Onze vele moeders

Opgroeien in een dorp betekende dat je een kind van de gemeenschap was. Ik was bijna zes jaar voor ik begreep dat ik uit de buik van een specifieke persoon kwam en niet van alle vrouwen was die meehielpen voor me te zorgen.

– Sobonfu Some

We hebben vele moeders, mensen die op onze weg zijn gekomen en van ons gehouden hebben zoals we zijn. Hun daden van goedheid, hun bereidheid om ons te zien en er voor ons te zijn, ons te steunen op manieren die onze moeders misschien niet konden, zijn allemaal manieren waarop ze over ons hebben gemoederd.

Een van mijn moeders heette Sandra. Ze had zelf geen kinderen, maar was de prototypische moeder in haar knuffels, haar aanwezigheid, in de liefde die uit haar ogen straalde, haar humor, haar onverstoorbaarheid, haar moed in tijden van pijn en verdriet en in het koesteren van de dromen van anderen, samen met die van zichzelf.

Pas toen ze op sterven lag, begreep ik hoeveel ze voor me had betekend. Haar borstkanker was uitgezaaid en er zat vocht in haar longen. Toen ik haar kwam opzoeken, lichtten haar ogen op toen ze me zag. ‘O Denise’, zei ze lief, terwijl ze haar armen uitstak om me te omhelzen. Ik vond het heerlijk hoe ze mijn naam uitsprak. Het deed me denken aan een uitspraak van een vierjarig jongetje: ‘Wanneer iemand van je houdt, spreekt die je naam anders uit. Je weet gewoon dat je naam veilig is in zijn mond.’ Zo voelde het precies.

In al haar pijn glimlachte Sandra alsof we alle tijd van de wereld hadden. ‘Hoe gaat het met je? Ben je aan het schrijven?’ Ze vroeg altijd naar mijn boeken. Ik wilde dat ik net zoveel vertrouwen had in mezelf als zij in me had.

Terwijl ik daar zat, herinnerde ik me wat de arts van Anne Lamott had gezegd toen haar beste vriendin op sterven lag: ‘Kijk nu goed naar haar, want ze leert je hoe je moet leven.’

Sandra wees naar de hoge, grijze zuurstoftanks langs de muur van haar kamer. ‘Ik noem ze mijn generaals’, lachte ze. Terwijl ze zich langzaam naar de badkamer begaf, vertelde haar verzorger dat ze nauwelijks nog actief was en dat ze morfine kreeg om het fibrilleren van haar hart onder controle te houden. Het was duidelijk dat ze niet lang meer te leven had.

Toen Sandra terugkwam, wenkte ze me om bij haar te komen zitten. We praatten een tijdje, lachten samen en vertelden verhalen. Ze zei dat ze zich altijd als clown had verkleed en dan op bezoek ging bij kinderen en anderen die wel een lach konden gebruiken. ‘Ik heette Calypso en ik had een zwarte hoed met een oranje margriet erop, en een oranje pruik en een rode neus.’ Ik vond het hartstikke leuk om me Sandra als clown voor te stellen.

Na een tijdje sloot ze haar ogen en vroeg of ik met haar wilde bidden. Ik legde mijn armen om haar heen en we zaten in stilte. Toen begon ik te zingen, zonder woorden, ik liet de muziek gewoon door me heen komen. Sandra’s lichaam, vol morfine en kanker en zoveel liefde, begon langzaam te ontspannen.

Ze hield van muziek en vooral van zingen. Het was de kern van haar spirituele leven. Ze hechtte waarde aan zowel westerse als oosterse tradities: op zondag ging ze naar de kerk, op vrijdag kwam ze met een spirituele gemeenschap samen om heilige teksten in het Sanskriet te zingen en de vele benamingen van God te eren. De muziek had haar vastgehouden als de moeder die ze nooit had gehad.

Toen ik stopte met zingen, deed ze langzaam haar ogen open en glimlachte. ‘Dat was mooi’, zei ze. ‘Dat zou ik willen als ik heenga.’

Ik wist dat ik dat niet kon beloven, maar ik vertrouwde erop dat er op het volgende deel van Sandra’s reis muziek zou zijn. Alle muziek die ze in haar leven had geschapen, zou haar vergezellen in het volgende – hoe ze was, was een lied voor iedereen die haar had ontmoet, hoe ze onze naam zong, hoe ze ons uitnodigde om ons eigen lied te zingen.

Een week later overleed ze. Voor haar herdenkingsdienst drukten we een paar foto’s af op de liturgie, inclusief een van Sandra als Calypso, de clown. We zongen uit volle borst en we noemden elkaar bij de naam. Ik vertelde wat ik ervan vond dat ze een van mijn moeders was geweest en zag veel mensen knikken in ontroerde herkenning. Op die dag ontdekten velen van ons dat Sandra een moeder voor ons allemaal was geweest.

 

Overweging – je vele moeders

Schrijf in een dagboek hoe je over de volgende vragen denkt.

Wie is een moeder voor je geweest?

Wie zijn de mensen die je hebben gezien, die je hebben gesteund?

Wie heeft iets in jou gekoesterd dat zich anders misschien niet had ontwikkeld?

Wie is een meelevende persoonlijkheid in je leven geweest?

Misschien is er iemand aan wie je je dankbaarheid zou willen uitdrukken. Probeer dat de komende weken op een of andere manier te doen. Je zou kunnen nadenken over de vraag voor wie jij een moeder bent, niet alleen voor je eigen kinderen maar voor andere mensen die je koestert in je leven.