11

Onder de Burnside-brug, Portland, Oregon 

Dinsdag, 23.21 uur

Hij probeerde zich schuil te houden en te slapen - maar kreeg alleen een afschuwelijke reeks nachtmerries.

Jeremy Dorman wist niet of die veroorzaakt werden door de zwermen nanomechanismen, die met zijn hoofd en met zijn denkprocessen knoei­den... of dat ze voortkwamen uit zijn slechte geweten. Nat, klam en in haveloze kleren die hem niet goed pasten, zat hij ineen­gedoken in de beschutting van de Burnside-brug aan de vochtige, met afval bezaaide oever van de Willamette. Het modderige, blauwgroene water kolkte statig voorbij.

Jaren geleden was het River Park in het centrum van Portland schoon­gemaakt. Het was een aantrekkelijke, goed verlichte en schilderachtige omgeving geworden waar yuppies konden joggen en toeristen op koude betonnen banken naar het water konden kijken. Jonge stelletjes luister­den er naar straatmuzikanten terwijl ze aan hun koffie voor fijnproevers nipten.

Maar niet op dit duistere uur. Nu zaten de meeste mensen in hun warme huizen zonder ook maar één keer aan de koude, eenzame nacht buiten te denken. Dorman luisterde naar het zachte gegorgel van de traag stro­mende rivier tegen de gestorte stenen rond de pijlers van de brug. Het water rook warm, vol en levend, maar de kille mist had iets metaligs en bijtends. Dorman huiverde.

Koerende en ritselende duiven nestelden in de brug boven hem.

Verderop langs het pad hoorde hij het gerammel van een andere zwerver, die vuilnisbakken doorzocht op nog bruikbare flessen en blikken. Een paar bruine zakken met lege flessen moutjenever en goedkope wijn lagen op een stapel tegen de groen geschilderde afvalmandjes. Dorman dook ineen in de schaduwen. Hij leed lichamelijk pijn en voelde zich geestelijk ellendig. Toen hij een kramp van zijn rebelse lichaam pro- boerde te onderdrukken, rolde hij in een modderpoel en werd zijn hele rug smerig, maar hij merkte het niet eens.

Kon zware vrachtwagen rommelde boven zijn hoofd over de brug met het geluid van een gedempte explosie. Net als de explosie bij DyMar.

Die avond, die laatste avond, herinnerde hij zich nog maar al te goed. Het donker was toen vol vuur, geschreeuw, ontploffingen. Moordlustige, vernielzuchtige mensen: gezichtsloos, naamloos, samengebracht door iemand die in de schaduwen onzichtbaar aan de touwtjes trok. En ze waren kwaadaardig, destructief.

Hij was kennelijk in slaap gevallen... of anders was hij op de een of an­dere manier teruggegaan in de tijd. Zijn geheugen was scherper. Was dat een wrede, bijzondere straf? Het kwam misschien door die nanowezens. 'Een harmonicahek en een stel ingehuurde bewakers geven me nog geen veilig gevoel,' had Dorman tegen David Kennessy gezegd. Ze werkten niet bepaald in een goed beveiligd bedrijf. David had immers die ver­vloekte hond van hem plus een pistool weten binnen te smokkelen. DyMar had de politie om extra bewaking gevraagd, maar dat was gewei­gerd. De opgegeven reden was de allang vergeten bepaling dat de politie 'interne bedrijfsconflicten' mocht overlaten aan particuliere bewakers. David ijsbeerde door de laboratoriumruimten in de kelder. Hij was ra­zend en wilde weten hoe de politie een bende actievoerders als een 'in­tern bedrijfsconflict' kon beschouwen. Het kwam nog steeds niet bij hem op dat iemand het laboratorium juist onbeschermd wilde hebben. David Kennessy was een briljante biochemicus en micro-ingenieur, maar had voor de rest geen idee.

Toen de feitelijke verwoesting begon, had hij David in paniek zien rond­rennen om zijn dossiers en monsters bij elkaar te graaien - net een oude film waarin de waanzinnige geleerde zijn best doet om één notitieboek uit de vlammen te redden. David leek eerder nijdig dan bang. Hij schop­te een paar potloden voor zijn voeten weg en zei op zijn laten we rede­lijk blijven'-toon: 'Er is altijd wel een kortzichtige fanaticus die de voor­uitgang probeert tegen te houden, maar dat lukt nooit. Niemand kan de ontdekking van de nanotechnologie ongedaan maken.' Toen maakte hij met zijn lippen een grof geluid.

De biologische productieprocessen en de nanotechnologie ontwikkelden zich inderdaad al enkele jaren met opmerkelijke snelheid. Genetische in­genieurs gebruikten de dna-machinerie van bepaalde bacteriën om kunstmatig insuline te maken. Een bedrijf in het New Yorkse Syracuse had patent aangevraagd op technieken voor de opslag en het lezen van gegevens op kubussen van bacteriorhodopsine, een genetisch gewijzigd eiwit. Te veel mensen werkten aan te veel verschillende aspecten van het probleem. David had gelijk: niemand kon de ontdekking van de nano­technologie ongedaan maken.

Maar Dorman zelf wist dat sommigen bij de overheid dat wel degelijk probeerden. En ondanks al hun goede voorbereidingen, beloftes en stil­zwijgende afspraken hadden ze Dorman geen tijd gegund om te ont­snappen.

Terwijl David even was afgeleid en naar de telefoon rende om zijn vrouw over de aanval te vertellen en haar te waarschuwen, had Dorman tever­geefs de eigenlijke, oorspronkelijke nanomachines gezocht. Hij vond al­leen de exemplaren die op de hond waren getest. De bloedmonsters die ze genomen hadden.

Toen hoorde Dorman boven de ramen aan gruzelementen gaan. Het mas­sale, moorddadige geschreeuw kwam steeds dichterbij. Hij wist dat het tijd was.

Die nanobeestjes waren zijn laatste toevlucht, het enige dat hij kon vin­den. In de hond hadden ze uitstekend gewerkt, nietwaar? Met de hond ging het prima en het dier was kerngezond; ook de menselijke proefper­soon was een opmerkelijk succes geweest. Waarom maakte hij zich dan zorgen? Toch was hij eventjes doodsbang en onzeker als hij aan de mo­gelijkheid dacht. Als hij het deed, was er geen weg terug. Hij kon niet naar een apotheek gaan en een tegengif kopen. Maar die mannen had­den hem verraden. Ze wilden hem doden en daarmee al hun problemen uit de wereld helpen. Die gedachte gaf hem de vastberadenheid die hij nodig had.

Toen Dorman het activeringshormoon en de zichzelf in stand houdende dragersvloeistof had toegevoegd, moesten de microscopisch kleine ma­chientjes zich aanpassen en hun programmering bijstellen. Met een zachte bons hoorde hij in de hal een molotovcocktail ontplof­fen. Daarna hoorde hij professioneel klinkende, gedempte stemmen, ter­wijl de menigte buiten het toneelspel van hun gezongen en geschreeuw­de protesten volhield.

Snel gaf hij zichzelf een injectie, net voordat David Kennessy terugkwam. Nu maakte David Kennessy eindelijk een bange indruk, en terecht. Vier kogels raakten hem in zijn borst en dreven hem met zijn rug tegen de laboratoriumtafels. Daarna stond DyMar veel sneller in lichterlaaie dan Jeremy Dorman voor mogelijk had gehouden. Hij probeerde te ontsnappen, maar nog tijdens zijn vlucht joegen de vlammen voort en werd hij door brandende muren ingesloten. De schok­golf van een nieuwe, zware ontploffing sloeg hem tegen een van de be­tonnen keldermuren. Het trappenhuis werd een verschroeiende vlam­menzee. Hij zag zijn huid borrelen en zwart worden. Dorman schreeuwde van woede over hun verraad...

Nu werd hij schreeuwend wakker onder de brug. De echo's van zijn uit­roep weerkaatsten tegen het rivierwater, ketsten op de golfjes en scho­ten onder de brug weg.

Hij werkte zich overeind. Zijn ogen raakten gewend aan het vage licht van de straatlantaarns en het maanlicht dat door het wolkendek gefilterd werd. Hij kromde zijn lichaam door de krampen. Hij voelde de woekerin­gen in zijn lichaam kronkelen, zieden en tot eigen leven komen. Dorman klemde zijn tanden op elkaar, legde zijn ellebogen strak tegen zijn ribben en deed zijn uiterste best zich staande te houden. Hij adem­de zwoegend door zijn neusgaten. De lucht was koud en metalig, ver­zuurd door de herinnering aan brandend bloed.

Toen Dorman onvast op zijn benen stond, bekeek hij de rotsige oever waar hij zo onrustig had geslapen. Daar zag hij de lijken van vijf duiven. Hun vleugels lagen uitgespreid, hun veren stonden overeind en hun ogen waren glazig en grijs. Hun snavels hingen open en van hun tongen sijpelde bloed.

Dorman staarde naar de dode vogels. Zijn maag verkrampte en draaide zich van misselijkheid om. Hij wist niet wat zijn lichaam had aangericht en hoe hij tijdens die nachtmerries zijn controle was kwijtgeraakt. Dat wisten alleen de duiven.

Een laatste grijze veer dwarrelde geluidloos omlaag.

Dorman liep wankelend weg en klom naar de straat. Hij moest uit Portland

weg. Hij moest zijn doel bereiken voordat het voor iedereen te laat was.