppen voor veel te dure kaarten met sullige rijmpjes erop.

En dus keek ze niet in het postvakje in de lobby van het appartementencomplex om te zien of daar misschien een verjaarskaart in lag, maar beende ze er gewoon langs. Ze wist al dat er vier kaarten zouden zijn. Eentje van haar moeder, meestal met VOOR MIJN DOCHTER erop, veel bloemen en strikjes en een uiterst zoetig versje. In tegenstelling tot Darcey was Minette dol op verjaardagen. Er zou er ook eentje zijn van de tweeling. Een ouderwetse in sepiatinten als Tish hem had gekocht, en een grappige als Amelie aan de beurt was geweest om er eentje uit te zoeken. De tweeling, die slechts één jaar ouder was dan Darcey, stuurde altijd samen een kaart. Er zou er ook eentje zijn van haar vader, altijd dezelfde met binnenin de datum, alsof ze zelf niet wist wat die was. En dan als laatste een kaart van Nerys, de beste vriendin van haar moeder, met VOOR MIJN PEETDOCHTER erop, en erbij ingesloten een kraslot, plus een berichtje dat als het een winnend lot was, Darcey het geld moest besteden aan iets frivools. Deze kaart ontroerde Darcey altijd, omdat het cadeautje impliceerde dat ze om geld verlegen zat. Ook al had ze Nerys heel vaak verteld dat ze financieel onafhankelijk was – ja, ook met die hoge hypotheek, en ook al trok ze veel te vaak haar creditcard tevoorschijn – toch bleef Nerys op meelevende toon beweren dat iedere vrouw best geld voor zichzelf kon gebruiken, vooral wanneer ze niemand meer had om voor haar te zorgen. Wanneer Nerys dat zei, knarsetandde Darcey altijd, maar ze zei niets. Tot dusver had ze met die krasloten in totaal vijf pond gewonnen, en die had ze natuurlijk uitgegeven aan nog meer krasloten, hoewel ze daarmee nooit iets had gewonnen. Dat verbaasde haar niet. Ze was nu eenmaal niet zo iemand die loterijen won, dus verwachtte ze ook niets. En daarom maakte ze ook geen lijstje van wat ze zou doen als ze wel won. Net zoals bij de verlanglijstjes voor haar verjaardag was ze daar overheen gegroeid.

Snel verliet ze het moderne appartementencomplex dicht bij het Grand Canal Dock en stak de straat over om in de zon te kunnen lopen. Dit appartement in een van de meest gewilde buurten van Dublin had ze twee jaar geleden gekocht, ze was er dol op, ondanks de griezelig hoge hypotheek en ondanks het feit dat haar moeder het veel te koud en onpersoonlijk vond met al dat staal en glas. De tweeling pestte haar en beweerde dat ze zichzelf opsloot door te gaan wonen op de vijfde verdieping van een hoog en smal gebouw. En alle drie vonden ze dat ze tegenwoordig beter af zou zijn in Galway dan in de stressvolle heksenketel die Dublin was geworden. De aankoop van dit appartement had ook geleid tot de torenhoge bedragen die ze de creditcardmaatschappij schuldig was. Ze had niet beseft dat ze zoveel geld kwijt zou zijn aan meestal ongebruikt blijvende, handige apparaatjes voor in de keuken, of aan de volmaakte verlichting in de woonkamer, of aan de vele kussens en kussentjes op haar immens grote bed. Maar ze wist dat ze ooit die schulden zou afbetalen, want per slot van rekening had ze een goed betaalde baan. En ze vond het heerlijk om in Dublin te wonen, op vijf minuten lopen van het Dart-station en maar een kippeneindje met de trein naar haar werk in het Financial Services Centre.

Normaal gesproken kwam Darcey elke ochtend om halfacht aan bij het alledaags ogende kantoorgebouw, maar op de ochtend van haar verjaardag was ze te laat. Dat kwam omdat zodra de forenzen op het station van Grand Canal Dock waren ingestapt, de conducteur iets te opgewekt naar Darceys zin aankondigde dat er een defect was en dat ze bleven waar ze waren. Darcey bleef niet wachten totdat de treinen weer zouden gaan rijden en iedereen als haringen in een ton zou worden vervoerd, maar ging terug naar Grand Canal Street en zocht naar een taxi, al was ze zich ervan bewust dat het misschien sneller was om te gaan lopen. Maar ze droeg haar strakke zwarte pakje met de L.K. Bennett-laarzen van suède en heel hoge hakken, en daarop meer dan honderd meter lopen was geen optie.

Er was geen taxi te bekennen. Ze liep zo voorzichtig mogelijk verder op die torenhoge hakken en vroeg zich af waarom er altijd taxi’s waren wanneer je er geen nodig had, en nooit taxi’s wanneer je erom zat te springen. Als ik blaren krijg, dacht ze mopperig, smeer ik het openbaar vervoersbedrijf een proces aan de broek vanwege al die storingen. Ze zag zichzelf al in de rechtszaal toen ze ineens iets geels zag. Een taxi! Ze zwaaide uit alle macht en het lukte haar de taxi in te pikken net voor iemand anders, die kwaad naar haar keek terwijl ze met een lief lachje het portier dichttrok, blij dat ze niet al te laat op haar werk zou komen.

Eigenlijk hoefde ze niet klokslag halfacht present te zijn. Maar iedereen die het goed deed bij Global Finance was vroeg, en hoewel ze geen ochtendmens was, vond ze dat ze ook vroeg moest zijn. Darcey was manager business development bij het bedrijf in internationale financiële dienstverlening. Tish en Amelie noemden haar plagerig hun ambitieuze zusje. Natuurlijk was dat grote onzin. Zo belangrijk was haar baan nou ook weer niet. Het was een interessante baan. Eigenlijk hoefde ze alleen maar aardig te zijn tegen anderen, en dat kon iedereen.

Ze had dan wel een taxi te pakken gekregen, maar die kwam vast te zitten in het verkeer omdat er in Pearse Street een waterleiding was gesprongen. Zodoende duurde de reis van huis naar haar werk drie kwartier in plaats van het gebruikelijke kwartiertje. In de marmeren lobby van het Global Finance-gebouw drukte ze op het knopje bij de liften. Ze nam slokjes van haar kartonnen beker koffie en wachtte totdat de cafeïne haar zou veranderen van iemand die geen ochtendmens was in iemand die op elk moment van de dag vriendelijk in de omgang was. Ze lachte naar de andere werknemers die bij de liften kwamen staan, allemaal met van die bekers in hun hand. Op elke verdieping was een koffieautomaat, maar iedereen – ook Darcey – was het erover eens dat daar bruine drab uit kwam en dat de koffie van de Italiaan op de hoek stukken beter was.

De anderen lachten terug. Haar collega’s mochten haar graag, al waren veel van hen behoorlijk onder de indruk van haar belachelijk hoge IQ en wist iedereen dat Peter Henson, de directeur, een beetje bang voor haar was. Maar ze schepte nooit op over dat IQ. Ze had zelfs een keer gezegd dat intelligentie iets heel anders was dan gezond verstand. Ze was prettig om voor te werken en ze schold nooit iemand uit omdat die een fout had gemaakt, ook niet als het verdiend was. Toch waren er ook mensen die het simpele feit dat ze geduldig accepteerde dat niet iedereen zo perfect was als zij, al erg genoeg vonden.

Darcey werkte op de zesde verdieping. Terwijl de lift haar naar boven bracht, luisterde ze naar Margaret Rooney en Mylene Scott die het vol ongeloof over de zoveelste stukgeslagen relatie tussen twee beroemdheden hadden, en was het met hen eens dat het allemaal aan hém lag. Ook al had ze de romance tussen de sexy zanger en de nog sexyer filmster niet gevolgd. Margaret en Mylene hadden het er nog steeds over toen ze samen met de anderen uitstapten op de derde verdieping, die van de administratie, zodat Darcey even alleen was. Ze keek naar zichzelf in de spiegelwand voordat ze uitstapte. Dat deed ze altijd om er zeker van te zijn dat ze geen snor had gekregen van de koffie, of om te checken dat ze niet ineens puistjes op haar voorhoofd had gekregen. Het hogere kader werd geacht een efficiënte en nette indruk te maken, en ook al beschouwde Darcey zichzelf niet als echt belangrijk, ze vond het stiekem een prettige gedachte dat ze het toch maar mooi ver had geschopt. Helaas werd het beeld dat ze van zichzelf had als succesvolle zakenvrouw vaak verpest doordat haar rok was opgekropen, of doordat er een ladder in haar panty schoot. Haar ergste nachtmerrie was struikelen over haar eigen voeten en op de grond vallen. Als kind was ze onhandig geweest, ook in de prinsessenperiode. Ze deed haar uiterste best om niet meer zo onhandig te zijn.

In de spiegel zag ze er prima uit, afgezien van een lokje haar dat ondanks de behandeling met stylinglotion nog weerbarstig was. Ze plakte het glad, hoewel ze wist dat het zinloos was. Haar haar had een heel eigen willetje. Maar de make-up was goed in orde, een gekleurde moisturizer op haar gave huid zonder plots ontstane puistjes, een neutraal gekleurde oogschaduw en een beetje mascara op haar toch al lange en volle wimpers. Op haar lippen had ze een rozige lippenbalsem. Met haar lippen was ze het minst tevreden, die hadden best wat voller mogen zijn, een beetje gezwollen, zoals filmsterren en fotomodellen ze tegenwoordig hadden. Maar haar lippen waren heel gewoon en leken dus te dun. Een van de meisjes van corporate finance liet ze regelmatig opspuiten en had Darcey aangeboden een afspraak voor haar te regelen, maar omdat Darcey meestal al flauwviel wanneer ze maar een injectiespuit zág, en ze die dikke lippen bij de meesten geen verbetering vond, was ze niet op het aanbod ingegaan. Ze moest maar vrede hebben met haar dunne lippen, en met het feit dat haar ooit was verteld dat ze goed kon zoenen. Trouwens, zulke opgespoten lippen hoorden niet echt bij een zakenvrouw. Ze straalden iets kwetsbaars uit, en dat wilde Darcey niet.

Terwijl ze in de spiegel keek, was ze zich ervan bewust dat ze een karaktervol gezicht had, dus niet mooi. Ook toen ze jonger was, nog voordat ze haar goudkleurige lokken had afgeknipt, was ze niet echt mooi geweest; gewoon een klein meisje met helderblauwe ogen en een iets te grote neus. Veel was ze niet veranderd. Ze was gewoon. Ze had niets aan haar neus laten doen, en ze had nog steeds moeilijk haar. Tegenwoordig droeg ze het schouderlang, een beetje een streng kapsel. Uiteraard was ze zich ervan bewust dat het veel werk was om van kroezend haar steil haar te maken, en dat ze volledig afhankelijk was van haar straightener, maar dat strenge beviel haar goed. Met dat strenge uiterlijk werd ze niet lastiggevallen. Gestoken in het zwarte pakje met de strakke rok en het getailleerde jasje over een antracietkleurig topje maakte ze een griezelig efficiënte indruk. Het was fijn om er efficiënt uit te zien, beter dan mooi.

Ooit had ze met haar moeder gediscussieerd over de voordelen van het mooi zijn, erin berustend dat mooie meisjes de leukste jongens kregen en de beste banen, dat ze meer opvielen, en dat gewone meisjes op alle fronten meer werk moesten verzetten. Ze had erbij gezegd dat het niet eerlijk was. Minette McGonigle had niet gezegd dat ze onzin uitkraamde, maar had haar gelijk gegeven dat het niet eerlijk was. Minette was altijd eerlijk tegen haar kinderen.

Daar moest Darcey vaak aan denken wanneer haar verjaardag naderde. Maar het kon haar niet meer zoveel schelen. Terwijl ze naar haar bureau liep, verdrong ze die herinneringen. Ze ging zitten, logde in op de computer en hing haar jasje over de rugleuning van haar stoel. Omdat ze later was dan gewoonlijk, waren er al een paar berichten ingesproken op haar voicemail.

Er waren ook al een hoop mailtjes. De meeste waren nieuwsbrieven, andere waren van cliënten, en er was er ook eentje van het hoofd van HR van Global Finance. Dat mailtje opende ze, en vervolgens klikte ze op de link. Meteen schalde er muziek over de zesde verdieping, en over het scherm huppelden drie beertjes met vlaggetjes waarop stond: HAPPY BIRTHDAY. Haar collega’s keken grijnzend op en zwaaiden. Darcey trok een gezicht en klikte alles weg. Daarna toetste ze een intern telefoonnummer in.

‘Heel toepasselijk,’ zei ze tegen Anna Sweeney, het hoofd van HR. ‘Altijd fijn om de dag te beginnen met vreselijke muziek waarvan de oren van je collega’s gaan tuiten.’

‘Een vrolijk wijsje,’ protesteerde Anna opgewekt. ‘Leuk, toch?’

‘Heel leuk,’ beaamde Darcey.

‘Toevallig weet ik nu eenmaal precies wanneer iedereen jarig is. Dat hoort bij mijn verheven functie,’ ging Anna verder.

‘Jawel,’ zei Darcey. ‘Maar ik dacht dat we vorig jaar én het jaar daarvoor hadden afgesproken dat ik geen opgewekte boodschap van human resources zou krijgen om te memoreren dat ik alweer een jaar ouder ben en nog dieper in de schulden zit.’

Anna lachte. ‘Weet ik. Maar het hoort nu eenmaal bij mijn werk.’

‘Je hoort het personeel te steunen.’ Het klonk lichtelijk geamuseerd. ‘En ze niet om de oren te slaan met gedachten aan de eerste grijze haar.’

‘Je boft, Blondie. Niemand kan de jouwe zien.’

Darcey lachte. ‘Was het maar waar.’

‘In elk geval: gefeliciteerd,’ zei Anna.

‘Dank je.’ Darcey vertrok haar gezicht omdat er steeds meer mailtjes binnenfloepten. ‘Ik hang maar op. Iedereen stuurt me mailtjes. Ik spreek je nog.’

‘Wat denk je van de bespreking vandaag?’

‘Hè?’ Darcey hield op met scrollen. ‘Welke bespreking?’

‘Er is een mail van Peter,’ zei Anna. ‘Ik dacht dat je die wel zou hebben gelezen. Doe je je werk nog wel? Blijkbaar gaat die overname toch door. En blijkbaar heeft InvestorCorp gewonnen van Assam Financial.’

Darcey opende gauw de e-mail waarover Anna het had.

Aan: Personeel

Van: Peter Henson, MD

Onderwerp: InvestorCorp

Om 12 uur is er een bespreking in de personeelskantine, met als onderwerp InvestorCorp en hun bedoelingen met dit bedrijf. Iedereen wordt verzocht aanwezig te zijn.

‘O,’ zei Darcey.

‘Ja, o,’ zei het hoofd van HR.

Iedereen bij Global Finance was ervan op de hoogte dat ze waarschijnlijk zouden worden overgenomen door een groter bedrijf. Dat was onvermijdelijk, want Global Finance was een winstgevend visje in de zee van de financiële dienstverlening, en daarom een mooi bedrijf om over te nemen. Al maanden gingen er geruchten, en een paar weken geleden had er iets over in de krant gestaan. Toen Minette dat had gelezen, had ze meteen Darcey gebeld en gezegd dat er in Galway nog heel veel banen waren.

‘Jij weet er net zoveel van als ik,’ had Darcey gezegd. ‘En zover zal het vast niet komen.’

Maar echt zeker kon ze daarvan niet zijn. Ze had Minette dan wel gerustgesteld, maar ze maakte zich toch zorgen. Misschien deed het er niet veel toe dat het InvestorCorp was. Dingen bleven niet aldoor hetzelfde, mensen kwamen en gingen. Maar toch had ze liever een overname door een ander bedrijf gezien.

Ze draaide een lokje haar om haar vinger terwijl ze het mailtje nog eens las. Misschien kon ze weggaan voordat de overname rond was. Misschien was het tijd voor iets nieuws. Toen ze hier net was gekomen, was ze onervaren geweest. Maar dat was veranderd, ze had naam gemaakt. Ze werd gerespecteerd. Maar toch… Ze veegde haar ineens klam geworden handen af aan haar rok. InvestorCorp was een heel ander verhaal. En niet alleen omdat zelfs de receptionistes in hun Amerikaanse vestigingen waren afgestudeerd aan Harvard.

Ik had niet moeten toegeven, dacht ze. Ik had nooit carrière moeten maken. Ik ben niet geschikt om een krengerige carrièrevrouw te zijn, wat anderen daar ook van denken. Het was stom van me om te denken dat ik dolgraag manager business development wilde worden.

De honderd werknemers bij Global Finance kwamen op de afgesproken tijd bij elkaar in de kantine. Darcey ging op de rand van een houten tafel zitten en zei geen woord tijdens het wachten. Peter Henson was vijf minuten te laat. Daarom mopperden de mensen van de boekhoudafdeling dat híj er maar het eerst uit moest vliegen, en daar moesten ze erg om lachen. Maar toen beende hij de kantine in, lang en vol zelfvertrouwen, gevolgd door alle andere bestuursleden, die er allemaal erg vergenoegd uitzagen.

Peter kondigde aan dat de overname een feit was en dat er uiteraard veranderingen zouden plaatsvinden, maar dat niemand zich zorgen hoefde te maken want er zouden geen ontslagen vallen.

‘Als je dat gelooft, ben je wel heel goedgelovig,’ fluisterde Mylene Scott naast Darcey.

‘Natuurlijk verdwijnen er banen,’ beaamde Darcey. ‘Ik weet precies wat er gaat gebeuren. Er komen een paar hoge pieten en die gaan het hebben over rationaliseren en inkrimpen. Maar zelf worden ze niet gerationaliseerd en ingekrompen.’

Tersluiks keek Mylene haar aan, verrast door zo’n cynische opmerking van de vrouw die dan wel prettig in de omgang was, maar die ze toch beschouwde als iemand die het ver had geschopt.

‘Nou, jij hoeft je geen zorgen te maken,’ zei ze na een poosje. ‘Met die baan van jou.’

Darcey huiverde. Iedereen dacht dat haar baan geweldig was en dat zij briljant was, maar eigenlijk was het puur geluk dat ze was gekomen waar ze was. Eerlijk gezegd verwachtte ze elk moment dat haar een vraag zou worden gesteld waarop ze het antwoord niet kende, en dat iedereen dan meteen zou beseffen dat ze niets meer voorstelde dan een omhooggeklommen tikgeit, en dat ze eigenlijk van toeten noch blazen wist.

Om de waarheid te zeggen was ze best gelukkig geweest als uitzendkracht. Dat had haar meer vrijheid gegeven dan een vaste baan. Ze had zich niet met zoveel mensen hoeven te bemoeien, en zij niet met haar. Bovendien verveelde Darcey zich gauw, meestal al na een paar maanden op dezelfde werkplek, en dat betekende dat ze erg geschikt was voor het werken als uitzendkracht. Toen ze een paar jaar geleden naar Dublin was gekomen, nadat haar leven was ingestort en ze zich helemaal onmogelijk had gemaakt, had ze een tijdelijke baan gekregen als invaller voor iemand die met zwangerschapsverlof was gegaan. Dat was bij een grote bank geweest, en haar taak had bestaan uit het controleren op fouten in de dagelijkse verslagen. Iemand kon een tijdslimiet hebben overschreden, of abusievelijk dollars in plaats van euro’s afgeboekt.

De vrouw van het uitzendbureau had gezegd dat het hard werken was bij Amabank, maar dat ze uitstekend betaalden en dat Darcey er veel zou opsteken. Het had Darcey allemaal niet uitgemaakt. Het had haar niet kunnen schelen of ze moest zoeken naar fouten die een verschil van miljoenen konden uitmaken, of dat ze bonnetjes moest invullen. Ze had het alleen maar zó druk willen hebben dat ze niet kon nadenken, en elke week betaald krijgen. Dus had ze drie dagen later op de boekhoudafdeling van de bank gezeten, met twee nieuwe collegaatjes, Jayne en Sinead, die alles over haar hadden willen weten.

‘Ben je getrouwd of single?’ had Jayne gevraagd.

Die vraag had Darcey verrast.

‘Jayne gaat volgende maand trouwen,’ had Sinead verteld. ‘Daarom denkt ze aldoor aan de huwelijkse staat.’

‘Ik ben niet zo van het trouwen,’ had Darcey gezegd, en dat had een eind aan het gesprek gemaakt. Jayne had beledigd gekeken en had toen voor de zoveelste keer de site van het hotel bezocht waar de receptie zou worden gehouden, om nog eens naar alles te kijken.

Het was een drukke afdeling geweest, maar niet zo druk als waarop Darcey had gehoopt. Ze had het werk gemakkelijk aangekund, en had nooit bezwaar gemaakt als ze iets extra’s moest doen. Ze had zich erg impopulair gemaakt door dingen te doen die haar niet waren gevraagd, maar ze had nu eenmaal liever iets omhanden dan dat ze uit het raam moest kijken en denken aan dingen waaraan ze niet wilde denken. Of erger nog: te worden ondervraagd door Jayne en Sinead over de mannen in haar leven. Wanneer ze terugkeek op die periode, besefte ze dat ze gruwelijk afstandelijk was geweest. Maar daar had ze niets aan kunnen doen, en ze had het Jayne en Sinead dan ook niet kwalijk genomen dat ze blij hadden gekeken toen ze werd overgeplaatst.

Bernard Hickey, het hoofd van de afdeling, had gevraagd of ze ooit had nagedacht over een vaste baan nadat ze binnen het kwartier een fout op een spreadsheet had ontdekt waar hij al de hele dag naar op zoek was geweest.

‘Nee,’ had ze gezegd.

‘Maar jij vond die fout bijna meteen. En ik maar zoeken.’

‘Dat komt omdat jij op het scherm naar iets zocht,’ had ze gereageerd. ‘En de fout zat in de originele getallen, niet in de getallen die waren ingevoerd.’

‘Dat had ik moeten zien,’ had hij gezegd. ‘Heb je soms wiskunde gestudeerd?’

Ze had gelachen. ‘Dit had niets met wiskunde te maken,’ had ze gezegd. ‘Het was gewoon maar hoofdrekenen.’

Hij had haar grijnzend aangekeken. ‘Nou ja, tegenwoordig, met al die computers en zakjapanners, zijn er maar weinig mensen die nog kunnen hoofdrekenen.’

‘Mijn vader was wiskundeleraar,’ had Darcey verteld. ‘Hij liet ons oefenen.’

‘Aha.’ Bernard had geknikt. ‘Nou ja, als je toch liever een vaste baan wilt, moet je het maar zeggen.’

‘Ik denk niet dat ik dat wil,’ had Darcey gezegd. ‘Maar toch bedankt.’

Twee weken later, de dag dat ze werd overgeplaatst naar ondersteunende taken, veranderde dat. En dat had niets met rekenen of wiskunde te maken.

In haar lunchpauze had ze achter haar bureau over een extreem moeilijke sudoku in de krant gebogen gezeten toen Mike Pierce, die in trade bonds deed en een luid en geërgerd telefoongesprek voerde, plotseling was opgestaan en had uitgeroepen: ‘Is hier dan verdomme niemand die Duits spreekt?’

Darcey had opgekeken. Mike had de headset van zijn hoofd gerukt en vertwijfeld om zich heen gekeken. Ze had haar keel geschraapt. ‘Ja, ik,’ had ze gezegd.

‘Geweldig.’ Mike had de headset naar haar uitgestoken. ‘Kun je in dat geval even uitleggen waar die vent het over heeft? Engels is toch de taal waarin zaken worden gedaan, je zou zeggen dat…’

Darcey was opgestaan en had de headset opgezet.

‘Guten Tag, mein Herr,’ had ze gezegd, om in rap Duits te vervolgen met: ‘Ten eerste wil ik graag mijn excuses aanbieden omdat mijn collega zo grof was. Kan ik u misschien ergens mee van dienst zijn?’

De Duitser, die Dieter Schmidt bleek te heten, had gezegd dat er een probleempje was met de rente van een obligatie in Mikes portefeuille, en dat hij belde om te vragen welke stappen er moesten worden genomen. Zijn Engels sprekende collega was die dag ziek, maar volgens de gegevens was het personeel van de Amabank de Duitse taal machtig.

‘Niet iedereen, zo blijkt wel,’ had Darcey gezegd terwijl ze aantekeningen maakte op een blocnote. ‘Maar nu is alles in orde. Danke und auf Wiedersehen.’

Ze had haar aantekeningen aan Mike overhandigd, die haar verbaasd had aangekeken.

‘Je spreekt vloeiend Duits!’ had hij uitgeroepen.

Ze had haar hoofd geschud. ‘Niet echt. Jou klinkt het misschien goed in de oren, maar het lijkt niet op het Duits van een echte Duitser.’

‘Wat ben je toch een parel.’ Hij had breed gegrijnsd. ‘Goed in wiskunde én in Duits!’

Verwonderd had ze hem aangekeken.

‘Kom op!’ had hij gezegd. ‘Bernard heeft het al dagen over jou en die verdwenen vijf ton. Hij vindt je geniaal.’

‘Dan is hij knap stom,’ had Darcey gereageerd. ‘Iedereen had die fout kunnen opsporen. Ze dachten alleen allemaal de verkeerde kant op.’

‘Misschien.’ Nadenkend had Mike haar aangekeken. ‘Beschik je over nog meer talenten waarvan we niks weten?’

Darcey had haar schouders opgehaald. ‘Dat betwijfel ik.’

‘Spreek je nog meer talen?’ had hij gevraagd.

‘Een paar,’ had ze niet op haar gemak geantwoord.

‘Zoals?’

‘In Frans ben ik best goed,’ had ze na een poosje gezegd. ‘Italiaans iets minder, en Spaans redelijk.’

‘Allemachtig, je hebt je licht wel goed onder de korenmaat verborgen gehouden,’ had hij gezegd. ‘Heb je talen gestudeerd of zo?’

‘Mijn moeder is Zwitserse,’ had ze uitgelegd. ‘Ze spreekt Duits, Italiaans en Frans, maar wel met een accent. Nou ja, daar spreken ze een ander soort Frans. Toen ze met mijn vader trouwde, kwam ze naar Ierland, en ze vond het zeker een goed idee ons al die talen te leren. Ik heb een paar maanden als au pair in Spanje gewoond, daar heb ik een beetje Spaans opgepikt.’ Ze had gezwegen, zich ervan bewust dat ze in deze paar minuten meer over zichzelf had verteld dan in al die tijd dat ze hier al was.

‘Heb je nog ander werk in het buitenland gedaan?’ had Mike gevraagd.

‘Zoals wat?’

‘Kantoorwerk? Iets administratiefs? Omgang met klanten?’

Ze had haar hoofd geschud. ‘Nee.’

‘Hm.’ Mike had haar zo lang nadenkend aangekeken dat ze ervan had gebloosd.

‘Jeetje,’ had ze ineens bits gezegd. ‘Misschien kun je beter gaan doen wat Dieter voorstelde, zodat die rente wordt overgeboekt.’

‘Wiskunde, talen en karakter,’ had hij gezegd. ‘Dat zie ik graag in een meisje.’

De dag daarna werd Darcey bij de directeur geroepen.

‘Ik zal er geen doekjes om winden,’ had Cormac Ryan gezegd. ‘Ik zou het fijn vinden als je meer voor ons zou gaan werken, Darcey. Je beschikt over diverse talenten. Ik begrijp niet dat we niet wisten dat je je talen zo goed spreekt.’ Het had een beetje geërgerd geklonken, alsof ze belangrijke informatie had achtergehouden.

‘Het leek me niet nodig dat te vertellen,’ had ze gezegd. ‘Per slot van rekening ben ik maar de uitzendkracht.’

‘Maar je was ervan op de hoogte dat we wereldwijd zakendoen.’

‘Uiteraard. Maar het leek me niet belangrijk. En ik blijf hier nog maar een maand.’

‘We willen je een vaste baan aanbieden met een proeftijd van een halfjaar,’ had Cormac gezegd. ‘Iedereen is onder de indruk van je kennis van onze financiële producten. En van je kennis van wiskunde, en van talen. Dat lijkt ons erg handig voor de Europese markt.’

‘Echt?’ Nadenkend had ze hem aangekeken.

‘We denken dat je goed zou kunnen samenwerken met onze Europese klanten. Sommigen vinden het erg prettig om met iemand in zijn eigen taal te kunnen spreken.’

‘Of in haar eigen taal,’ had Darcey opgemerkt.

Cormac had met zijn ogen geknipperd. ‘Of in haar eigen taal. Weet je, soms sturen we mensen naar het buitenland om een presentatie te doen, maar na afloop zitten de potentiële klanten dan maar een beetje te kwekken in het Duits of in het Frans. En het zou fijn zijn om te weten wat ze dan zeggen.’

‘Wil je dat ik als een soort spion optreed?’ had Darcey ontzet gevraagd.

‘Jezus, nee!’ had Cormac uitgeroepen. ‘Je hoeft niet te doen alsof je ze niet verstaat, hoor. Je hoeft ze alleen maar te begroeten in hun eigen taal, zodat ze weten dat we hen goed begrijpen. Dat we moeite hebben gedaan hen te begrijpen.’

‘Maar die moeite doen we dus niet,’ had Darcey opgemerkt. ‘Anders zouden er hier zat mensen rondlopen die hun talen spreken.’

Toen had Cormac geërgerd gekeken. ‘Wil je die baan of niet?’ had hij bars gevraagd.

‘Niet speciaal,’ had Darcey geantwoord. ‘Ik heb het zo ook prima naar mijn zin.’

En toen had hij ongelovig gekeken. ‘Prima naar je zin terwijl je maar een derde van je hersens gebruikt? Prima naar je zin terwijl je maar een derde verdient van wat je zou kunnen verdienen?’

Dat had beelden uit het verleden opgeroepen. Alleen was haar toen verteld dat ze slechts een achtste van haar hersens gebruikte. Ze had er schoon genoeg van dat haar werd gezegd dat ze maar een klein deel van haar potentieel gebruikte, en dat ze niet ambitieus was. Van ambitie werd je nog niet aardig, vond ze.

‘Je bent slim, je bent getalenteerd, en je bent daar niet op je plek,’ was Cormac verder gegaan. ‘Maar als je dat prettig vindt, vind ik het best. Maar wel zonde.’

‘Een derde van wat ik anders zou verdienen?’ Ze had het peinzend gevraagd.

‘Nou ja, dat hangt ervan af hoe het zich ontwikkelt…’ had Cormac snel gezegd. ‘Na de opleiding of zo. Maar als vaste medewerker met een vaste baan zou je uiteraard meer verdienen.’

Even had Darcey haar ogen gesloten. Misschien was het tijd voor verandering. Misschien moest ze niet meer van baantje naar baantje zwerven. Misschien moest ze eens de regie in handen nemen. De afgelopen maanden was ze veranderd, misschien werd het tijd dat eens te bewijzen.

‘Vertel er eens iets meer over,’ had ze na een poosje gezegd. ‘Zoals… wat zou ik dan gaan verdienen?’

Ze had de baan genomen omdat ze vond dat ze het extra geld verdiende. Haar persoonlijke leven was dan wel een chaos, maar ze kon zich volledig storten op haar werk. Professioneel. Alleen voelde ze zich niet professioneel. Ze had geen idee hoe het voelde om professioneel te zijn.

Ze was twee jaar bij Amabank gebleven en toen waren er headhunters van Global Finance gekomen. Dat was een merkwaardige ervaring geweest. Ze had nooit verwacht dat ze zomaar zou worden gebeld en dat haar een andere baan zou worden aangeboden. Hoewel ze meer zelfvertrouwen had gekregen, vond ze zichzelf geen echte expert. Ze had immers geen economie of zoiets gestudeerd, hoewel ze het meeste van deze tak van sport wel snapte. Alleen ontging haar soms het nut van wat ze deed, en voelde ze zich er niet altijd even gemakkelijk bij.

Maar Peter Henson van Global Finance, die ze tijdens een congres had leren kennen, was heel overtuigend geweest.

‘Kom in elk geval eens praten,’ had hij gezegd. ‘Ik weet zeker dat we voor iemand met jouw capaciteiten de juiste baan hebben.’

Haar taak zou eruit bestaan op zoek te gaan naar nieuwe, Europese cliënten en hun producten en diensten van Global Finance aan te smeren. Ze kreeg er uitstekend voor betaald. Het was een belangrijke functie. Hoewel ze vond dat ze zich moest inzetten voor haar carrière, was ze totaal niet commercieel aangelegd. Ze las graag, voor haar plezier, en niet omdat ze financiële verslagen in vier talen kon begrijpen. Ze loste graag wiskundige puzzels op, voor haar plezier, niet om voor het bedrijf een nieuwe manier te vinden om geld te verdienen. Geld verdienen had ze nooit belangrijk gevonden.

En toch, had ze gedacht terwijl ze luisterde naar Peter Henson die het had over alweer opslag, misschien was ze best goed in geld verdienen. Niet in het maken van vrienden. Niet in bed. Alleen maar in geld verdienen. Misschien was ze toch niet zo anders dan anderen als ze altijd had gedacht. Ze wist niet wat haar moeder tegenwoordig allemaal aan de buren vertelde over haar, maar het zou fijn zijn als het gerucht zich verspreidde dat Darcey McGonigle het helemaal had gemaakt.

Dus was ze van werkkring veranderd, en omdat ze meer ging verdienen, had ze eindelijk een appartement durven kopen. Minette en de tweeling zeurden haar al heel lang aan het hoofd dat ze dat moest doen. Ze vonden het zonde dat ze elke maand huur betaalde, weggegooid geld, noemden ze dat. Darcey wist dat ze gelijk hadden. Bovendien was het een statement om een eigen huis te hebben. Dat betekende dat ze haar leven weer onder controle had. Dat toonde aan dat ze het weer aankon. Dat ze niemand nodig had om… Nou ja, gewoon dat ze niemand nodig had.

‘Je zult er geen spijt van krijgen,’ had Peter Henson gezegd toen ze op zijn aanbod inging.

Maar nu kreeg ze dan toch het gevoel dat ze er wel spijt van had.