37

Binnenland van Oregon

Vrijdag, 18.24 uur

Het vrachtwagentje reed luidruchtig verder en het werd steeds donker­der. Mulder hoefde gelukkig niet naar Dorman te kijken - naar het mis­selijkmakende gekronkel en onverklaarbare gewriemel van zijn lichaam. Dorman had een hele tijd rusteloos ongemak en nauwelijks beheerste pijn geleden maar leek nu eindelijk weg te doezelen. Toen hij echter de antenne van Mulders mobiele telefoon uit diens rechterbroekzak zag ste­ken, ging hij verontwaardigd rechtop zitten. 'Je telefoon, agent Mulder. Je hebt een mobiele telefoon!' Mulder knipperde met zijn ogen. 'Nou en?'

'Gebruik hem. Haal hem uit je zak en bel je partner. We moeten ze berei­ken, en wel zo snel mogelijk.'

Tot dusver was Mulder met deze monsterlijk misvormde man ver uit de buurt van zijn partner en de jongen in haar gezelschap gebleven - maar nu wist hij niet hoe hij zich eruit moest praten.

'Haal je telefoon voor de dag, agent Mulder,' gromde Dorman met een duidelijke dreiging in zijn stem. 'Nu.'

Mulder hield met zijn linkerhand het stuur vast en trok het heen en weer om ondanks de oneffenheden op de weg rechtuit te blijven rijden. Hij haalde de telefoon uit zijn zak en trok met zijn tanden de antenne uit. Met enige opluchting zag hij dat het lampje nog steeds knipperde: buiten dienst.

'Kan niet,' zei Mulder, die de telefoon omdraaide zodat ook Dorman het kon zien. 'Je weet hoe ver we van de bewoonde wereld zijn. Er zijn hier geen onderstations of steunantennes.' Hij haalde diep adem. 'Geloof me, Dorman. Ik heb haar vaak genoeg willen bellen.'

De zware man liet zich tegen het portier zakken. De armleuning kraakte. 'Je moet ze vinden, agent Mulder.' Maar nu klonk zijn stem smekend, niet dreigend of boos. 'Zonder jou kan ik ze niet opsporen.' 'Maar waarom wil je dat dan?' vroeg Mulder. 'Om ze te vermoorden zoals je Patrice Kennessy, de vrachtwagenchauffeur en de nachtwaker hebt vermoord? Ga je mij ook vermoorden?'

'Ik wil niemand kwaad doen,' zei Dorman. Zijn gezicht was vertrokken van pijn. 'Echt niet. Ik heb dit nooit willen laten gebeuren... maar straks wordt het totaal onmogelijk om niemand kwaad te doen. Als ik een paar druppels bloed van Jody krijg, kun je een hoop mensen redden. Niemand anders hoeft iets te overkomen en ik word weer beter. Het is allemaal zo simpel. Iedereen gaat erop vooruit.'

Ditmaal liet Mulder zijn scepsis blijken. 'Waarom heb je dat bloed van die jongen zo hard nodig? Wat bereik je daarmee? Ik snap het niet.' Dorman keek hem met onverholen minachting aan. 'Natuurlijk snap je het niet, agent Mulder. Dat is glashelder. Je snapt er helemaal niets van.'

'Leg het dan maar uit,' zei Mulder. 'Jij hebt nanomachientjes in je lichaam, hè?'

'Dat lijkt me duidelijk,' zei Dorman. 'David noemde ze nanobeestjes - heel leuk. Hij ontwikkelde ze voor zijn zoon. Jody heeft ze ook in zijn lichaam, en de hond ook.'

'Daar was ik al achter.' Mulder haalde zijn blik van de weg om naar de man te kijken die hem in gijzeling hield. 'En heeft Jody dezelfde symp­tomen als jij? Valt hij ook uit elkaar? Is hij ook de drager van die plaag?' 'Nee!' Dorman schreeuwde bijna. 'Jody is kerngezond. Zijn nanobeestjes werken prima. De mijne niet.' 'Wat is dan het verschil? Wat is er gebeurd?'

Dorman fronste zijn wenkbrauwen en keek uit het zijraampje. 'Toen we het prototype van die nanobeestjes op de hond uittestten, waren de re­sultaten veelbelovend... zelfs zó veelbelovend dat David meteen een nieuwe, ongebruikte lading nam en er zijn zoon mee inspoot. Jody was ten dode opgeschreven en had dus niets te verliezen. Maar Patrice...

Patrice was razend. Ze kon niet geloven wat David met haar zoon had gedaan. Maar ze vergaf hem volgens mij toen ze zag dat het met Jody elke dag beter ging. Alle kankercellen werden namelijk vervangen. We zagen hem onder onze ogen genezen.'

'Wat gebeurde er toen?' vroeg Mulder. 'Vanwaar die brand en die demon­stratie?'

'Op dat moment veranderde alles. De nanotechnologie werkte te goed, snap je. De mensen die ons geld gaven, werden doodsbang voor de ge­volgen. Ze wilden alles voor zichzelf houden - het geneesmiddel tegen alle ziektes, de mogelijkheid van onsterfelijkheid. Ze wilden alles onder­drukken dat we gedaan hadden, de monsters meenemen en naar een rustig laboratorium brengen, waar ze in het geheim verder konden wer­ken.'

Dorman snoof boos. Met een vingertop wreef hij over een denkbeeldige vlek op het raampje. Zijn vinger liet een spoor kleverig, doorzichtig slijm op het glas achter. 'Ik zou er zogenaamd de leiding van krijgen - maar toen die mensen eenmaal de monsters hadden, besloten ze ook mij te laten verdwijnen, net als David en de anderen.'

'Waarom was iedereen zo bang?' vroeg Mulder. 'Dat die jongen genas, lijkt me een fantastische ontdekking.'

'Die dingen zijn potentieel onstabiel,' zei Dorman, 'en eigenlijk totaal onvoorspelbaar. Het zijn kunstmatige, zichzelf kopiërende machientjes zonder de ingebouwde veiligheden van miljoenen jaren evolutie. Zou jij het risico nemen dat die vrij rondzwierven?'

Mulder probeerde het anders te benaderen. 'Maar als die nanobeestjes Jody kerngezond hielden, waarom zijn ze dan schadelijk voor jou? Waarom werken ze niet?'

'David was wantrouwig, maar jegens de verkeerde mensen. Hij hield de zuivere monsters onder zijn eigen scherpe toezicht. Zelfs ik kon er niet bij. En toen die demonstranten binnenkwamen en het laboratorium be­gonnen te verwoesten, toen David vermoord was... toen eh... moest ik nemen waar ik de hand op kon leggen.'

Plotseling drong het tot Mulder door. 'Je hebt jezelf met de verkeerde in­gespoten. Je hebt een ander monster gebruikt. Niet de zuivere nano­beestjes.' Hij omklemde het stuur en keek de man in de schaduwen aan. 'Je hebt het monster uit het hondenbloed gebruikt!' 'Ze hadden moeten werken,' zei Dorman. 'Ze waren mijn enige kans.

Toen ik begreep dat die mensen ook mij wilden vermoorden, nam ik de prototypes waarin al honden-dna gestempeld was. Ze krioelden nog steeds in het bloedmonster van Darth dat we hadden. Toen ze in mijn bloedbaan kwamen, kopieerden ze zich. Ze namen mijn genetica, mijn celstructuur over. Ik dacht dat dat wel zou werken. Het laboratorium om me heen stond in brand. Ik probeerde te ontsnappen.' Mulder slikte en begreep wat er gebeurd was. De nanobeestjes uit het bloed van de zwarte labrador waren geprogrammeerd voor een hond, maar toen Dorman ze bij zichzelf inspoot, moesten de celverkenners zich aanpassen aan een heel andere genetica - biologische politiemannetjes met tegenstrijdige instructies. Net politieagenten met twee heel ver­schillende, tegenstrijdige gedragscodes. Door die drastische verandering waren de machientjes ongetwijfeld op hol geslagen, totaal in de war over hun onverzoenbare genetische instructies.

Mulder moest aan de oude theorie denken dat een menselijk embryo bij zijn ontwikkeling alle evolutiestadia doorloopt. Het wordt eerst een am­fibie, dan een reptiel, vervolgens een primitief zoogdier en pas ten slotte een mens. Hij vroeg zich af hoeveel vreemde coderingsniveaus begraven konden liggen in gecombineerde blauwdrukken binnen de oneindig in­gewikkelde dna-moleculen van twee afzonderlijke soorten. 'Het is zoals ze vroeger zeiden: de fylogenie herhaalt de ontogenie,' schertste Mulder.

'Of de oncologie,' zei Dorman. 'Ik haat spelletjes met grote woorden.' Mulder hield zijn blik op de weg. De koplampen priemden door de mist. 'De nanobeestjes zijn dus al in de war door tegenstrijdige programmerin­gen,' vervolgde hij. 'Als ze een derde persoon tegenkomen, iemand met alweer een nieuwe genetische structuur, springen ze helemaal uit de band. Dat veroorzaakt die ziekte als jij iemand aanraakt. Het zenuwstel­sel wordt afgesloten. Net een soort viruskanker die uit de hand loopt en in het lichaam overkookt.'

'Je mag geloven wat je wilt,' mompelde Dorman. 'Ik heb niet echt de tijd voor veel proeven gehad.'

'Maar de nanobeestjes in de hond en in de jongen zijn stabiel. Jody en Darth kunnen andere mensen aanraken zonder dat ze op slag dood zijn.' 'Ik weet maar één ding.' Dorman raakte zijn arm aan en zijn vingertop­pen begonnen te glinsteren van het slijm. 'Dit is de dragervloeistof voor de nanobeestjes. Het zit er vol mee. Als iemand de drager op zijn lichaam krijgt, dringen de machientjes er snel in door... en de gevolgen zijn onaangenaam.'

Hij leunde weer tegen het portier. 'Met mij gebeurt hetzelfde, agent Mulder, alleen veel langzamer... Mijn hele lichaam valt uiteen.' 'Maar dat verklaart nog steeds niet waarom je Jody's bloed nodig hebt,' zei Mulder. 'Hoe weet ik dat je aanraking niet ook voor hem dodelijk is?' Dorman zuchtte. De grenzen van zijn geduld waren bereikt. 'Omdat de nanobeestjes in Jody's lichaam volmaakt stabiel zijn en zijn aangepast aan het menselijk dna. Dat heb ik nodig. Ze werken zoals ze moeten werken. Ze hebben geen last van tegenstrijdige fouten zoals de mijne. Misschien' - hij haalde diep adem, en Mulder begreep dat Dorman geen reden had om zijn eigen theorie te geloven; hij hoopte alleen tegen beter weten in dat zijn speculatie klopte - 'blijkt een injectie van stabie­le nanobeestjes sterker dan mijn verknipte. Die van Jody krijgen dan in mijn lichaam de overhand en geven ze een nieuwe blauwdruk naar puur menselijk model.'

Hij keek Mulder aan en zijn ogen straalden heel fel in de duisternis. 'Het

is mijn enige kans, en ik moet het doen voordat het te laat is.' Hij wees

naar de telefoon die tussen hen tweeën op de bank lag.

'Probeer het nog eens, agent Mulder. Bel je partner. Alsjeblieft.'

Onwillig en tegen beter weten in pakte Mulder zijn mobiele telefoon en

toetste Scully's verkorte nummer in.

Tot zijn verrassing ging de telefoon ditmaal over.