5

Mercy Hospital, Portland, Oregon

Dinsdag, 10.03 uur

Het was midden op de ochtend van een grauwe dag. Vanwege de och­tendmist, die alles bedekte en doordrong, was het kouder en klammer dan gewoonlijk. Rond het middaguur zouden de wolken en het halfduis­ter oplossen. Daarna waren er een paar heerlijke minuten zonneschijn voordat nieuwe wolken en regen kwamen opzetten. Zo ging het 's morgens altijd in Portland.

Scully dacht dat het wel niet veel verschil zou maken dat zij en Mulder de ochtend in een lijkenhuis gingen doorbrengen. Op de kelderverdiepingen van het ziekenhuis waren de gangen stil als het graf. Scully kende dat ook van veel andere ziekenhuizen waar ze au­topsies had uitgevoerd of voortgezet onderzoek had gedaan op koude lijken in gekoelde laden. Dit soort plekken waren haar vertrouwd, maar daarom waren ze nog niet prettig.

Frank Quinton, de lijkschouwer van Portland, was een kalende man op leeftijd met een pluizige krans grijs haar rond zijn achterhoofd. Hij had een cherubijns gezicht en een metalen brilletje op. Vanwege zijn vriendelijke opaglimlach zou Scully hem een charmante, goedmoedige man hebben gevonden, maar achter zijn ogen zag ze ook een vermoeide hardheid. In de loop van zijn carrière als lijkschouwer had Quinton ongetwijfeld te veel tieners uit aangereden auto's zien halen, te veel zelfmoorden en zinloze ongelukken meegemaakt, te veel voorbeelden van de grillige aard van de dood gezien. Zijn prettige, arge­loze optreden was een zorgvuldig gekoesterde beeldvorming, toneelspel. Hij gaf Scully en Mulder warm een hand. Mulder maakte een hoofd­gebaar naar zijn partner en zei tegen de lijkschouwer: 'Zoals ik over de telefoon al zei, is agent Scully arts en ze heeft zich in ongewone sterf­gevallen gespecialiseerd. Ze kan misschien iets bijdragen.' De lijkschouwer keek haar met zijn vriendelijke gezicht stralend aan en Scully glimlachte onwillekeurig terug. 'Ik wil op zijn minst graag een blik op het lijk werpen, meneer, maar ik weet niet of ik iets bij te dragen heb. Ik heb uw rapport gelezen en geloof niet dat ik zoiets al eens eer­der gezien heb. Misschien moeten we het Centrum voor Epidemie- bestrijding inschakelen en meteen harde maatregelen nemen.' 'Alles dat u doen kunt, stel ik op hoge prijs,' zei de lijkschouwer, 'want ik sta werkelijk voor een raadsel. Laten we hopen dat dit een eenmalig geval is. We hebben alles volledig gedesinfecteerd en het lijk koud opge­slagen om de verspreiding van biologische ziekteverwekkers tegen te gaan. Maar ik weet gewoon niet wat de oorzaak kan zijn.' Zijn assistent hield hem een klembord voor en stond glimlachend als een klein hondje naast hem. De man was jong en broodmager maar al bijna even kaal als Quinton zelf. Afgaande op de idolate manier waarmee hij naar de forensische arts opkeek, nam Scully aan dat Frank Quinton zijn mentor was en dat de assistent ooit zelf lijkschouwer hoopte te worden. 'Hij ligt in la 4E,' zei de assistent, hoewel Scully er zeker van was dat de lijkschouwer heel goed wist waar het lijk van de nachtwaker lag opge­borgen. De assistent haastte zich naar de rij koelladen van roestvrij staal. De meeste, wist Scully, bevatten lijken van mensen die aan na­tuurlijke oorzaken zoals hartaanvallen, auto-ongelukken en mislukte operaties in het ziekenhuis gestorven waren of van oude gepensioneer­den die in verpleegtehuizen als herfstbladeren waren neergevallen. Een van de laden was echter gemarkeerd met gele tape en verzegeld met stickers waarop het symbool met de klauw en de cirkel aangaf dat de in­houd levensgevaarlijk was. 4E.

'Dank je, Edmund,' zei de forensische arts, terwijl Mulder en Scully met hem meeliepen naar de koelladen van het lijkenhuis. Quinton wierp een blik op Scully, hoewel Mulder eigenlijk het meest ge­fascineerd was. 'Toen het lijk van de nachtwaker werd binnengebracht, zagen we ontbinding, vlekken, vreemde tumoren. Zo'n toestand móet het gevolg zijn van een langdurige, chronische aandoening. De politie schrok gelukkig genoeg van zijn uiterlijk om maatregelen te nemen, handschoenen aan te trekken en het lijk goed te verpakken. Alles is hier in de oven van het ziekenhuis verbrand. Toen ik in quarantaine mijn eerste onderzoek uitvoerde, bleek de huid van de nachtwaker ook een vreemde... mucoze substantie af te scheiden.' 'Slijm dus,' zei Mulder.

Edmund ging voor de roestvrij stalen la staan en trok de waarschuwings­sticker weg. Op een kaart aan de voorkant van de la stond: niet aanraken

op last van de politie.

Edmund trok een steriel paar rubberen handschoenen aan, pakte het handvat van de la en trok hem bijna grijnzend open. 'Hij is niet moeders mooiste. Een rare snuiter als deze stakker krijgen we maar zelden.' Hij hield de la open, waar een vlaag ijskoude lucht uit woei. Edmund trok met beide handen het in plastic gewikkelde lijk van de nachtwaker naar buiten. Als een showroomeigenaar die een nieuwe sportauto onthult, trok hij het laken weg. Toen deed hij trots een stapje opzij en verdrongen de lijkschouwer, Scully en Mulder zich rond de la. In de koude, kolkende adem van de koelinstallatie roken ze de geur van zware, bijtende desinfecterende middelen. De stank beet in hun ogen en neusgaten. Scully boog zich onwillekeurig over het lijk. Gefascineerd zag ze de plekken onderhuids geronnen bloed, die donkerblauwe kneuzin­gen leken, en de dikke, deegkleurige tumoren die in zijn lichaam als popcorn waren opgekomen.

'Het lijkt wel of hij in zijn lichaamsholtes Silly Putty meesmokkelde,' zei Mulder speculerend.

'Hoe kunnen zulke tumoren zo snel gegroeid zijn?' vroeg Scully zich af. 'Het lage tempo van de celdeling maakt zo'n snelle uitzaaiing eigenlijk onmogelijk.' Ze boog zich voorover en zag op sommige delen van de huid een dun slijmlaagje. Een soort doorschijnende, mucoze... Slijm dus, zoals Mulder gezegd had.

'We behandelen de zaak alsof er sprake is van ernstige verontreiniging. Over een dag of twee krijgen we onze laboratoriumproeven van het Centrum terug,' zei Quinton. 'Ik voer natuurlijk ook onder de meest stringente veiligheidsmaatregelen mijn eigen analyses uit, maar dit is een ongewoon geval. We kunnen niet alles in huis doen.' Scully wierp een blik op haar partner. 'Daar kan ik niets tegenin bren­gen, Mulder. Dit is inderdaad hoogst ongewoon.'

Ze bleef het lijk bestuderen met het geoefende oog van een arts die symptomen en patronen analyseert en een diagnose probeert te stellen. De assistent hield haar een doos rubberen handschoenen voor. Ze trok er een paar aan, spande en ontspande haar vingers en stak toen haar hand uit om de huid van het lijk aan te raken. Ze had verwacht dat hij koud en stijf zou zijn, maar hij voelde warm, levend en buigzaam aan. 'Wanneer is deze man binnengebracht?' vroeg ze. 'Zondagnacht,' antwoordde Quinton.

Ze rook de ijzige kou uit de koelinstallaties en voelde die ook met haar hand. 'Hoe hoog is zijn lichaamstemperatuur? Hij is nog warm,' zei ze. De forensische arts boog zich nieuwsgierig over het lijk en legde zijn eigen gehandschoende hand op de gekneusde schouder van het lijk. Toen draaide hij zich om en keek hij zijn assistent streng aan. 'Edmund, heeft de koeling weer kuren? Die vent is warm. Als we niet oppassen, rot ons bewijsmateriaal weg waar we bijstaan. En vanwege de quarantaine moeten we hem koud houden. Ik wil geen ongelukjes meer!' De lijkenhuisassistent, dodelijk geschrokken van de strenge toon van zijn mentor, rende paniekerig als een eekhoorn weg. 'Ik zal alles contro­leren, meneer. Echt waar.' Toen bekeek hij haastig de meters. 'Volgens de meters is de temperatuur in alle laden constant.' 'Voel zelf maar,' snauwde de forensische arts.

Edmund stotterde: 'Nee, meneer, ik neem het graag van u aan. Ik bel meteen Onderhoud en laat alles nakijken.'

'Doe dat maar,' zei Quinton. Hij trok zijn handschoenen uit en liep naar een wasbak om zijn handen grondig te wassen. Scully volgde zijn voor­beeld.

'Ik hoop dat de koeling ons niet opnieuw in de steek laat,' mompelde Quinton. 'Het laatste dat ik gebruiken kan, is dat die vent begint te stin­ken.'