15

Hugharts Huisdierenkliniek, Lincoln City, Oregon 

Woensdag, 17.01 uur

Al bij hun nadering van de dierenkliniek in het slaperige kuststadje Lincoln City hoorde Scully de blaffende honden en andere zielige dieren. De kliniek was een groot oud huis dat tot bedrijfspand was verbouwd. Het aluminium in de gevel was wit en beschimmeld; de houten luiken hadden dringend een lik verf nodig.

Buiten de hoofdingang, waar een betonnen trap naar een tochtdeur leidde, stond een grijsbruine lama aan de smeedijzeren leuning vast­gebonden. Het grote dier wiebelde onrustig op zijn lange poten. Mulder bekeek het onzeker en bleef bij het passeren zo dicht mogelijk bij de an­dere leuning. De lama had een pluizige vacht en knipperde met zijn grote, vochtige ogen. Toen Mulder zich omdraaide om het dier te be­kijken, maakte het een grof geluid en ging de kop aan het einde van zijn lange nek op en neer.

'Je zou zeggen dat een dierenarts voor een zieke lama wel op huis­bezoek zou komen,' zei Mulder. Hij hield de deur voor Scully open. 'Gelukkig heeft de eigenaar hem niet in de hal gezet,' zei ze. De melding van de dierenarts was eigenlijk het eerste belangrijke spoor dat ze bij hun speurtocht naar Patrice en Jody Kennessy vonden. Na Scully's verzoek om een analyse van de vreemde vloeistof die ze bij de autopsie van de nachtwaker had aangetroffen, had het Centrum zijn eigen proeven gedaan en een vergelijkbaar monster gevonden - even­eens afkomstig van het platteland van Oregon.

Elliot Hughart had een zwarte labrador behandeld die met dezelfde stof geïnfecteerd was. Mulder sprong zo ongeveer een gat in de lucht: einde­lijk een spoor dat ze konden volgen.

De receptioniste van de dierenkliniek maakte een veelgeplaagde indruk. Andere klanten zaten naast hun huisdieren op klapstoeltjes tegen de muren van de hal. Katjes stoeiden in hun kooi. Honden jankten aan de lijn. Posters waarschuwden voor de gevaren van wormen, kattenleuke- mie en vlooien. De maanden oude afleveringen van Time, Cat Fancy en People stonden ongelezen in het tijdschriftenrek. Mulder pakte zijn identiteitsbewijs terwijl hij naar de receptie liep. 'Ik ben agent Fox Mulder van de FBI. We willen de heer Hughart graag spreken.' 'Hebt u een afspraak?' Mulders mededeling drong even niet tot haar door, maar toen keek de veelgeplaagde vrouw hem oogknipperend aan. 'Eh... de FBI?'

'We willen hem spreken over een hond die hij twee dagen geleden be­handeld heeft,' zei Scully. 'Hij heeft een monster gestuurd naar het Centrum voor Epidemiebestrijding.'

'Ik waarschuw de dokter zo snel mogelijk,' zei ze. 'Hij is op dit moment aan een castratie bezig, geloof ik. Wilt u even in de operatiekamer plaatsnemen?'

Mulder stond onrustig te wippen. 'Nee, we blijven wel hier. Dank u.'

Drie kwartier later, toen het lawaai en de chaos van al die dieren-

patiënten Scully een loeiende hoofdpijn hadden bezorgd, verscheen de

oude dierenarts. Onder zijn dikke, grijze wenkbrauwen knipperde hij

met zijn ogen en keek hij hen aandachtig en nieuwsgierig aan. FBI-agenten

waren in de wachtkamer gemakkelijk te herkennen.

'Komt u even mee naar mijn kantoor,' zei de dierenarts met een gebaar

naar zijn kleine behandelkamer. Hij deed de deur dicht.

Een roestvrij stalen tafel stond in het midden van de ruimte en overal

rook het naar natte vacht en desinfecterende middelen. Thermometers

en injectienaalden voor de behandeling van lintworm, hondsdolheid en

andere aandoeningen lagen achter glazen deuren in kastjes.

'Wel,' zei Hughart met een kalme, vriendelijke stem terwijl hij zonder

veel omhaal de leiding van het gesprek nam, 'het zal wel iets te maken

hebben met het monster dat ik heb opgestuurd. Waarom is de FBI erbij

betrokken? Is er reden tot zorg?'

'Inderdaad, meneer Hughart,' zei Mulder. Hij haalde de foto's van

Patrice en Jody Kennessy voor de dag. 'We hebben reden om te denken dat deze twee mensen de eigenaars van de hond zijn. Ze zijn misschien ontvoerd en we proberen hen op te sporen. Hebt u inlichtingen over hun verblijfplaats? Wie is de hond komen brengen?'

De dierenarts haalde hoofdschuddend zijn schouders op. 'De hond was door een auto aangereden en een toerist kwam ermee aan. De man wist niet hoe gauw hij weer weg moest wezen. Achter in de stationcar zaten kinderen te huilen. Het was al laat op de avond. Ik heb de hond behan­deld, hoewel er eigenlijk niet veel hoop meer was.' Hij schudde zijn hoofd. 'Je kunt zien wanneer ze stervende zijn. Ze weten het. Je ziet het aan hun ogen. Maar deze hond... heel vreemd allemaal.' 'In welk opzicht vreemd?' vroeg Scully.

'Hij was heel zwaar gewond,' zei de dierenarts. 'Gebroken ribben, bot­breuken, gescheurde organen. Ik dacht niet dat hij het zou overleven en hij had veel pijn.' Afwezig veegde hij zijn vingers af aan de pas gereinig­de roestvrij stalen tafel, waarop hij smoezelige vingerafdrukken achter­liet.

'Ik heb hem opgelapt, hoewel er duidelijk geen hoop meer was. Maar hij voelde heet aan, heter dan ik ooit eerder bij een dier heb meegemaakt. Daarom nam ik dat bloedmonster. Maar wat ik toen zag, had ik natuur­lijk nooit verwacht.'

Mulder trok zijn wenkbrauwen op. Scully keek haar partner aan en wendde zich toen weer tot de dierenarts. 'Bij een zwaar trauma van een auto-ongeluk verwacht je geen stijging van de temperatuur,' zei ze. 'Niet als de hond in een shock was en in coma raakte.' De dierenarts knikte ongeduldig. 'Ja, dat weet ik natuurlijk. Daarom was ik zo nieuwsgierig. Ik denk dat de hond al vóór het ongeluk een infectie had opgelopen. Misschien was hij daarom zo in de war en werd hij door de auto geraakt.' Hughart keek hoogst bezorgd, bijna verlegen. 'Toen ik zag dat er geen hoop meer was, heb ik de hond Euthanol gegeven - dat is na- triumpentabarbitol - om hem te laten inslapen. Tien cc, meer dan genoeg voor het gewicht van een zwarte labrador. In zo'n geval kun je zo'n hond maar beter uit zijn lijden helpen... en deze hond leed vreselijk.' 'Kunnen we het lijk zien?' vroeg Scully.

'Nee.' De dierenarts wendde zijn blik af. 'Dat is onmogelijk, vrees ik.' 'Is het al vernietigd?' vroeg Mulder.

'Nee.' Hughart wierp hen van onder zijn ruige grijze wenkbrauwen een blik toe, maar keek toen weer naar zijn schoongeboende vingers. 'Ik was in het laboratorium het bloedmonster aan het bekijken, toen ik een ge­luid hoorde. Ik kwam binnen en zag dat de hond van de tafel was ge­sprongen. Ik zweer dat zijn voorpoten gebroken waren en dat zijn rib­benkast verpletterd was.' Hughart krabde verbaasd in zijn haar. 'Het laatste dat ik van de hond gezien heb, was dat hij het donker in rende alsof hij geen schrammetje had opgelopen. Ik probeerde hem achterna te gaan maar kon hem niet vinden.'

Scully was verbijsterd. 'Wilt u zeggen dat een hond die was aangereden door een auto en een injectie met geconcentreerd natriumpentabarbitol heeft gekregen... toch in staat was om van uw operatietafel te springen en de deur uit te rennen?' 'Een taaie rakker,' zei Mulder.

'Luister,' zei de dierenarts, 'ik kan het niet verklaren, maar het is ge­beurd. Op de een of andere manier was die hond... helemaal niet ge­wond. Maar zo'n fout kan ik nooit gemaakt hebben. De volgende dag heb ik hier in de buurt de bossen, de straten, de tuinen afgezocht. Ik dacht dat ik het lijk wel ergens op een parkeerplaats in de buurt zou vin­den... maar ik zag niets. Er zijn ook geen meldingen geweest. De mensen hier praten over dat soort ongewone dingen.'

Scully stapte op iets anders over. 'Hebt u het oorspronkelijke bloedmon­ster van de hond nog? Mag ik er even naar kijken?' 'Natuurlijk,' zei de dierenarts, kennelijk blij met de kans om gelijk te krijgen. Hij bracht de twee agenten naar de kleine laboratoriumhoek, waar hij simpele proeven deed om wormen vast te stellen of bloed­lichaampjes te tellen. Op een werktafel onder lage tl-buizen stond een omvangrijke stereomicroscoop.

Hughart haalde een glazen plaatje uit een doos. Het opgedroogde bloed onder het hoesje was bruin geworden. Hij stak het plaatje onder de lens, knipte de lamp eronder aan en draaide aan de knoppen om het apparaat in te stellen. De oude man deed een stap naar achteren en gebaarde dat Scully een kijkje kon nemen.

'Toen ik het bloed de eerste keer zag,' zei de dierenarts, 'krioelde het van de kleine vlekjes. Ik heb zoiets nog nooit gezien, en ik bestudeer werke­lijk al jaren alle soorten bloedparasieten die dieren kunnen hebben, nematoden, amoeben, allerlei andere aandoeningen. Maar deze... waren heel ongewoon. Daarom heb ik het monster naar het Centrum gestuurd.' 'En zij belden ons.' Scully zag de bloedcellen van de hond, maar ook tal­loze glinsterende deeltjes die veel te hoekig en geometrisch waren. Heel anders dan de micro-organismen die ze kende.

'Als ze nog leven en bewegen, zijn ze net... mechanisch,' zei de oude dierenarts. 'Ze zijn nu allemaal opgehouden, uitgezet. Misschien dood.' Scully bestudeerde de vlekjes en begreep ze evenmin. Mulder stond ge­duldig naast haar te wachten, maar eindelijk mocht ook hij even kijken. Hij keek haar veelbetekenend aan.

Scully wendde zich tot de dierenarts. 'Dank u voor dit gesprek, meneer Hughart. Misschien nemen we nog contact met u op. Mocht u inlichtin­gen krijgen over de verblijfplaats van de hond of de eigenaars, belt u ons dan even. We proberen een jongen op te sporen die stervende is aan kanker, en we maken ons erg veel zorgen over hem.' De dierenarts was kennelijk blij dat hij weer naar zijn normale, begrijpe­lijke chaos van jankende dieren mocht.

Mulder en Scully liepen naar buiten via de receptie, waar ze nu een an­dere sortering katten, honden en kooien aantroffen. De deuren van diverse behandelkamers waren dicht en daarachter hoorden ze vreemde geluiden.

Toen ze de betonnen trap afliepen, zag Scully dat de lama weg was; ze vroeg zich af in welke operatiekamer het grote dier behandeld werd en welke veterinaire assistent de controle voor zijn rekening nam. Mulder onthield zich van commentaar totdat ze weer in de auto zaten en op het punt stonden om weg te rijden. 'Scully, mag ik het woord nano­technologie noemen?'

'Ik geef toe dat het een vreemde infectie is, Mulder, maar dat betekent nog niet dat...'

'Denk eens goed na, Scully.' Zijn ogen glansden. 'Stel dat Kennessy zijn nanomachientjes op zijn huisdier heeft uitgeprobeerd. Ze hebben zich in zijn bloed voortgeplant en waren waarschijnlijk geprogrammeerd om verwondingen te genezen. Dat zou verklaren waarom de hond zichzelf genas en hier is weggelopen in plaats van dood te gaan. De hoge lichaamstemperatuur van de hond kan het gevolg zijn van miljarden bio­logische politiemannetjes, die allemaal verwoed aan het werk zijn en af- valhitte produceren.'

'Mulder, dat scenario vind ik te fantastisch om te geloven.' Ze trok haar wenkbrauwen op en leunde achterover in haar stoel om de veiligheids­gordel vast te maken. 'Een enorm leger microscopisch kleine robots dat een hond vrijwel onsterfelijk maakt? Dat het dier geneest van rampzalige

verwondingen na een auto-ongeluk en de effecten neutraliseert van na- triumpentabarbitol, dat gemaakt wordt om honden te laten inslapen?' 'Zou kunnen,' zei Mulder terwijl hij de motor startte. 'Als biologische nanotechnologie inderdaad Kennessy's onderzoeksterrein was en als dit zijn hond was, is het dan niet waarschijnlijk dat hij het beest als proef­dier heeft gebruikt? Hij was er wanhopig genoeg voor.' Scully beet op haar lip. 'Gezien de toestand van zijn zoon kan hij wanho­pig genoeg zijn geweest voor wat dan ook.' Ze liet haar gedachten dwa­len en spon Mulders idee verder uit, hoewel ze het nog steeds niet geloofde. 'Om op die manier te kunnen werken, moeten die nano- machientjes geprogrammeerd zijn op basis van de hondengenetica. Ze moeten het honden-dna gebruiken als blauwdruk om het dier gezond te houden en zijn lichaam te herstellen.' 'Blijkbaar werkt dat,' zei Mulder.

Ze vouwde de wegenkaart van de staat Oregon open en zocht hun vol­gende bestemming. 'Maar hoe hangt dat samen met de... viruskankersymptomen die de dode nachtwaker had? De ongeremde en onverklaarde woekeringen, dezelfde vervuiling van zijn bloed en het vreemde slijm dat ik in zijn lichaam heb gevonden? Hoe verklaar je dat?' Mulder reed langzaam het parkeerterrein af en wachtte op een rij vracht­wagens die over de Coastal Highway reed. Toen sloeg hij rechtsaf en reed door het schilderachtige stadje. 'Dat slijm kan een soort drager voor de nanomachientjes geweest zijn.' 'Dat is nogal vergezocht, Mulder.' Hij haalde zijn schouders op. 'Ik ben heel flexibel.' 'Als Kennessy inderdaad al ver genoeg was met zijn nanotechnologie om die op een hond uit te proberen... en als in het laboratorium monsters zijn achtergebleven die op de een of andere manier zijn vrijgekomen...' Mulder knikte. 'Daar maak ik me nog de meeste zorgen over. Als die nanobeestjes op de een of andere manier hoog genoeg ontwikkeld zijn om op een andere soort te kunnen overspringen en een soort plaag wor­den...' Hij liet zijn woorden wegsterven.

Scully keek voor zich uit op de weg. 'Dan zijn de problemen inderdaad niet van de lucht,' zei ze. 'Alles wordt nog een stuk erger als die nano­machientjes genoeg gemuteerd of geëvolueerd zijn om een menselijke gastheer te kiezen.' Ze slikte moeilijk. 'We moeten die hond vinden, Mulder.'

Zonder iets te zeggen drukte hij het gaspedaal in.