Hoe een mama bidt

Nee, ik ben stil geworden,

ik heb mijn ziel tot rust gebracht.

Als een kind op de arm van zijn moeder,

als een kind is mijn ziel in mij.

– Psalm 131

Op een ochtend, toen ik negen maanden zwanger was van mijn eerste kind, zat ik in een schommelstoel het Onze Vader te bidden. Toen ik begon, voelde ik de baby schoppen; op dat moment kreeg het woord ‘onze’ een nieuwe betekenis. Ik was niet meer een individueel ‘ik’, maar een collectief ‘wij’. Sindsdien heb ik vaak gebeden met mijn kinderen in mijn armen.

Hier volgt een prachtig gedicht van de vijftiende-eeuwse Indiase dichter Kabir, dat ik gebruikte als gebed terwijl ik een kind vasthield:

In deze mok van klei zijn ravijnen,

en bergen, met pijnbomen bedekt

en de maker van ravijnen

en bergen, met pijnbomen bedekt!

Zeven zeeën zijn in deze mok,

miljoenen sterren.

Het zuur dat goud test is in deze mok,

degene die juwelen op waard schat.

In deze mok klinkt muziek,

van snaren die niemand beroert,

welt de bron van alle water.

Ik zal je de waarheid vertellen als je die wilt horen:

Vriend, luister:

de God die ik bemin is binnenin.

– Robert Bly, Het Boek van Kabir

Wanneer ik mijn armen om de ‘lemen kan’ van mijn kind sluit, ben ik vol ontzag. Ik ben de moeder van een universum. Ik kijk in de ogen van mijn kind, die peilloze poelen. Ik hoor de uitnodiging: ‘Kom thuis. Bedenk wie je bent, wie je kinderen zijn.’

We zijn allemaal lemen kannen, gevuld met God; we zijn wezens die overlopen van sterren en de bron van al het water – levend water, stilstaand water, rollend water, water met zout, water met tranen. De Schepping en Schepper huizen in wat we vasthouden.

We zullen er niets over horen op de radio of televisie en we lezen er niets over in de krant. In de hectiek van onze technische, moderne wereld verliezen we gemakkelijk het contact met onszelf, in een Schepping die we met cement verharden of dichtmetselen. We vangen nauwelijks een glimp van deze unieke schoonheid van onze kinderen op; ze kunnen ons helpen herinneren dat ook wij het universum in ons dragen.

Als wij en onze kinderen dat willen inzien, moeten we ruimte scheppen om ons deze dingen te herinneren, diep te kijken en aanwezig te zijn bij het heilige dat we in onze armen en ons hart dragen.

Oefening in aanwezigheid

Vraag iemand – je partner, een vriendin of familielid – om samen met jou deze oefening te doen.

Leg je hand op de rug van de ander.

Neem je voor (besluit) dat je volstrekt aanwezig zult zijn bij deze persoon, nu meteen.

Praat niet. Wees gewoon aanwezig, met je hand op de rug van je partner.

Doe dit zo’n twee minuten.

Vergeet nu je bedoeling om aanwezig te zijn. Laat je hand op de rug van de ander liggen, maar denk aan iets anders. Wat gaan we vanavond eten? Is de afwas gedaan?

Zorg met opzet dat je lichaam en geest op twee verschillende plaatsen zijn.

Doe dat ongeveer een minuut lang.

Keer tot slot weer terug naar je partner; neem je weer voor om volledig aanwezig te zijn.

Voel je hand op de rug van de ander.

Stop daar na een minuut weer mee en laat de ander nu bewust aanwezig en afwezig zijn.

Oefen nu om bewust aanwezig te zijn bij je kinderen, terwijl je ze op schoot neemt en het universum in je armen houdt.