Zijn alle kinderen binnen?

Het probleem met de wereld is dat we de familiekring te klein houden.

– Moeder Teresa

Een aantal jaren geleden hoorde ik James Forbes, de predikant van de Riverside Church in New York, een verhaal uit zijn jeugd vertellen over een ritueel dat ze bij hem thuis altijd rond de eettafel hadden. Zijn vader en moeder gingen zitten met hun acht kinderen en vlak voor het gebed voor het eten stelde zijn moeder de eenvoudige vraag: ‘Zijn alle kinderen binnen?’

Als er één kind ontbrak, wachtten ze even, schepten een bord vol voor dat kind en zetten dat in de oven. Pas dan zeiden ze hun gebed op, lazen hun Bijbelverzen en gingen eten. Dominee Forbes ging verder en zei dat hij God als ‘Eeuwige Moeder’ ziet, die ook ons elke dag vraagt: ‘Zijn alle kinderen binnen?’

De vraag is me sinds dat verhaal altijd bijgebleven. Ik vertelde het zelf aan groepen, schreef erover in mijn dagboek en sprak erover met vrienden. Ik wist niet precies wat ik ermee moest, behalve ernaar blijven luisteren.

Toen las ik op een dag een advertentie in de krant. Die luidde:

GEZOCHT

Flexibele, internationaal georiënteerde gezinnen met een groot hart, die jonge vluchtelingen willen helpen om zichzelf te redden.

Beloning: de kans om een kind te helpen een nieuw leven op te bouwen.

In het artikel werd verder een startprogramma van onze plaatselijke katholieke liefdadigheidsorganisaties beschreven, die samenwerkten met de Verenigde Naties, het zogenaamde Programma voor Alleenstaande Minderjarige Asielzoekers. Ze hadden een gastgezin nodig dat voor de tieners kon zorgen die vanwege oorlog of vervolging gedwongen waren geweest om huis en land te verlaten.

De meeste kinderen waren wees of gescheiden van hun familie, en velen hadden jarenlang in vluchtelingenkampen geleefd.

Ik begon te huilen toen ik het las. Ik wist niet eens waarom, maar ik snikte wel een uur lang. Er ging iets in mij open en al mijn gevoelens van verdriet over de toestand van de wereld, vooral voor onze kinderen, kwamen gewoon naar buiten. Toen ik de verhalen las van deze jonge kinderen – uit Irak, Afghanistan, Iran, Somalië, Soedan en zoveel andere oorden – die hier in de Verenigde Staten een gezin nodig hadden, moest ik weer denken aan die vraag: zijn alle kinderen binnen? Ik wist dat het antwoord nee was.

Na een tijdje was ik uitgehuild en ging verder met mijn leven. We kunnen onmogelijk een tiener in huis nemen, zei ik tegen mezelf. Het zou te veel werk zijn. Mijn kinderen zouden het nooit goed vinden. Het is een aardig idee, maar laten we realistisch zijn, hoorde ik mezelf zeggen. Het zou alles veranderen.

Toen Paul thuiskwam, bracht ik het achteloos ter sprake. ‘Hé, ik las vandaag dit artikel. Kijk eens.’ Ik liet het hem zien. ‘Weet je, ik had zomaar het idee dat we misschien naar die informatieavond kunnen gaan. Maar als je niet wilt, is dat ook goed.’

Tot mijn grote verbazing wilde Paul naar de bijeenkomst.

‘Waarom gaan we niet gewoon kijken wat ervoor nodig is?’, zei hij. ‘Dat verplicht nog tot niets.’

Dus daar zaten we de volgende avond dan, in een ruimte vol mensen: alleenstaande vrouwen, stellen met kinderen, gepensioneerden, werkende mensen, voormalige vluchtelingen en mensen die in de Verenigde Staten waren geboren. De meesten hadden dezelfde advertentie in de krant gelezen en voelden zich onverklaarbaar aangetrokken er meer over te horen.

We leerden veel die avond: er zijn momenteel dertien miljoen vluchtelingen in de wereld, onder wie veelal moeders met hun kinderen; er zijn nog eens 22 miljoen mensen die binnen de grenzen van hun eigen land moeten vertrekken, vanwege burgeroorlogen of andere conflicten. Honderdduizenden kinderen zijn wees geworden of van hun ouders gescheiden. Voor hen is het risico op misbruik en uitbuiting groter. Veel kinderen leven hun hele jeugd in vluchtelingenkampen.

Na de bijeenkomst waren Paul en ik een beetje verbaasd dat we allebei de volgende stap wilden zetten. We tekenden ons in voor een proces waarin onze bevoegdheid als gastouder werd getest. De maanden daarna ontmoetten we vluchtelingen en hoorden ongelooflijke verhalen van moed en vastberadenheid. Ik besefte hoe weinig ik van de wereld wist en van de vele vluchtelingen die in onze eigen stad wonen. Deze miskende helden stemden me nederig, zowel de vluchtelingen als de mensen die zoveel voor hen deden.

Op een avond na onze maandelijkse bijeenkomst vroeg de directeur of we ervoor voelden om gastouder te worden van een zeventienjarig meisje uit Iran. Ze hing het bahaigeloof aan en had de vluchtelingenstatus gekregen, omdat mensen die dat geloof aanhangen, vaak worden vervolgd of gevangengezet in Iran. Jonge mensen mogen bovendien niet naar de middelbare school. Ze had sinds haar vijftiende alleen in Turkije geleefd en had toen ze naar de Verenigde Staten kwam een gezin nodig.

We zeiden onmiddellijk ja. We hadden gelijk al het gevoel dat ze deel uitmaakte van ons gezin. Een maand later gingen we Shima, onze nieuwe dochter, verwelkomen op de luchthaven. We hadden geen idee dat we zo snel verliefd op haar zouden worden. Ze heeft zoveel vreugde en gelach in ons huis gebracht. Ze staat voor een hoop uitdagingen, maar we zijn vastbesloten om haar erdoorheen te helpen.

Door deze ervaring is onze familiekring groter geworden. Ons hart en onze geest zijn verruimd, niet alleen door van Shima te houden, maar ook doordat we uit de eerste hand dingen hebben geleerd over culturen en landen die ver van ons vandaan liggen. We komen elke maand samen met andere gezinnen en hun vluchtelingentieners en het is haast niet onder woorden te brengen hoeveel dit ons heeft veranderd. We zijn gegroeid door de zorg voor deze jonge mensen die onvoorstelbare gruwelen hebben meegemaakt in Soedan of Somalië, Afghanistan of Sierra Leone. We zijn vol ontzag over het feit dat er zo veel liefde is te midden van zo veel leed.

Dag na dag ontdekken we dat alle kinderen, in diepste wezen, onze kinderen zijn. Laten we, zoals Moeder Theresa voorstelde, de familiekring zo groot maken dat ze er allemaal in passen. Laten we er in het klein en in het groot aan werken dat alle kinderen worden verzorgd en bemind. Wat is er nu belangrijker dan dat?

Zijn alle kinderen binnen?

Bid of mediteer met deze vraag: ‘Zijn alle kinderen binnen?’ (Luister goed; misschien hoor je dat de Eeuwige Moeder dit fluistert in je hart.)

Kijk met je kinderen voor bedtijd naar een wereldbol of in een atlas. Trek een denkbeeldige familiekring waarin alle dieren en kinderen en planten zijn opgenomen.

Je kunt elke avond een land kiezen en de kinderen daar speciaal gedenken in je gebed.

Je zou ook kunnen verzinnen wat je als gezin voor andere kinderen kunt doen, of het nu in je eigen gemeenschap is of in een ander deel van de wereld.