33

Wildernis van Oregon 

Vrijdag, 16.19 uur

Het was nog minstens tachtig kilometer naar het dichtstbijzijnde zie­kenhuis over een wirwar van wegen door beboste bergen - en Scully wist niet eens precies welke kant ze opging. Ze stoof voor de steeds dieper dalende zon uit, die glinsterend tussen de bomen hing, maar toen trok de hemel weer dicht.

Ze bleef rijden, hield het gaspedaal ingedrukt, worstelde met de boch­tige landweg en reed naar het noorden. De donkere dennenbossen vlo­gen als tunnelwanden langs haar heen.

Op de achterbank jankte Darth nerveus. Bloed en schuim zaten rond zijn snuit. Ze had niet de tijd genomen om hem schoon te maken. Hij snuf­felde aan het onbeweeglijke jongenslichaam naast hem. Scully probeerde niet te denken aan de brute manier waarop de hond die zware man had aangevallen - de drager van de plaag die Patrice Kennessy gedood had, de man die ook Jody bedreigd had. Ondanks de veelzeggende bloedvlekken op zijn vacht leek het dier zich nu volledig aan de bewaking van zijn baasje te wijden.

Voordat ze bij het huisje wegreed, had ze Jody's zwakke hartslag en on­diepe ademhaling gecontroleerd - maar de jongen klampte zich taai aan het leven vast. Blijkbaar was hij in coma. De afgelopen twintig minuten had hij geen enkel geluid gemaakt en niet eens gekreund. Ter gerust­stelling wierp ze een blik in de achteruitkijkspiegel.

Tussen de bomen aan haar rechterhand sprong een hond voor de motor­kap. Ze zag het vanuit haar ooghoeken, trapte op de rem en gaf een ruk aan het stuur.

De hond sprong weer in het kreupelhout weg. Ze slipte, verloor op deze gladde weg bijna de macht over het stuur maar kreeg de auto op het laatste moment weer in de hand. In de achteruitkijkspiegel zag ze de donkere gedaante van de hond weer over de weg draven - niet eens ge­schrokken van het bijna-ongeluk.

Jody lag hijgend op de achterbank en kromde zijn ruggengraat in een soort kramp. Scully zette de auto midden op de weg pardoes stil en maakte haar veiligheidsgordel los om zich te kunnen omdraaien. Ze was bang dat de jongen de grenzen van zijn uithoudingsvermogen had be­reikt en nu toch zou bezwijken.

Ze raakte hem aan. Jody's huid was heet en koortsig. Nat van het zweet. Zijn huid brandde. Zweetdruppeltjes dropen over zijn voorhoofd en hij had zijn ogen stijf dicht. Ondanks haar medische opleiding wist Scully niet wat ze moest doen.

De kramp trok even later weg en toen ademde hij wat rustiger. Darth zette zijn snuit tegen Jody's schouder en likte jankend zijn wang. Nu Scully zijn toestand gestabiliseerd zag, wilde ze geen tijd meer verlie­zen. Ze startte de motor en reed brullend weg, hoewel haar banden op de bladeren van het wegdek eventjes doldraaiden. De bochtige weg ver­dween tussen de bomen verderop en noodgedwongen concentreerde ze zich op de weg in plaats van op haar patiënt.

Op het schermpje van de telefoon naast haar stond nog steeds buiten dienst. Ze voelde zich ongelooflijk geïsoleerd, net als de groep survivors waar Jody's oom was ondergedoken. Die mensen kozen daar bewust voor, maar op dit moment had Scully niets liever gezien dan een helder verlicht ziekenhuis met zwermen artsen en andere specialisten. Ze wou dat Mulder er was.

Toen Jody hoestend ging zitten en een weliswaar duizelige, maar voor de rest kerngezonde indruk maakte, raakte Scully bijna van de weg. Darth stak blaffend zijn snuit tegen het jongenslichaam en kroop slob­berend over hem heen van pure blijdschap over Jody's genezing. Scully trapte hard op de rem. De auto gleed zijwaarts de zachte berm in en kwam bij een ongemarkeerd pad tot stilstand. 'Jody!' riep ze. 'Je bent beter!'

'Ik heb honger,' zei hij, terwijl hij in zijn ogen wreef. Hij keek op de ach­terbank om zich heen. Zijn shirt hing nog steeds open. Er zaten korsten bloed op zijn huid, maar ze zag dat de wond dicht was. Ze gooide het portier open en rende zonder het dicht te doen naar de achterkant van de auto. Een hulpvaardig belletje waarschuwde dat ze het sleuteltje in het contact had laten zitten. Ze boog zich voorover en pakte Jody's schouders.

'Ga zitten. Hoe voel je je?' Ze raakte hem aan en controleerde zijn huid. Zijn koorts was gedaald, maar hij voelde nog steeds warm aan. 'Hoe gaat het?'

Ze zag dat het kogelgat in zijn borst van nieuwe huid was voorzien - schoon en glad als plastic. 'Ongelooflijk,' zei Scully. 'Is er niets te eten?' vroeg Jody.

Scully herinnerde zich de halflege zak kaasknabbels die Mulder op de voorbank had laten liggen en liep naar de andere kant van de auto om ze te pakken. De jongen pakte de zak aan en at gulzig. Hij propte ze met handenvol tegelijk in zijn mond en kreeg allemaal oranje poeder op zijn vingers en lippen.

De zwarte labrador op de achterbank wriggelde en kronkelde, en eiste zoveel aandacht als de jongen hem kon geven, maar op dit moment had Jody veel meer belangstelling voor zijn eten en hij klopte Darth achte­loos op zijn schouders.

Toen de kaasknabbels op waren, boog Jody zich naar voren om te kijken of er nog meer te halen viel. Scully zag iets glinsteren, en met een zacht geluidje viel er iets metaligs van zijn rug.

Scully stak haar hand achter zijn rug en Jody schoof afwezig opzij om ruimte te maken. Ze raapte een kogel op. De kogel die in zijn lichaam begraven had gezeten. Ze tilde de achterkant van zijn shirt op en zag een rode striem, een gerimpeld litteken dat onder haar ogen verdween. Ze hield de geplette kogel verbaasd tussen haar vingertoppen. 'Jody, weet jij eigenlijk wat er met je gebeurd is?' vroeg ze. De jongen keek op. Zijn gezicht was nog steeds met kruimels besmeurd. Darth zat naast hem en legde zijn kin op Jody's schouder. Hij knipperde met zijn grote bruine ogen en keek volmaakt vredig. Goddank was de jongen levend terug en bovendien bereid aandacht aan hem te schen­ken.

Jody haalde zijn schouders op. 'Dat heeft mijn vader gedaan.' Hij gaap­te. 'Nanotech... nee, hij noemde ze nanobeestjes. Biologische politie­mannetjes om mijn leukemie te genezen en me weer op te lappen.' Voordat ze een volgende vraag kon bedenken, begon Jody weer te gapen en zijn ogen werden dof. Hij had gegeten en werd nu door een overwel­digende moeheid overmand. 'Ik moet slapen,' zei hij. Scully probeerde hem meer vragen te stellen, maar hij kon ze niet meer beantwoorden. Hij knipperde een paar keer met zijn zware oogleden en haalde diep adem. Toen liet hij zich achterover op de bank zakken en viel in een diepe, rustgevende slaap - geen door een shock veroorzaakt coma dat ze eerst had gezien. Deze slaap was genezend en voor zijn lichaam heel be­langrijk.

Scully deed een stap bij de auto vandaan. Het duizelde haar. Het doffe belletje bleef haar eraan herinneren dat het portier openstond en dat de sleuteltjes nog in het contact zaten.

De implicaties waren verbijsterend en ze stond voor een volmaakt raad­sel. Als Mulder hiervan hoorde, stak hij de vlag uit. Zelf zou ze sceptisch gereageerd hebben en niet willen geloven dat de celtechnologie al zover was voortgeschreden - maar ze had Jody's genezende vermogens met eigen ogen gezien. Om nog maar te zwijgen van het feit dat hij zichtbaar hersteld was van de vreselijke, slopende kanker die - volgens alle foto's en dossiers die ze gezien had - een zwakke en broodmagere invalide van hem gemaakt had.

Scully ging langzaam, als in een roes weer achter het stuur zitten. Haar hoofd bonsde. Haar gewrichten schrijnden, en ze probeerde zich wijs te maken dat dat kwam vanwege al die slopende dagen en nachten in hotelkamers her en der in het land - geen nieuwe symptomen van haar eigen kanker, die misschien veroorzaakt was door haar ontvoering en de ondoorgrondelijke proeven die met haar gedaan waren... de experimen­ten.

Alle vrouwen die een soortgelijke beproeving hadden ondergaan, waren een voor een gestorven, wist ze.

Scully maakte haar veiligheidsgordel vast en trok de deur dicht, al was het alleen maar om dat idiote belletje tot zwijgen te brengen. Op de ach­terbank legde Darth met een diepe zucht zijn kop in Jody's schoot. Zijn staart bonkte tegen de beklede armleuning van het achterportier. Ze reed weg, ditmaal langzamer en doelloos.

David Kennessy had iets schitterends, iets verbijsterends ontwikkeld - ze besefte welke macht hij bij DyMar had aangeboord. Het kankerlabora­torium was door de overheid betaald en zijn werk was fundamenteel voor de miljoenen mensen die elk jaar kanker kregen - onder wie zijzelf. Het was afschuwelijk onethisch dat Kennessy zijn eigen zoon zo'n onbe­wezen, riskante behandeling had gegeven. Als arts werd ze kwaad bij de gedachte dat hij zich van geen enkel veiligheidsvoorschrift iets had aan­getrokken, geen controlegroepen had gebruikt, geen analyses door de Geneesmiddelendienst had laten uitvoeren, geen onafhankelijke studies had laten doen.

Maar ze begreep de pijn, de wanhopige behoefte om iets te doen, wat dan ook, desnoods een wanhopige ingreep als al het andere faalde. Verschilde dat eigenlijk veel van de handopleggingen, gebedsgeneeswij­zen, kristalmeditaties en andere laatste redmiddelen die terminale patiënten uitprobeerden? Naarmate de hoop verdween, nam de goed­gelovigheid toe, had ze gemerkt. Wie niets te verliezen had, mocht alles proberen. En Jody Kennessy was inderdaad stervende geweest. Hij had niets te verliezen.

Maar gebedsgenezers en kristalmeditaties bedreigden niet de bevolking als geheel, en Scully besefte met een misselijkmakende spanning in haar maag dat Kennessy's nanotechnologische experimenten enorm gevaar­lijk waren. Als hij bij de aanpassing van zijn 'biologische politieagentjes' aan het menselijk dna ook maar het kleinste foutje maakte, werden ze in de cellen uiterst destructief. De 'nanobeestjes' vermenigvuldigden zich en waren besmettelijk. Ze konden in andere mensen, gezonde mensen, waanzinnige woekeringen veroorzaken en het genetisch patroon in de war sturen.

Maar dat was alleen een reden tot zorg als de nanomachientjes niet goed werkten... en Kennessy had er onbesuisd op gegokt dat hij geen fouten had gemaakt.

Scully klemde haar kaken opeen en reed verder. Ze trok de zonneklep omlaag tegen de flikkerende schaduwen van de bomen, die overlappen­de patronen op haar voorruit maakten.

Afgaande op de epidemieslachtoffers die zij en Mulder gezien hadden, was er wel degelijk iets misgegaan... heel erg mis.