7

In de bergen van Oregon 

Dinsdag, 14.05 uur

Niemand zou hen in deze hut ooit vinden. Hier in de ongebaande wilder­nis van het kustgebergte waren ze volmaakt geïsoleerd. Hier kwam nie­mand hen helpen of redden.

Patrice en Jody Kennessy waren alleen en klampten zich uit alle macht en met de opperste wanhoop aan de schijn van een normaal leven vast. Bij Patrice lukte dat echter niet. Dag in dag uit leefde ze in angst, schrok ze van elke schaduw, verstopte ze zich voor geheimzinnige gelui­den... maar als ze het wilden overleven, hadden ze geen keus. En Patrice was vastbesloten om haar zoon het te laten overleven. Ze liep naar het raam van het huisje en trok de smoezelige gordijnen op een kier. Ze zag Jody met een tennisbal tegen de zijwand van het huisje kaatsen. Hij was duidelijk zichtbaar, maar binnen loopafstand van het dichte bos dat de open plek omringde. Elke keer dat de bal de wand raakte, klonk dat alsof een geweerkogel op haar werd afgeschoten. Op een zeker moment had de geïsoleerde ligging van dit stuk grond een waardevol pluspunt geleken. Dat was in de tijd toen ze voor Jeremy Dorman, de collega van haar man, dit huisje ontwierp. Kale plekken op de steile heuvels gaven aan waar ploegen houthakkers arealen hardhout hadden gekapt. Ze hadden stoppelige rechthoeken als littekens op de helling achtergelaten.

Het huisje was als privéschuilplaats bedoeld, als toevluchtsoord waar je je kon ontspannen en alleen kon zijn. Maar diezelfde isolering lag nu als een kasteelmuur om hen heen. Niemand wist waar ze waren. Niemand zou hen hier ooit vinden.

Een klein, tweemotorig vliegtuigje passeerde zoemend boven haar hoofd. Het toestelletje vloog doelloos heen en weer en was nauwelijks te zien; het gedreun van de motoren stierf weg toen het ook uit het gezicht verdween.

Hun wanhopige situatie hield Patrice dag in dag uit op de drempel van de doodsangst en de verlamming. Jody was heel dapper. Elke keer dat ze erover nadacht, kreeg ze een brok in haar keel. Hij had al zoveel mee­gemaakt: de achtervolging, de aanval... en daarvoor ook al zoveel: de uitspraak van de dokter - terminale kanker, leukemie, niet lang meer te leven. Net een guillotinemes dat naar zijn nek omlaag viel. Hadden de ongrijpbare samenzweerders een nog zwaarder dreigement achter de hand dan die eerste leukemiediagnose? Wat was nog dodelij­ker dan de demon in Jody's eigen twaalfjarige lichaam? Al het andere verbleekte daarbij.

Toen de tennisbal tegen het huisje stuiterde en in het kniehoge gras ver­dween, liep Jody erachteraan in een ijdele poging om zich te vermaken. Ze schoof naar de rand van het raam om hem in het oog te houden. Sinds de brand en de aanval deed ze haar uiterste best om hem nooit uit het oog te verliezen.

De jongen leek tegenwoordig veel gezonder dan eerst. Patrice wist niet of ze haar man moest bedanken of vervloeken om wat hij gedaan had. Jody stuiterde alweer verveeld met zijn bal en rende er opnieuw verveeld achteraan. Hij had een opmerkelijke mijlpaal bereikt: hun crisissituatie was na anderhalve week iets normaals geworden. Zijn verveling was nu groter dan zijn angst. Hij leek nog zo jong, zo zorgeloos, ook na alles wat er gebeurd was...

Twaalf jaar hoorde eigenlijk een magische leeftijd te zijn - de drempel van de tienerjaren. Daarna kregen de zorgen van de puberteit de over­hand. Maar Jody was geen normale jongen meer. De jury was het er nog steeds niet over eens of hij dit zou overleven of niet. Patrice deed de hordeur open en liep met een blik achterom de veranda op. Ze deed haar best om haar bezorgdheid niet te verraden, hoewel Jody die bezorgdheid doodnormaal zou hebben gevonden. Het grijze wolkendek van Oregon had plaatsgemaakt voor het dagelijkse uurtje zonlicht. Na de regenbuien van die nacht, toen de tikkende drup­pels geklonken hadden als sluipende voetstappen buiten het raam, zag het grasveld er fris uit. Patrice had urenlang klaarwakker naar het pla­fond liggen kijken. De hoge dennen en espen wierpen nu middagscha­duwen over het modderige pad, dat bij de snelweg in de verte begon en de helling afdaalde.

Als het goed was, wist niemand dat dit huisje bestond. Jeremy Dorman had geen telefoon, geen vuilophaaldienst. Het licht deed het alleen af en toe. Het huisje zou een volmaakt schuiloord moeten zijn. Patrice ge­loofde niet in volmaaktheid, maar hoopte desondanks dat niemand op het idee kwam om haar hier te zoeken.

Jody sloeg de tennisbal te hard. Het ding zeilde naar het pad, raakte een steen en stuiterde het dichte gras in. Met een uitroep van boosheid die eindelijk zijn spanning verried, smeet hij zijn tennisracket erachteraan en stond te koken van woede.

Wat is hij impulsief, dacht Patrice. Hij leek elke dag meer op zijn vader. 'Hé, Jody!' riep ze. Ze onderdrukte het standje in haar stem zo goed mo­gelijk. Hij pakte het racket en sjokte met neergeslagen blik naar haar toe. Hij was al de hele dag rusteloos en humeurig geweest. 'Wat is er met je?' Jody wendde zijn blik af en staarde naar de dicht opeen staande dennen in het zonlicht. Heel in de verte hoorde ze het diepe gedreun van een zwaar beladen oplegger met boomstammen, die aan de andere kant van de bomenbarricade grommend over de snelweg reed. 'Ik moet aan Darth denken,' zei hij ten slotte. Op zoek naar begrip keek hij zijn moeder aan. 'Hij is gisteren niet teruggekomen en ik heb hem al de hele ochtend niet gezien.'

Nu begreep Patrice wat hem dwarszat en een golf van opluchting over­spoelde haar. Heel even was ze bang geweest dat hij misschien een on­bekende had gezien of op de radio iets over hen gehoord had. 'Heb maar een beetje geduld. Die komt heus wel op zijn pootjes terecht. Dat doet hij altijd.'

Darth en Jody waren ongeveer even oud en waren hun hele leven onaf­scheidelijk geweest. Ondanks al haar zorgen glimlachte Patrice onwille­keurig bij de gedachte aan hun slimme en goedige zwarte labrador. Elf jaar geleden was haar wereld een rozentuin geweest. Hun eenjarige zoon zat toen met een luier aan op de hardhouten vloer en schoof in het rond. Hij had zijn plastic mannetjes met geweren opzij gegooid en speel­de in plaats daarvan met de hond. De jongen kon al 'mama' en 'papa' zeggen en probeerde ook 'Darth', maar de naam van de hond leek uit zijn mond nog het meest op een verstikt 'dsss!'

Patrice en David grinnikten gezamenlijk bij de aanblik van de zwarte labrador die met Jody speelde. Darth sprong heen en weer en zijn poten gleden uit op de gladde vloer. Jody gilde van verrukking. Darth rende blaffend om het kind heen, dat in zijn luier op de grond probeerde mee te draaien.

Wat een vredige, blije tijd! Maar sinds die noodlottige avond, toen haar man haar vanuit zijn belegerde laboratorium wanhopig opbelde, had ze geen moment vrede meer gehad.

Tot dan toe was de mededeling dat haar zoon dodelijk ziek was, het erg­ste moment van haar leven geweest.

'Meer stel nou 's dat Darth ergens gewond in een greppel ligt, mama,' zei Jody.

Patrice schudde haar hoofd en probeerde haar zoon gerust te stellen. 'Darth komt heus heelhuids thuis. Dat doet hij altijd.' Opnieuw voelde ze die huivering. Ja, dat deed hij altijd.