***

Jerry Gull hield het niet langer uit. Hij moest nodig. Heel erg. En hij had nog een lange, eenzame weg te gaan voor hij in Duluth was.

Hij had tijdens het vier uur durende seminar in Hibbing koffie naar binnen gegoten, maar had het hotel verlaten zonder eerst naar het toilet te gaan. Jerry had een fobie voor openbare toiletten en ging in het algemeen alleen maar thuis of op kantoor naar het toilet. Onder normale omstandigheden had hij zijn huis makkelijk gehaald, maar hij had een uur vertraging opgelopen, omdat hij tijdens de terugreis Brunswick moest ophalen.

Brunswick was de hond van zijn vriendin Arlene, een Newfoundlander die zwaarder was dan Jerry. Gestrekt was hij waarschijnlijk ook langer dan Jerry.

Arlene was korte tijd gehuwd geweest en na de scheiding werd de hond aan haar ex-echtgenoot toegewezen op zijn kleine hobbyboerderij buiten Hibbing. Jerry had Brunswick nooit eerder gezien, maar had de beslissende fout gemaakt door met Arlene over het seminar te praten, waarna zij op haar beurt hem wist over te halen naar de boerderij van haar ex-echtgenoot te gaan om Brunswick op te halen en hem het lange weekend bij haar zuster te laten doorbrengen, even ten zuiden van de stad.

Daarom lag er op de achterbank van zijn Toyota een zwarte eland, bijna net zo groot als Canada.

Vrijwel onmiddellijk begon de koffie zijn magische werk te doen. Jerry probeerde er niet aan te denken en begon in plaats daarvan sneller te rijden. Het zou niet moeilijk zijn om onderweg bij een wegrestaurant te stoppen, maar hij was nog niet zover om zijn fobie

het hoofd te bieden en wist niet of hij kon uitstappen, zonder daarbij Brunswick de kans te geven te ontsnappen.

Even later zat hij bijna op zijn stoel te dansen en probeerde hij zijn benen tegen elkaar te duwen. Maar hij zat in de problemen en was nog steeds ver verwijderd van een stad. En er was ook iets met de hond, waardoor hij nog veel erger moest. Hij kon hem ruiken en voelde de hete, vieze adem in zijn nek. De hond verloor bijna vijf liter kwijl, waarvan het meeste op de schouders van Jerry's jasje terechtkwam. Zijn slobberige bek wreef liefkozend tegen Jerry's wang en hij weigerde hem met rust te laten.

Er was gewoon geen ruimte in de auto voor hem, zijn blaas én Brunswick.

Jerry keek naar de berm van de weg en opeens zag hij vierhonderd meter verder het wonder. Het was precies wat hij wilde, een zandweg die in het bos verdween en nergens eindigde. Volgens hem was het een weg waarop vrijwel geen verkeer reed, misschien af en toe een boer of een jager die de weg afsneed om zo op de snelweg te komen.

Hij draaide zandweg in en de Corolla danste op en neer. Brunswicks onderkaak zwaaide met een vreemd, dwingend ritme heen en weer, zodat de hele auto onder het kwijl kwam te zitten. Er kwam ook wat op Jerry's bril terecht. Hij veegde hem met zijn hand schoon en kreunde vol walging. Jerry reed meer dan anderhalve kilometer over de zandweg, waar het bos vol struiken stond en nergens een spoor van mensen was te bekennen.

Zijn lichaam stond op het punt te exploderen om stromen, rivieren, watervallen en overstromingen los te laten. Hij wist niet zeker of hij het wel zou halen.

Jerry zwaaide het portier open en rende letterlijk de auto uit. Hij liep snel naar de rechterberm, rende het bos in en begon zijn ritssluiting omlaag te trekken. Zijn onhandige vingers zochten naar zijn penis, maar misten hem. Hij keek wanhopig omhoog, terwijl hij probeerde hem tevoorschijn te halen. Maar ten slotte kwam de verlossing en haalde hij hem tevoorschijn, waarna hij onmiddellijk op de sponsachtige grond begon te plassen. Hij hoefde hem niet te richten of vast te houden; in plaats daarvan besproeide hij de struik alsof het een brandweerslang was.

De opluchting was zo groot dat de tranen in zijn ogen sprongen.

Maar toen hij bijna klaar was, raakte iets enorm zwaars hem van

achteren en Jerry viel languit op de grond. Hij draaide zich om en lag op zijn rug op de vochtige aarde - aarde die hijzelf had bevochtigd - en intussen deed zijn penis nog steeds zijn werk. Hij spoot als een kapotte sprinklerinstallatie over zijn broek, shirt, stropdas en gezicht. Jerry gilde, hij was zo van dat verschrikkelijke moment geschrokken, dat hij nauwelijks besefte dat de boosdoener die hem had aangevallen Brunswick was, die nu als een afgeschoten kogel in het bos verdween.

'BRUNSWICK!' brulde Jerry, die zich enorm opwond.

Moeizaam kwam hij overeind en keek naar zijn doorweekte kleren. Hij kon zijn ogen niet geloven. Het was een nachtmerrie. En het ergste was dat hij waarschijnlijk de hond voor altijd kwijt was, en dat zou Arlene hem nooit vergeven. Hij was echt van plan om in de auto te stappen, weg te rijden en nooit meer terug naar huis te gaan.

Woef!

Ergens in de verte hoorde hij een zware blaf. Brunswick was niet voor altijd weg, maar was ook niet erg dichtbij. Afgaande op het geluid was hij waarschijnlijk honderd meter dieper het bos in verdwenen. Jerry riep de hond opnieuw, hij wachtte en hoopte het dreunende geluid van de poten (volgens hem waren het meer hoeven) op de grond te horen als de hond terug kwam rennen.

Maar hij had geen geluk.

Woef!

Jerry zuchtte en begon te lopen. Hij bleef Brunswick roepen. Af en toe reageerde de hond, zodat Jerry wist in welke richting hij moest lopen. Jerry was nat, smerig en stonk een uur in de wind. De aarde was vochtig en de takken schraapten langs zijn kleren en huid. Zijn schoenen zaten onder de modder. En om alles nog erger te maken, begon het ook nog eens te regenen.

'Brunswick!' schreeuwde Jerry. Hij begon zijn geduld te verliezen.

Woef!

Jerry begaf zich in de richting van de laatste blaf en tuurde tussen de struiken door. Ditmaal zag hij een glimp van een zwart beest, dat met zijn neus op de grond koortsachtig met zijn voorpoten in de zachte grond groef.

'Eindelijk,' mompelde hij.

Hij liep voorzichtig naar de hond toe, want hij wilde hem niet aan het schrikken maken zodat hij er weer vandoor zou gaan. Maar

Brunswick had het veel te druk en scheen Jerry helemaal niet in de gaten te hebben. De hond had iets enorm interessants gevonden en groef enthousiast in een klein open plek in het bos. Af en toen duwde hij zijn hele, enorme kop in het gat dat hij gecreëerd had.

Jerry bukte voorzichtig en greep de halsband van de hond.

'Je bent een stoute hond,' zei hij, terwijl hij op de zwarte vacht klopte.

Brunswick, die eindelijk in de gaten had dat Jerry naast hem stond, keek gelukkig omhoog, terwijl het kwijl van zijn kaken droop. Tussen de brede kaken van de Newfoundlander zat iets dat lang en wit was.

'Nou, waar was al die moeite voor, Brunswick?' vroeg Jerry hem.

Hij bukte om het voorwerp uit de bek van de hond te pakken. Brunswick liet het na enige aandrang los.

Jerry keek naar het ding in zijn hand en bestudeerde het aandachtig om te zien wat het was.

Met een bang voorgevoel keek hij in het gat om te zien wat de hond nog meer had gevonden.

'Verdomme,' zei hij.