42

Ruïnes van DyMar

Vrijdag, 21.19 uur

Zodra Lentz en zijn mannen opdoken, wist Mulder dat ze geen Verster­kingen' waren maar een opruimploeg - ondergeschikte deelnemers aan de samenzwering waartegen Scully en hij altijd ten strijde trokken. Ze hadden Patrice en Jody opgespoord, de gewelddadige demonstratie op touw gezet, het laboratorium platgebrand, het huis van de Kennessy's overhoop gehaald, de bewijzen uit het lijkenhuis gesmokkeld. Mulder was dit soort 'versterkingen' liever kwijt dan rijk. Toen de eerste schoten klonken, was hij bang dat hij, Scully en de jon­gen door die kogelregen werden neergemaaid. Hij dook weg en zocht dekking. Dankzij Dorman had hij zijn pistool niet meer, maar Scully was nog gewapend.

'Scully, hou Jody in veiligheid!' riep hij. Hij hoorde de kogels met een zware, vochtige klap in Dormans huid slaan, en Dorman brulde van pijn. Mulder maakte zich in het donker uit de voeten en dook achter gevallen balken en ingestorte muren. Hij keek op toen de jammerklacht van de onheilspellende vluchteling die hem in gijzeling had gehouden, dier­lijker en minder gearticuleerd werd. Jeremy veranderde voor zijn ogen in een monster. Alle verschrikkingen van een cellulaire wildgroei, de ongebreidelde ver­spreiding van een kwaadaardige kanker met een eigen wil, kregen nu de vorm van het vaag omschreven wezen dat in Dormans cellen slapend aanwezig was geweest, maar nu oprukte en planloos groeide. Als wijken vol rijtjeshuizen, goedgekeurd door een omgekochte gemeenteraad, dacht hij.

En deze cellulaire stormloop had een moordzuchtig brein dat alleen wilde aanvallen en verpletteren.

Vanaf de plek waar Scully zat, kon ze de details niet zien. Ze beschermde Jody met haar eigen lichaam en zocht dekking bij een bulldozer in de buurt. Kogels ketsten met de felle echo's van metaal op metaal langs de gepantserde zijkant van de machine. Scully dook in de schaduw ervan en trok Jody tegen de grond.

Mulder rende diep gebukt tussen de brokken bakstenen en neergestorte balken en zocht een twijfelachtige dekking in het uitgebrande skelet van DyMar.

Dorman - of wat er nog van hem over was - wist nog twee agenten te grijpen en te doden met een combinatie van handen, tentakels en de ongelooflijk besmettelijke ziekte die in het slijm op zijn huid huisde. Nog steeds klonken er schoten als een dolgedraaide pan met popcorn. Gele lichtflitsen schoten als vuurvliegjes door de lucht. Mulder zag dat de mannen in de zwarte pakken zich verspreid hadden en het hele ter­rein omsingelden. Ze rukten op en dreven Dorman de ruïnes in. Alsof alles volgens plan verliep.

Hij rende door een deuropening vol tanden van verbrijzeld glas. Op de een of andere manier was die ondanks de brand en de explosie blijven staan.

Bij de bulldozer schreeuwde Jody wanhopig. Zijn hond uitte een lange en zenuwslopende reeks grommen en blaffen. Mulder hief zijn hoofd en zag de donkere schaduw van de zwarte labrador de ruïnes in rennen. Bijtend en blaffend achtervolgde het dier Jeremy Dorman. Ook Lentz' mannen slopen naar het ruïnelabyrint, maar ze waren nu op hun hoede. Dorman had hun kogelregen weerstaan en verscheidene ploegleden vermoord. Twee van de mannen hadden zaklantaarns. Als helderwitte ogen, boorden ze witte lansen door het duister. Waar Dorman het puin in beweging bracht, dwarrelde as naar beneden. Mulder rook de scherpe geur van roet en verbrand plastic. Een van de agenten lokaliseerde Dorman met de lichtstraal uit zijn lan­taarn en probeerde hem te verlammen, zoals een hert verlamd wordt door aanstormend verkeer. De monsterachtige man schoof zijwaarts

tegen een pilaar, waarbij een verkoolde houten balk in een regen van betonblokken neerstortte.

De agent met de zaklantaarn probeerde zich uit de voeten te maken, maar het puin viel op zijn bovenbeen. Een deel van de muur stortte in. Mulder hoorde een bot kraken met het geluid van brekend bamboe. De man in het zwarte pak, die zijn slachtoffer zo beheerst had opgejaagd, gilde nu hoog en balkend van pijn. Ergens in het uitgebrande gebouw blafte de hond. Mulder probeerde in dekking te blijven maar maakte veel lawaai toen hij over neergestorte bakstenen en stukken glas struikelde. Hij hoorde op­nieuw schieten en dook achter een scheefstaand, geblakerd bureau. Een kogel raakte het kantoormeubilair en Mulder siste van verrassing. Buiten zag hij Scully in het parelgrijze, door mist gedempte maanlicht zitten. Ze hield de jongen tegen door zijn gescheurde shirt te grijpen. Jody bleef zijn hond roepen, en nog steeds klonk een hagel van scherpe schoten door de lucht. Scully duwde de jongen naar achteren toen een nieuw salvo de bulldozer raakte.

Een volgende kogel sloeg in een bureau vlak bij Mulders schuilplaats. Hij begreep dat al die kogels niet verdwaald konden zijn, hoewel dat wel het excuus zou worden. Voor de mannen die DyMar omsingeld hadden en Dorman en Jody probeerden te doden, kon het heel voordelig zijn als ook Mulder en Scully 'per ongeluk' in hun schootsveld hadden gelegen.