27

De bergen van Oregon 

Vrijdag, 13.03 uur

De oplegger met boomstammen lag half van de weg in een ondiepe grep­pel en de cabine vertoonde een vreemde hoek. Net een metalen monster met een gebroken nek.

Ze reden er in de politieauto naartoe en Mulder zag direct dat het tafe­reel niet klopte. Het was zeker geen normaal verkeersongeluk. Een rood vrachtautootje, een Ford, stond in de berm naast de truck en een man met een plastic regencape stapte aan de chauffeurskant uit toen agent Jared Penwick zijn auto tot stilstand bracht.

Mulder bekeek de plaats van het ongeluk en zag schuine remsporen in het natte gras. De truck was onbeheerst gaan slingeren voordat hij knar­send tot stilstand kwam. Een paar regendruppels spatten op de voorruit van de politieauto en Jared liet de ruitenwissers aanstaan. Hij pakte zijn walkie-talkie, drukt op de transmissieknop en meldde aan de coördi­nator dat hij ter plaatse was.

De man van het vrachtautootje wachtte naast zijn voertuig en dook diep in zijn plastic cape. De politieagent liep met knerpende zolen naar hem toe. Mulder volgde hem en trok zijn overjas dicht om warm te blijven. De wind en de regen maakten zijn haar in de war, maar daar was niets aan te doen.

'Je hebt hier niets aangeraakt, hè, Dominic?' vroeg Jared.

'Mij niet gezien,' antwoordde de man van het vrachtautootje met een

wantrouwige blik op Mulder. 'Die vent in de cabine ziet er niet uit.' 'Dit is agent Mulder van de FBI,'zei Jared met ontzag in zijn stem. 'Ik kwam hier langs,' zei Dominic. Hij was Mulder blijven bekijken, maar richtte zijn blik toen op de scheefhangende truck. 'Toen ik hier die truck zag, dacht ik dat de chauffeur de macht over het stuur was kwijtgeraakt vanwege de regen. Of dat hij misschien de weg af gereden was om te gaan slapen. Dat doen die chauffeurs soms. Er is hier namelijk niet veel verkeer. Maar hij stond gevaarlijk geparkeerd en had geen oranje drie­hoek achter zijn oplegger neergezet, zoals hij gemoeten had. Ik wou hem uitkafferen.'

Dominic veegde regenwater uit zijn gezicht en schudde toen zijn hoofd. Hij slikte. 'Maar toen ik in de cabine keek... Jezus, zoiets heb ik nog nooit gezien.'

Mulder liet Jared bij de man van het vrachtautootje achter en liep naar de truck. Hij greep de deurknop aan de chauffeurskant, trok zich voor­zichtig op en ging op de treeplank staan. De chauffeur van de truck lag met gekruiste armen in de cabine. Hij had zijn benen opgetrokken en zijn knieën zaten achter het stuur geperst alsof hij een kakkerlak was die met een bijzonder venijnig gif was bespoten.

Het gezicht van de gezette man was vertrokken en gezwollen. Het zat vol bulten en zijn kaken hingen slap. Het wit van zijn ogen maakte een grijze, rokerige indruk en was met felrode aderen doorschoten - veel erger dan bij gewone bloeddoorlopen ogen. Zijn hele huid was bedekt met donkerpaarse luipaardvlekken. Het leek wel of zijn bloedsomloop een miniatuurbombardement had ondergaan.

Het raampje van de truck zat stevig dicht. De regen bleef van het schui­ne cabinedak over het raam aan de bijrijderskant druipen. De voorruit was aan de binnenkant hier en daar beslagen. Mulder dacht een lichte damp van het lijk te zien opstijgen.

Nog steeds op de treeplank balancerend wendde hij zich weer tot de politieman, die hem nieuwsgierig aankeek. 'Laat het nummerbord en zijn registratie nagaan,' riep Mulder. 'Eens kijken wie die vent was en waar hij naartoe ging.'

Het gaf Mulder een hoogst onaangenaam gevoel dat vlak bij de mogelijke verblijfplaats van Patrice en Jody Kennessy weer zo'n afschuwelijk sterf­geval plaatsvond - zo dicht bij de plek waar Scully hen was gaan zoeken. De agent kwam naar voren en keek op zijn beurt door het zijraampje van de chauffeur alsof het een peepshow op een kermis was. 'Getverdemme,' zei hij. 'Wat is er met die vent gebeurd?' 'We moeten hier quarantainemaatregelen nemen,' zei Mulder, kordaat de leiding nemend. 'De lijkschouwer van Portland heeft al eerder met dit bijltje gehakt. We moeten beschermende pakken laten komen en alles in de buurt steriliseren. Laat niemand in de buurt komen of zich met de truck of het lijk bemoeien. De dood is door een levensgevaarlijk bio­logisch agens veroorzaakt.'

'Bedoelt u een epidemie?' vroeg Dominic, de man van het kleine vracht­wagentje, die twee stappen dichterbij kwam maar toen stokstijf bleef staan.

'In zekere zin,' antwoordde Mulder. Hij liep rond de voorkant van de truck en zag dat de cabine naar rechts was geschoven, zodat de wagen bijna was gaan scharen. De boomstammen vol splinters lagen nog steeds met kettingen op de oplegger vast.

Toen de chauffeur krampen kreeg en zijn zware voertuig van de weg raakte, was zijn voet gelukkig van het gaspedaal gegleden. De oplegger was op de helling tot stilstand gekomen zonder op een boom te botsen of in een steile afgrond te storten.

Mulder vroeg zich af hoe snel deze 'epidemie' kon hebben toegeslagen en hoe de chauffeur hem had opgelopen. Had de man iets gezien? Iets aangeraakt?

Mulder staarde naar de radiateur. Het begon weer harder te regenen. Water sijpelde over zijn rug. Hij bewoog zijn schouders en zette de kraag van zijn overjas op in een poging niet zo nat te worden. Wat was de chauffeur op dit lege stuk weg tegengekomen? Mulder liep verder rond de truck en klom de greppel in. Zijn schoenen klosten door het water en onkruid danste langs de omslagen van zijn broek. Als hij eenmaal doornat was, maakte het niet uit of het nog har­der ging regenen, nam hij aan.

Toen zag hij dat de bijrijdersdeur van de truck op een kier stond. Hij verstijfde en overwoog direct andere mogelijkheden. Stel dat er ie­mand in de truck had gezeten, een bijrijder - iemand die de chauffeur had meegenomen, een lifter misschien?

Mulder liep voorzichtig naar het open portier en keek achter zich naar het dichte bos en het hoge onkruid. Hij vroeg zich af of daar nog een ander lijk lag - dat van een passagier die dezelfde krampen had gekre­gen maar had weten weg te wankelen en buiten was ingestort. Maar hij zag niets. Het begon weer te stortregenen.

'Hebt u iets gevonden, agent Mulder?' riep de politieman. 'Ik ben nog steeds aan het kijken,' zei hij. 'Blijf waar u bent.' De politieman riep weer: 'De districtslijkschouwer en extra politiemen­sen zijn onderweg. Straks krijgen we hier een echt feestje.' Toen liet hij Mulder maar al te graag zijn werk doen en hervatte hij zijn praatje met de man van de kleine vrachtwagen.

Mulder trok het zware bijrijdersportier voorzichtig open. Het metaal zwaaide op kreunende scharnieren naar buiten. Hij deed een stap naar achteren en keek naar binnen.

De chauffeur zag er vanaf deze kant nog verkrampter en misvormder uit. Op de voorruit en het chauffeursportier stond een kring van condens. Het rook vochtig maar zonder de zure scherpte van de dood. Het lijk zag er afschuwelijk uit, maar lag hier nog maar kort.

De bijrijdersstoel interesseerde hem echter het meest. Hij zag draden en rafels van een gebarsten of gescheurd overhemd. Op het weefsel van de stoel zaten straaltjes van een vreemde, doorzichtige, kleverige stof. Een soort gestold... slijm, net als het slijm dat Mulder bij de dode nacht­waker had gezien.

Hij slikte, wilde niet dichter in de buurt komen en raakte niets aan. Dit was precies hetzelfde als wat ze in DyMar hadden gezien. Mulder wist zeker dat dit geheimzinnige toxine, deze dodelijke stof voortkwam uit Kennessy's verraderlijke onderzoek.

De onfortuinlijke chauffeur had misschien iemand meegenomen en was in deze kleine ruimte geïnfecteerd. Toen de truck met een klap tot stil­stand was gekomen en de chauffeur gestorven was, was de geheimzin­nige passagier weggeglipt en ontsnapt. Maar waar zou hij dan naartoe gaan?

In de beenruimte onder de bijrijdersstoel zag Mulder een vierkant stuk papier liggen. Eerst dacht hij dat het een snoeppapiertje was, maar het bleek een foto, die opgevouwen half verborgen in de schaduw van de stoel lag.

Hij haalde een pen uit zijn zak en boog zich naar voren zonder iets van de slijmerige stof aan te raken. Het was gevaarlijk, maar hij kreeg steeds sterker het gevoel dat haast geboden was. Hij stak de pen uit, hield zijn hand in de cabine en trok de opgevouwen foto naar zich toe. Aan de randen zaten andere draden, alsof het ding tijdens een verwoed gevecht uit het zakje van een overhemd was gevallen.

Hij keerde de foto met zijn pen om. De foto zelf kende hij niet, maar de gezichten van de vrouw en de jongen wel. Hij had hen de laatste paar dagen honderden malen op andere foto's gezien toen hij tijdens hun speurtocht naar Patrice en Jody bij iedereen naar hen vroeg. Dat betekende dat de passagier in deze truck, de drager van de nanoepidemie, hen eveneens zocht en op de een of andere manier met de vrouw en haar zoon te maken had. Hij was op weg naar dezelfde plek als Scully.

Mulder gooide de pen in de cabine, want hij durfde hem niet meer in zijn zak te steken. Hij rende naar de politieman. 'Agent Penwick, u moet hier blijven en de plaats van het ongeval bewaken. Het is hier levensge­vaarlijk. Laat niemand zonder beschermende kleding in de buurt van het lijk, laat staan in de cabine van de truck komen.' 'Jazeker, agent Mulder,' zei Penwick. 'Maar waar gaat u naartoe?' Mulder wendde zich tot Dominic. 'Meneer, ik ben FBI-agent. Ik heb uw vrachtauto nodig.' 'Mijn vrachtauto?' vroeg Dominic.

'Ik moet mijn partner zien te bereiken. Ik ben bang dat ze in levensge­vaar is.' Voordat Dominic bezwaren kon maken, trok Mulder het portier open en stak hij zijn linkerhand uit. 'De sleuteltjes, alstublieft.' Dominic keek de politieman vragend aan, maar agent Penwick haalde al­leen zijn schouders op. 'Ik heb zijn identiteitsbewijs gezien. Hij is wie hij beweert te zijn.' Toen trok de agent zijn pet omlaag tegen de regen. 'Maak je geen zorgen, Dominic. Ik breng je wel naar huis.' De chauffeur van het vrachtautootje fronste zijn wenkbrauwen alsof hij zich over dat laatste geen enkele zorg had gemaakt. Mulder sloeg het portier dicht en de oude motor startte met een geruststellend gebrul. Hij worstelde met de versnellingspook en probeerde zich te herinneren hoe hij de koppeling en het gaspedaal moest bedienen. 'Voorzichtig met mijn auto!' riep Dominic. 'Ik wil geen gezeik met de verzekering!'

Mulder draaide het raampje omlaag en riep terug: 'Ik werk voor de over­heid. Maak u geen zorgen!'

Toen trapte hij het gaspedaal in. Hopelijk bereikte hij Scully nog op tijd.