20

Rose Marie's Coffee Shop, Lincoln City, Oregon 

Vrijdag, 8.51 uur

Mulder zat lui op de beklede barkruk in het koffiehuis. Vanwege de mot­regen van die ochtend had hij nog steeds een overjas aan. De verse kof­fie in het Bunn-apparaat verspreidde een heerlijk volle, bittere geur. Hij zette zijn ellebogen op de bar van gespikkeld formica en keek fron­send rond. Erg schoon was het er niet. Er plakte iets aan de mouw van zijn jas - oude stroop van het ontbijt van die ochtend 'met wafels en extra worst'.

De menukaarten waren beduimeld, maar de belangrijkste inlichtingen stonden in kleine plastic letters op een mededelingenbord boven de grill. Het rode kunstleer op de banken in de nissen was met breed plak­band gerepareerd. Het tweede kopje koffie was altijd gratis en de ser­veersters noemden alle klanten 'schatje'.

De boeren, houthakkers en vissers droegen een opvallend kleurige ver­zameling groene petten van diervoedingswinkels, blauwe petten van ver­zekeringsmaatschappijen en rode petten van fabrieken van landbouw­gereedschap. Mulder met zijn nette pak, zijn zwarte gepoetste schoenen, zijn das en zijn overjas leek er volstrekt verdwaald. Uit diezelfde overjas haalde hij de dikke expresenvelop die hij zojuist ontvangen had. De geadresseerde was 'de heer Jones' in het motel, de afzender 'de heer Smith'. De Eenzame Schutters waren dol op camouflages.

De drie leden van deze groep anti-samenzweringswaakhonden zagen nog meer duistere manipulaties en verborgen geheimen dan Mulder zelf. Maar Byers, Langley en Frohike hadden hem vaak bij zijn onorthodoxe onderzoeken geholpen. Hun inlichtingen waren meestal betrouwbaar en kwamen uit bronnen waarnaar Mulder niet durfde te vragen. Ditmaal hadden ze hem al het belangrijks gestuurd dat ze over nano­technologie te weten waren gekomen.

Mulder keek op toen de breedheupige serveerster met een pot koffie naar hem toe kwam en een dikke, witte kop voor hem neerzette zonder dat hij erom gevraagd had. 'Koffie, schatje?' vroeg ze, terwijl ze de kop volgoot voordat hij antwoord kon geven.

Ze haalde een verfomfaaid groen blocnootje te voorschijn om zijn ontbijtbestelling op te nemen. Mulder vroeg een stuk van de bessenvlaai van gisteren, hetgeen hem een vragende blik opleverde, en haar verba­zing nam nog toe toen Mulder er ook nog een schep ijs op wilde. Ze zuchtte. 'Van mij mag je ontbijten wat je wilt, schatje.' Een zwaargebouwde man in een flanellen overhemd ging drie krukken verderop aan de bar zitten. Hij bestelde drie gebakken eieren met worst, bacon, toast en pannenkoek, en daarbij twee glazen sinaasappelsap en een glas melk. Daar was de serveerster aanmerkelijk tevredener over en ze riep de bestelling over de bar heen naar de sissende en dampende ruimte van de keukengrill. De kok liep luidruchtig rond, smeet ontbijt- bestellingen op de bar en zette hete witte borden op een stalen plaat, terwijl de serveerster naar de koelvitrine liep om Mulders vlaai te pak­ken.

Hij nam een slok koffie en haalde de inhoud uit de dikke envelop: een stapel gefotokopieerde krantenknipsels, wat uitdraaien van het Wereld­wijde Netwerk en een cassettebandje zonder nadere aanduiding. Mulder haalde een bandrecordertje uit zijn binnenzak, schudde de lus­sen en knopen uit het snoer van de koptelefoon en sloot die op de recor­der aan. Hij stak de cassette erin, drukte op play en bladerde intussen de uitdraaien door.

'Hallo, agent Mulder - en ook agent Scully, als je meeluistert,' zei Frohike met zijn korzelige stem, kennelijk hopend dat Scully luistervink speelde. 'Hier komt de achtergrondinformatie die je gevraagd hebt. Alles wat we te weten zijn gekomen. Er is veel openbare informatie over nano­technologie, en het is een griezelig onderwerp. Nog griezeliger als je be­denkt wat ze ons allemaal niet vertellen. Als die technologie ook maar een fractie van zijn mogelijkheden realiseert, zullen de ons bekende we­reld en het mensenras gaan veranderen op een manier die in de geschie­denis ongehoord is.'

Mulder hoopte dat Frohike een paar dingen zou uitleggen voordat hij aan een tirade begon. De man op het bandje zweeg even, haalde diep adem en begon toen bij het begin.

'Oké, Mulder, hier heb je de achtergrond die je nodig hebt. Het woord nanotechnologie verwijst naar piepkleine, zichzelf duplicerende ma­chientjes die klein genoeg zijn om in een menselijke cel te kunnen wer­ken. Ze zijn wendbaar genoeg om zo ongeveer alles in elkaar te kunnen zetten en slim genoeg om te weten wat ze doen. Ze zijn allemaal een miljardste meter ofte wel een nanometer lang.'

Mulder nam een slok koffie. 'Grote dingen worden in kleine doses ver­kocht.'

'Nanotechnologie vloeit logisch voort uit microminiaturisering en steeds snellere computers. Richard Feynman, Nobelprijswinnaar voor de natuur­kunde, kwam in de jaren vijftig met het idee, en vervolgens schetste John von Neumann, die aan het Manhattan-project werkte en de eerste computer ontwikkelde, de basis van zichzelf duplicerende machines. Maar het publiek merkte vrijwel niets van de nanotechnologie totdat K. Eric Drexler in 1986 het boek Engines of Creation publiceerde. Sommige mensen noemden hem een halvegare, maar hij werkte gewoon door. Tegenwoordig wordt hij als een visionair beschouwd.' Mulder bladerde al luisterend de krantenknipsels door. Onderzoekers aan de universiteit van Wisconsin, Madison, hadden met lithografische technieken een overbrengingsmechanisme van een tiende millimeter doorsnee gemaakt. Ingenieurs van at&t Laboratories in New Jersey had­den kortgeleden halfgeleiders samengesteld uit kleine trosjes van maar zes tot twaalf atomen tegelijk. En geleerden aan het Almaden Research Center van ibm in San Jose hadden met scanningmicroscopie een comple­te kaart van het westelijk halfrond getekend met een doorsnee van maar een vijftigste deel van een menselijke haar. Wie zei ook weer dat we altijd groot moeten denken? dacht Mulder. Frohikes knarsende stem ging verder en overstemde het zwakke gesis van de witte ruis. 'Omdat elk nanomachientje zo klein is, bewegen zijn onderdelen supersnel. Denk maar aan de trillende vleugels van een koli­brie. Het reproduceert zichzelf ook snel genoeg om heel grote klussen aan te kunnen. Een zwerm nanomachientjes kan een hoop afval of een tank zeewater afgrazen, er alle goud-, platina- en zilveratomen uitvissen en die in aparte bakken doen. Alles in doodse stilte, zonder afval en zonder storende rommel.'

Aan een van de andere tafels deed een groepje boeren een gokspelletje om te kijken wie de rekening moest betalen. Een man met een blauwe Largo Seeds-pet op verloor en fronste zijn wenkbrauwen; zijn makkers jubelden van triomf.

Op het bandje begon Frohike te fluisteren, en Mulder stelde het volume bij. 'Maar dat is nog lang niet het spannendste. Luister. In een menselijk lichaam kunnen nanoverkenners hetzelfde werk doen als witte bloed­lichaampjes bij de bestrijding van ziektes, bacteriën en virussen. Maar anders dan die witte bloedlichaampjes kunnen deze nanodoktertjes ook dna-strengen inspecteren, ontdekken dat individuele cellen aan kanker lijden, het dna herprogrammeren en vergissingen en mutaties die ze tegenkomen, herstellen. Volgens ons is dat het onderzoeksterrein van je vriendje Kennessy bij DyMar.'

Mulder drukte de knop in toen de serveerster zijn vlaai bracht. Ze had hem in de magnetron opgewarmd en van een dot vanilleijs voorzien. Hij glimlachte haar beleefd toe, maar ze maakte zich blijkbaar meer zorgen over zijn onorthodoxe ontbijt (hoewel dat nooit minder gezond kon zijn dan de dagschotel 'met een wafel en extra worst') dan over de band­recorder en de envelop.

Hij nam een hap van de zoete, stroperige bessenvlaai, nam zijn volgende hap met een schep vanilleijs en genoot nog na van de smaak toen hij de play-knop weer indrukte.

'Maar er is ook een keerzijde, agent Mulder,' vervolgde Frohike. 'Mensen maken fouten. Onderzoekers verknallen de zaak meestal zes keer voor­dat ze succes boeken. Dat hoort bij het leerproces. De vraag is alleen of we ons met de nanotechnologie een leerproces kunnen veroorloven. Stel dat een van onze eerste nanomachientjes - een simpele, zonder vol­maakte programmering - uit een laboratorium ontsnapt. Als dat zichzelf kopieert en elke kopie weer nieuwe kopieën maakt, hebben we binnen tien uur achtenzestig miljard nanomachientjes. Dat getal klopt. Byers heeft het zelf uitgerekend. In minder dan twee dagen kunnen die op hol geslagen machientjes de hele aarde slopen - met één molecuul tegelijk!

In twee dagen is de hele zaak gepiept. Denk eens aan de laatste keer dat een regering zo snel een besluit nam, zelfs in een noodsituatie,' zei Frohike.

'De aarde zal wel moeten eindigen als één grote bal grijs slijm,' mompel­de Mulder.

'Wat?' vroeg de serveerster, die met haar karretje met borden rammelde. 'Zei u dat u nog wat ijs wilde?' Mulder schudde zijn hoofd.

De Eenzame Schutters stelden ongetwijfeld vooral belang in rampensce­nario's zoals dat van Frohike, maar Mulder wist genoeg om te beseffen dat de nanotechnologie ook minder rampzalige dreigingen inhield. Hij kon nog op geen stukken na de omwentelingen in de samenleving over­zien als plotseling alle vervuiling was opgelost, alle ziekten genazen en alle traditionele nijverheid ophield te bestaan.

Geen wonder dat Kennessy's onderzoek zo bedreigend was voor mensen in veilige machtsposities. Geen wonder dat ze dat ten koste van alles wilden onderdrukken.

'Dat is alles wat ik ervan weet,' zei Frohike op het bandje, 'maar het is een tamelijk goed overzicht.' Na een kort zwijgen zei hij: 'En eh... je weet wat je met dit bandje moet doen als je klaar bent, Mulder.' Mulder nipte van zijn gloeiend hete koffie, die de serveerster weer had bijgevuld. Hij staarde over de tapkast naar de kok en diens onbegrensde energie. De man hanteerde zijn spatels zoals een samoerai een zwaard, brak eieren op de gloeiende bakplaat, keerde ze zonder ooit één dooier kapot te maken...

Toen de serveerster weg was, keek Mulder weer naar de krantenknipsels en herlas hij de informatie die de Eenzame Schutters voor hem ver­zameld hadden. De implicaties waren verbijsterend, ook al was een groot deel pure speculatie.

Hij had het verhaal gehoord van de man die de zonne-energie zodanig vervolmaakt had dat de gas- en elektriciteitsbedrijven wel hadden kun­nen sluiten. Dat zou de wereld veranderd hebben - maar de man ver­dween voordat hij zijn blauwdrukken openbaar kon maken. Hij had ge­hoord van auto's die één op veertig reden, gloeilampen die tientallen jaren brandden, wonderen van koude fusie in Utah. Geen van die uitvin­dingen had ooit de markt gehaald.

Wie de nanotechnologie met zijn enorme potentieel onderdrukte, deed iets dat nog veel meer in het oog liep.

Hij moest deze zaak met al zijn kracht te lijf gaan en het onderzoek bij DyMar uitspitten totdat hij alle benodigde antwoorden had. Toen haalde Mulder op Frohikes verzoek het bandje uit de recorder. Hij legde genoeg biljetten en kleingeld op de tapkast voor zijn ontbijt plus een royale fooi en liet de cassette toen in zijn kop hete koffie vallen. Het ding viel rammelend op de bodem en verdween in de donkere vloei­stof.

Toen hij naar buiten liep, rinkelde de bel van de deur. Hij en Scully had­den nog heel wat werk voor de boeg.