13

Federaal kantorencentrum, suite 313, Crystal City; Virginia 

Woensdag, 11.30 uur

In een onopvallend kantoor met maar weinig meubilair zat Adam Lentz aan zijn van overheidswege verstrekte bureau peinzend naar de video­band te kijken die voor hem lag. De band rook nog naar de brand bij DyMar. Hij wilde hem graag zien.

Lentz' naam stond niet op de deur en evenmin had hij een bordje op zijn nieuwe bureau. Uit niets bleek Lentz' macht of belang. Dat zou ook nut­teloos zijn geweest. Adam Lentz had vele titels en functies, die hij naar believen kon aannemen en gebruiken. Hij hoefde alleen maar te kiezen welke rol hem bij zijn eigenlijke werk het best van pas kwam. Het kantoor had kale witte muren. Het was een binnenkamer zonder ramen of luiken - niemand kon hem bespioneren. Het kantorencomplex zelf had niets opmerkelijks en was gewoon het zoveelste federale ge­bouw - een bijenkorf vol kantoren voor de onpeilbare beslommeringen van een zich steeds uitbreidende bureaucratie.

Elke avond na de werkdag werd Crystal Town een spookstad. Dan haast­ten de federale werknemers - secretarissen, stempelknechten en archief­assistenten - zich naar hun huis in Gaithersburg, Georgetown, Annapolis of Silver Spring, zodat een groot deel van de wijk leegliep. Lentz bleef vaak tot 's avonds laat op kantoor, alleen maar om het primitieve ritueel van de mensen gade te slaan.

Een deel van zijn rol in dit naamloze overheidskantoor was de supervisie van David Kennessy's onderzoek bij DyMar geweest. Andere groepen bij het Californische Technologie-instituut, de nasa Ames, het Instituut voor Moleculaire Fabricage - zelfs Mitsubishi's Centrum voor Geavanceerde Technologieresearch en Ontwikkeling - hadden bij hun pogingen gesta­ge vorderingen gemaakt. Maar Kennessy had toevallig een paar essentië­le stappen gezet (of slimme beslissingen genomen) en Lentz wist dat DyMar de waarschijnlijkste plek voor een doorbraak was. Hij had Kennessy's werk gevolgd, zijn opmerkelijke vorderingen gezien, hem gestimuleerd en hem gas laten terugnemen. Maar Kennessy was veel te succesvol geweest. De zaak was uit de hand gelopen en Kennessy had dat niet eens zien aankomen.

Lentz hoopte dat de in beslag genomen videoband niet was beschadigd door het reinigende vuur dat DyMar met de grond gelijk had gemaakt. Zijn mensen hadden de ruïnes uitgekamd op elk spoor van bewijs, alle nog intacte monsters of aantekeningen. Ze hadden de verborgen brand­vrije kluis ontdekt en de inhoud naar hem toe gebracht. Hij draaide een klein, draagbaar tv- en videotoestel op zijn bureau om en stak de stekker in een stopcontact op de grond. Hij deed de deur van zijn kantoor op slot, maar liet de fel flikkerende tl-buizen aan het pla­fond branden. Hij leunde achterover in zijn bureaustoel - een stan­daardmodel, want hij was geen man voor extravagant comfort - en klik­te de band in het toestel. Hij wist van het bestaan van deze band maar had hem nog nooit gezien. Toen hij het kanaal en het volume had inge­steld, leunde hij achterover om te kijken.

In het schone en helder verlichte laboratorium ijsbeerde de hond in zijn voor grotere dieren bedoelde kooi heen en weer. Het dier jankte twee­maal en kwispelde onzeker met zijn staart, alsof hij op een snel einde van zijn gevangenschap hoopte.

'Brave jongen, Darth,' zei David Kennessy, die zich door het blikveld van de camera bewoog. 'Zit.'

Lentz had veel gezien in zijn leven - vele vreemde verloederingen en zichzelf rechtvaardigende gruwelen - maar kon niet geloven wat Kennessy met zijn eigen huisdier ging doen.

Kennessy ijsbeerde door de kamer, haalde een hand door zijn donkere haar en veegde een laagje zweet van zijn voorhoofd. Hij was dus wel de­gelijk nerveus, ondanks zijn hanige gedrag en zijn pogingen om zelfver­zekerd te lijken.

Er was veel belangstelling voor wat hij bereikt had, en hij vond blijkbaar dat hij dat met een videoband moest bewijzen. Kennessy wist echter niet dat zijn succes ook zijn ondergang betekende. Hij had te veel bewezen en had de mensen, die nooit echt in hem geloofd hadden, bang ge­maakt.

Maar Lentz wist dat de zoon van de onderzoeker stervende was. De man had zich misschien tot onaanvaardbare risico's laten verleiden. Dat was gevaarlijk.

Kennessy stelde zelf de camera in, waarbij hij met zijn hand door het trillende beeld ging. Naast hem, vlak bij de hondenkooi, stond zijn breedgeschouderde technisch assistent Jeremy Dorman als een Igor naast zijn geliefde Frankenstein.

'Oké,' zei Kennessy tegen de camera. Op de achtergrond zoemde een heleboel witte ruis - laboratoriumapparatuur, luchtfilters, het lawaai van kleine proefdieren in hun kooien. 'Vanavond staat jullie een fantas­tische show te wachten, beste mensen.' Denkt hij echt dat iedereen Ed Sullivan nog kent? dacht Lentz. Kennessy ging voor de camera staan. 'Ik heb mijn gegevens op schrift gezet en een gedetailleerde documentatie opgestuurd, maar niemand heeft die rapporten gelezen of ze anders niet begrepen. Ik heb er ge­noeg van om mijn memo's in jullie stapels paperassen te zien verdwij­nen. Deze doorbraak betekent een omwenteling in het ons bekende uni­versum, en misschien wil iemand daar zijn koffiepauze even voor onderbreken.'

Nee hoor, dr. Kennessy, dacht Lentz, uw rapporten zijn niet verdwenen. We hebben er héél veel aandacht aan besteed.

'Het zijn stomme pennenlikkers, David,' mompelde Dorman. 'Je mag niet verwachten dat ze begrijpen waar ze geld voor geven.' Toen legde hij zijn hand voor zijn mond alsof hij binnen gehoorsafstand van de cameramicrofoon nooit zo'n opmerking had mogen maken. Kennessy keek op zijn horloge en wierp een blik op Dorman. 'Klaar, meneer Dorman?'

De grote laboratoriumassistent legde zijn hand nerveus op de kooi. De

zwarte labrador stak snuffelend zijn snuit in Dormans handpalm.

Dorman schrok zich wezenloos.

'Weet je zeker dat we dit moeten doen?' vroeg hij.

Kennessy bekeek zijn assistent met een blik van pure walging. 'Nee,

Jeremy. Ik wil er een streep onder zetten, het werk in de kast leggen en Jody laten sterven. Misschien moet ik maar ontslag nemen en accoun­tant worden.'

Dorman hief beide handen in een gebaar van verlegen overgave. 'Oké, oké. Ik vroeg het alleen maar even.'

Op een van de keldermuren van gestort beton op de achtergrond hing een poster waarop Albert Einstein een kaars overhandigde aan iemand die maar weinig mensen van gezicht kenden: K. Eric Drexler. Drexler op zijn beurt bood die kaars de toeschouwer aan. Kom maar. Pak maar aan! Drexler was een paar jaar geleden een van de eerste grote visionairs ach­ter de nanotechnologie geworden.

Jammer dat we hém niet snel genoeg onderhanden hebben genomen, dacht Lentz.

Darth keek vol verwachting naar zijn baasje en ging toen midden in de kooi zitten. Hij bonkte met zijn staart op de grond. 'Brave hond,' mom­pelde Kennessy.

Jeremy Dorman raakte buiten beeld en was een paar tellen later terug met een primitieve maar krachtige Smith & Wesson. Volgens dossiers, die Lentz moeiteloos te pakken had gekregen, was Dorman persoonlijk naar een wapenwinkel in Portland gegaan en had hij het vuurwapen contant betaald. Het was gelukkig niet ten laste van de begroting gekomen. Kennessy zei weer iets in de camera. Zijn assistent Dorman keek zwe­tend eerst naar het wapen en toen naar de gekooide hond. 'Ik ga jullie iets heel schokkends laten zien. Ik hoef er niet bij te zeggen dat dit allemaal echt is, zonder speciale effecten en bijzondere voorbe­reidingen.' Hij vouwde zijn armen en staarde ferm naar de camera. 'Ik ben van plan om jullie zo diep te schokken dat jullie bereid zijn om al jullie vooroordelen ter discussie te stellen.' Hij wendde zich tot Dorman. 'Als je klaar bent, mag je schieten.' Dorman keek onzeker en vroeg zich blijkbaar af wie Kennessy bedoelde, maar toen hief hij de Smith & Wesson. Zijn adamsappel vloog op en neer en verried zijn zenuwen. Hij richtte het wapen op de hond. Darth voelde dat er iets mis was. Hij trok zich zo ver mogelijk in zijn kooi terug en gromde hard en diep. Zijn donkere blik kruiste die van Dorman en hij ontblootte zijn tanden. Dormans hand beefde.

Kennessy's ogen laaiden van woede. 'Verdomme, Jeremy, schiet op! Maak het niet erger dan het is!'

Dorman schoot tweemaal. Op de videoband klonken de knallen dun en blikkerig. De hond werd beide keren geraakt en tegen het gaas van zijn kooi gesmeten. De ene kogel raakte zijn ribbenkast, de andere verbrij­zelde zijn ruggengraat. Uit de kogelgaten spoot bloed, dat zijn vacht doorweekte.

Het had onmogelijk moeten zijn om een vuurwapen het laboratorium in te smokkelen - wat een belachelijk slechte bewaking! Maar anderzijds had Kennessy ook de hond naar binnen gekregen, nietwaar? Geen papie­ren, geen verificaties, niet na te gaan. Darth jankte van pijn en ging hijgend zitten.

Dorman keek stompzinnig naar zijn pistool. 'Mijn God.' mompelde hij. 'De dierenbeschermers knopen ons op, David.'

Maar Kennessy liet de stilte op de band niet voortduren. Hij deed een stap naar voren en stak een kleine, uit zijn hoofd geleerde redevoering af. Dit was zijn show. Melodramatisch misschien, maar wel effectief. 'Mijn doorbraak op het gebied van de medische nanotechnologie opent de deur naar heel veel toepassingen. Daarom zijn zoveel mensen er al zolang mee bezig. De eerste wetenschappers die deze doorbraak in prak­tijk brengen, zullen de samenleving op hun grondvesten laten schud­den, en wel op een manier die jullie je niet voor kunnen stellen.' Kennessy klonk alsof hij een toespraak voor een bedrijfsdirectie hield, terwijl zijn huisdier aangeschoten en bloedend in zijn kooi lag. Lentz bewonderde zo'n man onwillekeurig.

Hij knikte, boog zich dichter naar het toestel en zette zijn ellebogen op het bureau. Des te meer reden om die technologie goed in de hand te houden en alleen vrij te geven als wij dat nodig vinden, dacht hij. Kennessy wendde zich met een klinisch afstandelijke blik naar de kooi. 'Na zware verwondingen als deze sluiten de nanobeestjes om te begin­nen alle pijncentra van de hond af.'

Darth zat verward in zijn kooi en zijn tong bengelde naar buiten. Hij had zich onhandig overeind weten te werken en leek niets te merken van de gapende gaten in zijn rug. Even later ging de zwarte labrador weer op de vloer van de kooi liggen, soppend in het bloed dat nog steeds over zijn flanken liep. Zijn oogleden werden zwaar en hij zakte met zijn kop op zijn voorpoten in een diepe slaap. Hij haalde heel diep adem en ademde toen langzaam weer uit.

'De nanobeestjes brengen hem in een licht coma, dat herstellende eigenschappen heeft. Nu al kammen de machientjes de plekken met schade uit. Ze stellen de noodzakelijke reparaties vast en beginnen die uit te voeren. Voor omvangrijke reparaties kunnen ze zich tot grotere eenheden koppelen.'

Kennessy knielde op de grond naast de kooi en tikte Darth op zijn kop. 'Zijn temperatuur stijgt al door de afvalhitte die de hard werkende nano­beestjes opwekken. Kijk maar, er stroomt geen bloed meer. Jeremy, de camera hierheen voor een close-up.'

Dorman leek even van de wijs gebracht maar pakte toen haastig de camera. Het beeld zwaaide en schudde, maar werd toen weer op de hond gericht en zoomde op de verwondingen in. Kennessy liet de beelden even voor zichzelf spreken voordat hij de draad van zijn betoog weer opnam.

'In feite is een groot lichamelijk trauma zoals dit gemakkelijker te her­stellen dan een uitgezaaide ziekte zoals kanker. De nanomachientjes hebben zichzelf geprogrammeerd volgens de blauwdruk van het honden- dna en gaan de vereiste reparaties uitvoeren. Een kogelwond vereist wat oplapwerk, cellulaire verbanden en enig herstel. Bij een genetische ziek­te moet echter elke cel hersteld worden. Elke abnormaliteit moet worden aangepakt en bijgesteld. De reiniging van een kankerpatiënt kan weken of maanden duren, maar deze kogelwonden...' Hij gebaarde naar de doodstil liggende zwarte labrador. 'Darth zit morgen alweer achter de eekhoorns aan.'

Dorman keek verbaasd en ongelovig naar de kooi. 'Ais dit in de krant komt, David, zijn we allemaal werkloos.'

'Dat denk ik niet,' antwoordde David met een glimlach. 'Daar durf ik een doos hondenkoekjes om te verwedden.'

Binnen een uur was de hond weer wakker. Hij was nog duizelig maar herstelde zich snel. Darth stond in zijn kooi op, schudde zijn lijf uit en blafte. Gezond. Genezen. Zo goed als nieuw. Kennessy maakte zijn kooi open en de hond, die snakte naar aandacht en lof, sprong eruit. Kennessy lachte hardop en kriebelde in zijn vacht. Lentz zag het verbaasd gebeuren en begreep dat Kennessy's werk nog beangstigender en succesvoller was geweest dan hij al gevreesd had. Zijn mensen hadden volstrekt gelijk toen ze de monsters meenamen en wegborgen en vervolgens alle resterende bewijzen vernietigden. Als deze uitvinding ter beschikking kwam van het publiek, waren de revolutionaire gevolgen niet te overzien. Nee, alles moest vernietigd worden.

Lentz haalde de band uit het videoapparaat en legde hem in een kluis voor geheime documenten. De brandvrije safe bij DyMar had deze band en de andere documenten voor het vuur behoed, maar hij wist met grim­mige zekerheid dat ze nog niet elke flard, elk monster te pakken had­den.

Na alles wat Lentz gezien had, begreep hij eindelijk het paniekerige telefoontje dat ze hadden afgetapt: op de avond van de explosieve de­monstratie, de avond van de brand, had David Kennessy in paniek naar zijn huis gebeld.

Hij klonk toen schor en uitzinnig van angst en liet zijn vrouw niet eens aan het woord komen. 'Patrice, neem Jody en Darth mee. Smeer 'm...! Hier gebeurt alles waar ik bang voor was. Je moet vluchten. Ik zit bij DyMar in de val, maar jij kunt weg. Blijf vluchten. Laat ze je niet... te pakken krijgen.'

De opname van het gesprek brak af voordat Kennessy en zijn vrouw nog iets konden zeggen. Patrice Kennessy had naar haar man geluisterd en was snel in actie gekomen. Toen de opruimingsploeg haar huis in de voorstad bereikte, had ze haar spullen al gepakt en was met de jongen en de hond verdwenen.

Maar nu hij de video had gezien, drong ineens tot hem door dat hij een grote fout had gemaakt. Voordien was hij bang geweest dat Patrice mis­schien aantekeningen over het onderzoek had meegenomen, die Lentz beslist terug wilde hebben. Maar het gevaar bleek vele malen groter. Hoe kon hij dat over het hoofd hebben gezien? De hond was geen ge­woon huisdier waarvan het gezin niet kon scheiden. Die zwarte labrador was de hond, het proefdier dat nanomachientjes in zijn bloedbaan had. Ze lagen daar op de loer en wachtten tot ze zich over de wereld konden verspreiden.

Hij slikte en greep de telefoon, maar even later hield hij zich in en legde hij de hoorn weer zachtjes op de haak. Zo'n fout gaf hij tegenover de verantwoordelijke man niet graag toe. Hij wilde hem zelf goedmaken. Al het andere was bij de brand verwoest - maar nu moest Adam Lentz al zijn hulptroepen en versterkingen optrommelen en zoveel tijd en geld inzetten als nodig was.

Hij moest een vrouw, een jongen en vooral een hond opsporen.