***

De ochtendzon scheen tussen de verticale lamellen van Serena's slaapkamer. Stride, die al lang wakker was, keek naar een slapende Serena.

Ze lag op haar buik. Haar haren vielen los over haar gezicht. Ze had haar armen onder het kussen gestopt, zodat de zwelling van haar rechterborst zichtbaar werd, waar hij tegen het matras werd gedrukt. De welvingen van haar rug liepen langzaam omlaag tot het onderste gedeelte van haar ruggengraat, waarna ze bij haar billen weer omhooggingen. Ze lag met een been onder het laken en een been erboven.

Serena ging op haar rug liggen, zodat hij een blik op haar naakte borsten en lichtbruine tepels kon werpen. Ze knipperde langzaam met haar ogen, deed ze behoedzaam open tot het smalle, ongelukkige spleetjes werden, die onwillig het daglicht aanschouwden. 'Hoe laat is het?' vroeg ze slaperig.

'Laat. Bijna kwart over acht.'

Serena kreunde. 'Shit. Cordy zal er zo zijn.'

Hij begon haar borsten aan te raken, maar Serena gaf hem een tik. 'Ophouden, inspecteur. We hebben slechts vijf minuten om te douchen.'

'Ik kan het binnen vijf minuten,' zei hij.

'Stil.' Ze stapte uit bed en zijn ogen volgden haar naar de badkamer. Hij hoorde haar schreeuwen: 'Zet jij even koffie, oké?' 'Oké.'

Naakt liep hij naar beneden. Hij zocht in alle kastjes naar een pot met gemalen koffie. Na enige pogingen wist hij hoe haar Scandinavische koffiezetmachine werkte. Hij zette het apparaat aan en ging weer naar boven. Serena zat op bed en droogde haar haren met de handdoek. Haar naakte huid was nog een beetje vochtig.

'Ik weet wat je denkt, maar vergeet het maar,' zei ze nonchalant.

'Hoe weet je wat ik denk?'

Haar ogen keken omlaag en hij volgde haar blik. 'O.'

'Ja, o. Neem een douche. Als ik jou was, zou ik koud water gebruiken.'

Toen hij weer tevoorschijn kwam, rook hij de geur van koffie. Hij zag Serena niet, maar een paar seconden later liep ze de slaapkamer weer in met dampende kopjes en schotels in haar hand. Ze was half gekleed in een bikinibroekje en wit topje met V-hals.

'We kunnen beter opschieten, Jonny. Cordy is altijd op tijd.'

'Dus als we iets willen, moeten we opschieten.'

'Je gaat je nu aankleden,' zei Serena tegen hem. Toen zag hij dat ze opnieuw haar blik langs zijn lichaam liet glijden. Ze hield haar hoofd een beetje schuin. 'Denk je echt dat je het binnen vijf minuten kunt?'

Stride zat op de achterbank van Cordy's cruiser, die in zuidelijke richting over de 1-15 reed. Ze lieten de Strip achter zich en begaven zich in de richting van het woeste landschap. Hij voelde zich een beetje opgewonden. Ergens voor hen, aan de rand van een woestijnweg, woonde een man die Rachel na haar verdwijning had gekend. Iemand die haar tijdens het leven na haar dood had meegemaakt. Iemand die misschien in staat zou zijn om vier jaar oude vragen te beantwoorden.

Bovendien stonden zij op het punt een man te ontmoeten, die misschien de schedel van een jonge vrouw had ingeslagen en haar lichaam daarna in de woestijn had gedumpt. Serena had haar 9mm SIG Sauer-pistool uit het afgesloten dashboardkastje gehaald en hem zorgvuldig in haar schouderholster onder haar loshangende, blauwe jasje gestopt. Strides eigen Ruger zat op dezelfde manier in de holster onder zijn gitzwarte sportjasje.

Cordy verliet de snelweg en veroorzaakte een stofwolk toen hij over een landweg verder reed. Hij wees naar een punt vijfhonderd meter verderop, waar Stride een verwaarloosde caravan zag staan. 'Een eindje verderop, dat is hem.'

'Is dat de plek waar ze gevonden is?' vroeg Stride.

'Inderdaad,' zei Serena.

Cordy parkeerde de auto pal voor de caravan, maar liet de motor draaien. Serena keek Cordy aan en zei: 'Geef ons een paar minuten om met hem te praten, oké?'

Stride en Serena stapten uit. Stride bekeek de omgeving. De caravan was grijs en zat onder een dikke laag stof en zand, afkomstig van de uitgestrekte woestijn. Er was geen trottoir, slechts een uitgesleten pad waarover de bezoekers naar de deur liepen. Hij luisterde aandachtig en hoorde een vreemde kakofonie van harde en zachte geluiden, veroorzaakt door de wind. Het was een groteske melodie, zonder enig ritme, gewoon een zacht tinkelend geluid, alsof duizenden kinderen met kleine speelgoedbelletjes speelden.

'Wat is dat nou weer?' vroeg hij.

'Windorgels,' zei Serena. 'Een heleboel.'

Serena liep als eerste het trapje op, dat onder hun gewicht doorboog. Bij de hordeur stopte ze en bonsde op de aluminium zijkant van de caravan. Er kwam geen enkel antwoord, alleen het gezang van de windorgels.

Op de deur had iemand de woorden Altijd Open geschilderd. Serena keek Stride even aan, haalde haar schouders op en trok de deur voorzichtig open. Ze stapte naar binnen, Stride volgde haar op de voet. De herrie in de caravan was oorverdovend. Het raam recht tegenover hen stond open. Hierdoor woei een stevige bries, die tientallen windorgels van gekleurd glas in een wilde, veelkleurige dans tegen elkaar aanjoeg. Ze deden beiden hun handen voor hun oren. Serena deed twee stappen naar voren en gooide het raam dicht. De wind ging liggen en langzaam kwamen de windorgels tot rust, zachtjes tinkelden ze op de achtergrond nog even na.

Toen hoorden ze een stem.

'Dus jullie hebben het eindelijk doorgekregen?'

Met een ruk draaiden ze zich om. Twee meter bij hen vandaan zat Bob aan een kaarttafeltje, voor een scheefhangend gordijn dat de winkel van de rest van de caravan scheidde. Een metalen geldkist met de deksel omhoog stond op het tafeltje naast hem. Bobs T-shirt om zijn magere lichaam en zijn korte broek waren diverse maten te groot. Hij droeg versleten, oude gympen.

Zijn koortsachtige, doordringende, kleine ogen leken wel twee zwarte gaten. Hij keek hen beurtelings aan, eerst Serena en vervolgens Stride. Hij keek iets langer naar Stride en kneep zijn ogen een beetje dicht, alsof hij iets vreemds en onverwachts in Strides gezicht zag. Hoe langer Bob naar hem keek, hoe meer Stride zich als een insect begon te voelen dat op het bord van een verzamelaar was geprikt. Die vreemde sensatie werd steeds groter, want toen hij terug- staarde, flitste er een boodschap door zijn hoofd. Ik ken jou.

Maar de man was een vreemde voor hem.

'Hoe heet je?' vroeg Stride.

Schouderophalend zei Bob: 'Dat staat op het bord.'

'Het zal voor ons niet moeilijk zijn om erachter te komen,' zei Serena.

'O nee?' vroeg Bob. 'Nou, ik heb geen strafblad, ik betaal geen belasting en er zijn nog nooit vingerafdrukken van me genomen. Nou, zeg jij maar eens hoe je van plan om iets van me te weten te komen.'

'Je klinkt nog aardig bij de tijd,' zei Serena tegen Bob. 'Ik had een oude zatlap verwacht.'

Bob trok een nijdig gezicht en wees met zijn duim naar de achterzijde van de trailer. 'De gin ligt achterin. Voor het geval ik bang mocht worden.'

'Bang worden?' vroeg Serena.

Bob wreef over zijn lange baard en trok aan de verwarde haren. Hij zette een vinger tegen zijn hoofd, alsof het een pistool was en haalde de trekker over.

'Ben je van plan zelfmoord te plegen?' vroeg Serena. 'Waarom?'

Bod keek Stride aan en glimlachte een beetje duister, alsof ze een geheime grap deelden. 'Jij weet het.'

'Hoe moet ik dat weten?'

'Jij bent een man. Waarom doet een man bepaalde dingen?'

'Om een vrouw,' zei Stride.

Serena deed een stap naar voren. 'Heb je het nu over Christi?'

Bobs boosheid werd minder en hij keek een beetje weemoedig. Zijn stem sloeg over toen hij naar Serena keek. 'Jij lijkt een beetje op haar. Ze had groene ogen, net als jij. Maar haar ogen stonden koud. Ze heeft me vernietigd. Ik bedoel, kijk maar om je heen. Kijk naar mijn leven. Maar als ik haar terug kon krijgen, zou ik weer door deze hel gaan.'

Serena keek hem aandachtig aan. 'Wilde je haar zo graag? Was ze dan zo goed?' 'Niet goed. Ze was nooit goed. Ze was boosaardig.'

'Wat was het precies?' vroeg Serena. 'Heeft ze je afgewezen?'

Bob begon wild te lachen. 'Was het maar zo verdomd eenvoudig geweest! Het is alsof je in het bezit van de sleutels van het paleis bent, oké? En op een dag blijken de sloten te zijn verwisseld. En je kijkt terug en beseft dat je alles hebt opgegeven, dat je iedereen in je omgeving voor een fantasie hebt vernietigd.'

'Wanneer heb je haar voor het laatst gezien?' vroeg Serena.

Bob maakte een ongeduldig gebaar met zijn hand. 'Verknoei mijn tijd niet. Wil je het me vragen? Vraag het dan.'

Stride wist welke vraag hij bedoelde. 'Heb jij Rachel vermoord?'

'Iemand moest het doen,' zei Bob.

'Maar heb jij het gedaan?' vroeg Stride weer.

'Wil je dat uit mijn mond horen? Is het dan gemakkelijker voor jou?'

'We willen gewoon weten wat er gebeurd is,' zei Stride.

Bob schoot met een vinger een kakkerlak van de tafel. Hij gleed naar het einde van de caravan. 'Nee, dat wil je niet. Je weet alles wat je al moet weten.'

'We weten alleen niet waarom,' zei Stride.

Bob lachte. 'Voor haar was het een spelletje. Ze vernietigde mensen. En als je dat doet, vernietigen mensen op hun beurt jou.'

'Volgens mij moeten we dit gesprek maar eens ergens anders voortzetten,' zei Serena voorzichtig tegen hem, terwijl ze naar de handboeien greep. 'Waarom ga je niet met ons mee naar het bureau? Dan kunnen we je een beetje opknappen en je een goede maaltijd voorschotelen.'

Bobs ogen vlogen omhoog met de blik van een roofdier. 'Zo makkelijk kom je er niet vanaf,' snauwde hij tegen hen.

Zijn snelheid verraste hen. Bobs linkerhand dook in de geldkist en met een schreeuw sprong hij op. Zijn stoel viel achter hem op de grond. Bobs linkerhand zwaaide omhoog uit de geldkist, zijn hele arm was een flitsende beweging. Hij hief zijn arm op tot hij bijna het dak van de caravan aanraakte. Stride zag het voorwerp dat Bob tussen zijn vingers klemde - een Smith and Wesson-revolver met een loop van tien centimeter.

'Vuurwapen!'

Stride en Serena sprongen beiden achteruit tegen een verzameling windorgels, die om hen heen op de grond vielen. Stride draaide een halve slag naar rechts en dook naar de grond. Zijn hand begon te bloeden, omdat hij de glasscherven op de grond raakte. Hij stak zijn bloedende hand vlug in zijn jasje en greep de Ruger met zijn glad geworden hand beet. Met één beweging zette hij de veiligheidspal om, knielde op een knie en richtte op Bobs borst.

Een meter van hem verwijderd deed Serena hetzelfde. Ze knielde op beide knieën en hield haar pistool met beide handen stevig beet.

Bob maakte geen beweging. Hij keek met een bizarre grijns op zijn gezicht op hen neer, zijn ogen schoten als een pingpongbal tussen de beide rechercheurs heen en weer. De revolver trilde in zijn hand.

'Waar wachten jullie op?' wilde Bob weten.

'We willen jou niets doen,' zei Stride met vaste stem. 'Leg dat wapen neer.'

'Ik ga naar buiten,' zei Bob. 'En jullie gaan me daarbij helpen.'

Stride zag dat Bobs vingers de revolver steviger beetpakten. Bob liet de arm met de revolver langzaam zakken.

'Ik heb hem onder schot,' riep Serena.

'Nee!' drong Stride aan. 'Wacht! Wacht!' Hij zag de deur naar de waarheid zich langzaam sluiten.

Bob had de haan niet gespannen. Hij was niet klaar om te gaan schieten. Maar nu wees het zwarte gat van de loop direct naar Strides hoofd. Stride staarde langs de loop van zijn pistool naar de gestrekte armen van Bob met de revolver. Strides arm begon pijn te doen op de plek waar zijn vriend in Ely hem had geraakt. Hij hoorde in gedachten het geluid van dat pistool weer en voelde het vlees in zijn schouder kapotscheuren.

'Bob, jij gaat mij niet neerschieten,' zei Stride tegen hem. 'Leg het wapen neer, dan zul je deze keer winnen. Je kunt haar verslaan.'

Hoofdschuddend zei Bob: 'Ze wint altijd.'

Stride zette de veiligheidspal van zijn Ruger weer om. Zijn vingers ontspanden zich en de revolver gleed ondersteboven in zijn hand. Hij bukte langzaam en legde het wapen op de grond.

'Jonny, wat doe je nu, verdomme?' siste Serena.

'Maar ik ga het niet doen,' zei Stride tegen Bob.

Bob zweeg en aarzelde even.

Tingeling, ting, ting, deden de windorgels.

'Ik ben het niet die dat doet,' zei Bob. 'Zij is het. Altijd is zij het.'

Hoofdschuddend zei Stride: 'Je kunt haar de schuld niet meer geven. Ze is dood. Deze keer gaat het om jou. Is dat wat je wilt?'

Bobs hand begon te trillen. Hij slaakte een lange, gekwelde zucht en zijn spieren schenen het te begeven toen de lucht uit zijn lichaam verdween. Hij liet de arm met de revolver zakken, het wapen hing ongevaarlijk in zijn hand.

'Leg hem nu maar gewoon op de tafel. Rustig. Heel langzaam. Oké?'

Stride voelde zich enorm opgelucht.

Opeens verscheen op Bobs gezicht een uitdrukking van paniek en angst. Hij sperde zijn ogen open als een angstig kind. Zijn mond viel open en verschrikt deed hij een stap naar achteren. Hij staarde gefixeerd naar iets, dat zich vlak achter Stride bevond.

'Daar is ze!' jammerde Bob.

'Jonny, hij is de kluts kwijt,' waarschuwde Serena.

Stride wist dat ze gelijk had. Bob stortte in.

'Er is niemand hier,' zei Stride op besliste toon.

'JIJ BENT DOOD!' brulde Bob.

Met een vloeiende beweging bracht hij de revolver omhoog. De loop trilde. Hij klemde zijn kaken op elkaar en ontblootte zijn tanden. Bobs duim spande de haan van de revolver.

'Stop!' gilde Serena.

Stride kromp ineen, wachtte op het schot van Bob, wachtte tot de adem uit zijn borst zou worden gezogen.

Serena's kogel smeet Bob ruggelings tegen de grond. De revolver viel uit Bobs hand. Met wijdopen schrikogen landde hij met een klap op de grond. Bob begon te rochelen, hij kon niet meer ademhalen en het schuim en bloed sputterden tussen zijn lippen. Zijn lichaam kronkelde en zijn ledematen maakten schokkende bewegingen.

Serena ging staan en rende naar hem toe.

Bob bezat nog voldoende kracht om zijn hoofd van de grond te tillen om naar zijn gehavende borst te kijken en te glimlachen. Het bloed liep in zijn longen. Hij probeerde te spreken, maar zijn woorden stierven in gebrabbel, waarna zijn kaak verslapte. Zijn ogen met de grote, zwarte pupillen flitsten tussen hen heen en weer.

'Cordy!' schreeuwde Serena, toen de deur van de caravan werd opengesmeten. 'Roep een ambulance op!'

Maar ze wisten beiden dat Bob dood zou zijn als ze de sirenes zouden horen.

Stride besefte dat met Bob ook het mysterie was gestorven.

Het achterportier van Cordy's auto stond open. Stride zat op de achterbank met zijn benen nog buiten de auto. Voor het eerst sinds maanden snakte hij naar een sigaret. Hij wreef zijn vingers tegen elkaar, alsof hij een brandende sigaret vasthield. Hij voelde het zweet zijn nek inlopen en de druppels over zijn rug glijden.

Twintig meter verder ondervroegen twee rechercheurs van Interne Zaken Serena over de schietpartij. Zelfs onder de onbarmhartig schijnende zon gedroegen ze zich zo koel als slangen. Haar knappe gezicht had een stoïcijnse uitdrukking - er was geen enkele emotie te zien, geen enkel teken van de kolkende storm die in haar binnenste woedde. Maar Stride wist wel beter. Hij had bij agenten in Duluth de verlate reactie gezien, zelfs bij geharde veteranen die genoeg lichamen hadden gezien die door iemand anders waren gedood. Als je met je wapen schiet, iemand van het leven berooft, iemand door jouw handen ziet sterven, is dat verpletterend. Agenten moesten ervoor in therapie. Sommigen verlieten het korps.

Daarna kwam de kritiek. Mensen, die er niet bij waren geweest, die de verschrikkelijke ogenblikken niet hadden meebeleefd, voelden zich geroepen om vraagtekens bij je beslissingen te zetten.

Stride kon alleen maar stil blijven zitten en zijn beurt afwachten. Dan zou hij ze vertellen hoe het was gegaan. Een goed schot. Onvermijdelijk.

De ambulance arriveerde te laat om nog iets te kunnen doen. Ze konden alleen nog maar het lichaam meenemen. Hij zag de twee ambulancemedewerkers met een brancard door de deuropening van de caravan naar buiten komen. Bobs lichaam lag onder een wit laken, met een rode bloem in het midden, waar het bloed door het laken was opgenomen. Een stoffige windvlaag kwam uit de woestijn, tilde een hoek van het doodskleed op en wapperde ermee in de lucht als een witte vlag.

Stride merkte dat hij naar Bobs magere, levenloze been keek en naar de oude gymschoen aan zijn voet. De hak van de schoen knipoogde als een bloeddoorlopen, ovaal en roze oog naar hem.

Op dat moment voelde Stride dat de wereld met een ruk stil bleef staan, dat alle lawaai en bewegingen als een uitdraaiende muziekdoos ophielden, tot hij alleen nog maar zijn eigen gejaagde ademhaling hoorde en iedere klop van zijn hart voelde, alsof het op het punt stond door zijn borstkas naar buiten te komen.

Stride verwachtte half en half dat het lichaam met een schok van de brancard omhoog zou komen. Hij verwachtte dat Bob met een magere vinger naar hem zou wijzen en kakelend zou lachen, als een goochelaar die zijn stomverbaasde toeschouwers op een laatste truc trakteert.

Maar het was geen truc. Er bestond geen enkele twijfel, de zool en het rode ovaal in het midden van de hak waren door het jarenlange gebruik versleten. Bob droeg Graemes schoenen.

De schoenen, die Graemes voetafdrukken bij de schuur hadden achtergelaten. De schoenen, die tegelijkertijd met Rachel waren verdwenen.

Stride bleef verstijfd zitten, zijn hersens probeerden koortsachtig de waarheid vlak voor zijn ogen te verwerken.

En een ogenblik later wist hij het.

Het was al die tijd een valstrik geweest. Rachel had Graemes schoenen gestolen. Die zaten in de plastic tas, die ze bij zich had toen ze het huis verliet. En die man - die dode man onder het laken - droeg ze nu. Hij was die avond in Duluth geweest.

Stride sprong op, rende over de droge grond, zodat het ambulancepersoneel van hem schrok. Hij trok het laken omlaag, zodat Bobs gezicht met de openstaande, dode ogen zichtbaar werd.

'Hé, verdomme, wat doe je nou!' klaagde een van de broeders.

Stride voelde dat de man hem bij de schouder greep, maar hij rukte zich los. Hij bukte, tot zijn gezicht enkele centimeters van Bobs gezicht was verwijderd. De geur van het bloed en vuil trof zijn neus. Hij staarde naar Bob, op jacht naar de waarheid. Ik ken jou.

Hij draaide zich met een ruk om en keek vanuit een ooghoek naar Serena. Hij voelde dat ze zijn gedachten las en zijn angst zag. Maar goddank, ze zei niets en reageerde niet. Voordat de andere agenten omkeken wat er aan de hand was, draaide ze haar hoofd al weer om.

Achter hem zei een stem: 'Voel je je wel goed, man?'

'Cordy!' siste Stride. Hij trok de jonge rechercheur mee en keek hem even later strak aan. 'Je zei dat er nog een oude foto van hem was. Voordat hij er zo uitzag. Heb je die bij je?' 'Wat, van die dode kerel? Zeker, zeker, man. La vender heeft hem aan mij gegeven. Ze dacht dat we die aan hem zouden kunnen laten zien.'

'Laat me eens zien.'

Cordy haalde een plastic bewijszak uit zijn broekzak. Stride trok hem meteen uit zijn hand. Het licht van de zon verblindde hem. Hij kneep zijn ogen halfdicht, maar was niet in staat om iets door het plastic heen te zien. Hij aarzelde geen moment, scheurde het plastic open en smeet de zak weg.

'Verdomme, je kunt niet - ' begon Cordy, maar zweeg toen hij de uitdrukking op Strides gezicht zag.

Stride hield de foto vast alsof hij in brand stond.

'Nee, nee, nee, nee,' mompelde hij. Hij kon zijn ogen niet geloven en merkte dat hij bijna gek werd. Hij wenste dat de droge barsten in de woestijnaarde zouden opensplijten om hem op te slokken.