***

Jerky Bob woonde in een caravan, die langs een zijweg stond, een paar kilometer ten zuiden van Las Vegas. Zoals zoveel zwervers in het dal van Las Vegas was hij uit het niets opgedoken. Ongeveer een jaar geleden was de caravan verschenen, op een hachelijke manier gesleept door een pick-up die nauwelijks lang genoeg wachtte om het ding los te koppelen, voordat hij weer naar de stad terugreed. Een dag nadat de caravan voorgoed langs de zandweg stond, verscheen een met de hand geschreven bord aan een houten paal langs de snelweg naar Californië. Er stond:

Jerky Bob

En daaronder:

New Age Cadeaus Psychische Poëzie Vleesreepjes

Bob sloot het ene eind van de caravan, waar de achteringang zich bevond, met een gordijn af, zette er een gammele tafel neer, met daarop een kassa en was geopend voor zaken. Hij hing tientallen wind- orgels van gekleurd glas op, klemde piramidevormige magneten aan een metalen plaat aan de wand, vulde planken met wierookbranders, kaarsenstandaards van sandelhout en met de hand geschreven epische poëzie, die hij op een oude kopieermachine had gekopieerd, daarna opgerold en met purperen linten samengebonden.

Maar zijn regelmatig terugkerende klanten kwamen niet voor de

kettingen of de poëzie. Ze kwamen voor het droge vlees: reepjes rundvlees, reepjes kippenvlees en reepjes kalkoenvlees, die in smaken zoals teriyaki en cajun uit schoenendozen in een oude koelkast werden verkocht. De meeste mensen die stopten, waren vrachtwagenchauffeurs. In het begin waren het er slechts een paar die uit nieuwsgierigheid waren gestopt, maar het nieuws verspreidde zich al snel in chauffeurskringen in het zuidwesten. Zo werd het bekend. Algauw was het: Ga je naar Vegas? Dan moet je bij Jerky Bob stoppen. Ze kwamen vierentwintig uur per dag, zeven dagen per week en dat werd zijn normale werktijd. Kwamen ze als hij sliep, dan maakten ze hem gewoon wakker, waarna hij de vleesreepjes verkocht. Als hij het geld, dat hij elke maand verdiende, in zijn zak had gehouden, had hij een echte winkel in de stad kunnen beginnen, zich aan de regels voor de volksgezondheid kunnen houden en belastingen kunnen betalen in plaats van ze te ontduiken.

Maar geld hield het niet lang uit bij Bob. De helft belandde in de gleuven van de gokmachines. De andere helft eindigde in lege gin- flessen, die achter uit de caravan de woestijn werden ingesmeten, waar ze als een veld vol diamanten lagen te glinsteren.

Hij had een jaar geleden al zelfmoord gepleegd, alleen had zijn lichaam het nog niet geregistreerd.

De vrachtwagenchauffeurs spraken er onder elkaar over. Een jaar geleden zag Bob er nog normaal uit, voor een man die in de woestijn leefde. Vanaf dat moment werd hij iedere maand ouder. Hij schoor zich niet meer, maar knipte af en toe de klitten uit zijn lange, grijze baard. Zijn haar hing in vieze pieken tot op zijn schouders. Zijn huid was verschrompeld en grijs, en zijn ogen lagen diep in zijn schedel. Hij at alleen maar vleesreepjes, werd steeds magerder en magerder, tot hij nog maar vijfenvijftig kilo woog. Hij waste zijn kleren nooit. Normaal gesproken waren dat een spijkerbroek en een Las Vegas T-shirt, die aan zijn magere gestalte hingen. De stank werd zo erg dat sommigen van zijn klanten weigerden naar binnen te gaan. Ze zeiden dat zelfs zijn vleesreepjes begonnen te stinken. Dan gooide Bob gewoon een raam open en liet de droge, stoffige lucht door de caravan waaien.

Hij mocht de casino's niet meer in. Ze weigerden hem de toegang. In plaats daarvan bracht hij af en toe enige tijd door in een bar, een halve kilometer verderop langs de snelweg, waar hij videopoker speelde tot de barkeeper misselijk van de stank werd. Dan kocht hij nog een fles gin en ging naar huis, waar hij dronken werd en bewusteloos raakte. De volgende morgen of als een chauffeur hard genoeg bonsde om hem wakker te maken, gooide hij de fles naar buiten.

De afgelopen avond was een avond van twee flessen geweest. Of misschien was het twee avonden geleden geweest, of zelfs drie. Hij wist het niet.

Hij herinnerde zich niet veel. De tv vertelde hem dat het woensdag was, maar hij kon zich niet herinneren wanneer hij met zuipen was begonnen. Zijn laatste bezoeker was 's middags langsgekomen en die avond, welke avond het dan ook geweest mocht zijn, had hij het ene glas na het andere met gin volgeschonken. En nu was het woensdag.

Bob slaakte een zucht. Hij moest pissen.

Hij ging staan en moest tegen de wand leunen om zijn evenwicht te zoeken. De caravan draaide enige seconden rond, voordat hij weer rechtop kon blijven staan. Hij stapte van het matras, dat op de vloer lag, en zag dat een paar insecten bij hem vandaan kruipen. De twee lege ginflessen lagen iets verderop. Hij bukte met enige moeite, raapte ze op en keek in de flessen. In iedere fles zat nog een laagje gin, genoeg om zijn tong te bevochtigen als hij de flessen boven zijn open mond zou omkeren. Zijn lichaam was zo vergiftigd dat de geur alleen al voldoende was om zijn maag om te draaien. Hij moest hevig slikken om niet te gaan braken.

Bob hield de twee flessen bij de hals beet. Hij zocht naar zijn sandalen, zag ze onder een stoel staan en stak zijn voeten erin. Met klepperende sandalen liep hij naar de middelste deur van de caravan. Het slot was al lange tijd kapot. Met zijn knie duwde hij de deur open, zodat het daglicht naar binnen stroomde. Nog steeds naakt strompelde Bob het roestige trapje af in de woestijn achter zijn caravan.

De zon scheen onbarmhartig als een gele, niet meer te temperen vuurbal boven de heuvels. Hij kneep zijn ogen bijna dicht en was eigenlijk nauwelijks in staat om ze open te houden. Zijn huid begon zich al samen te trekken en heet te worden. Bij elke moeilijke ademhaling teisterde lucht uit een hete oven zijn longen.

Zijn penis schokte en was klaar om te beginnen. Hij begon een schijnbaar heldere stroom urine op de grond te lozen. De vloeistof veroorzaakte een stofwolkje, maar verzamelde zich weer in een kleine plas in een kleine kuil in de aarde. Hij bleef op het midden mikken, zodat de spetters op zijn voeten terechtkwamen. Hij keek aandachtig naar de stroom, het was alsof het bloed uit zijn lichaam lekte. De urine schuimde en rook naar gin. Binnen een paar seconden zou de kleine plas verdwenen zijn, opgelost in de zon.

De stroom veranderde in druppels.

Onderhands gooide hij een van de ginflessen weg. Hij zag hem in de zon glanzen, voordat hij met een klap op de grond viel. Hij hoorde het glas kapot springen en zag scherven in alle richtingen wegvliegen. Voorzichtig herhaalde hij het ritueel met de tweede fles en genoot van het geluid toen de fles door de lucht vloog en op de grond viel.

Er lagen daar tientallen kapotte flessen. Het was zijn kleine privé- mijnenveld. De meeste scherven zaten al heel snel onder een laagje stof, maar de laatste glinsterden nog en weerkaatsten het zonlicht als laserstralen.

Hij kneep zijn ogen samen en tuurde de woestijn in. Hij was slechts een paar minuten buiten geweest, maar het werd al weer tijd om naar binnen te gaan, waar hij de hitte niet kon ontlopen, maar waar zijn lichaam niet verder in het directe zonlicht verschrompelde. Zijn verweerde huid was zo vaak verbrand dat hij kleine, open zweertjes had, die nooit meer genazen. Hij voelde ze nu in de brandende zon steken.

Maar toch bleef Bob nog even staan.

Hij wist niet wat het was, maar zijn oog viel op iets. Hij zag de kleine, door de wind geteisterde creosootstruiken en yucca's, die op dwergpalmen leken. Ze stonden op de juiste plek. En de heuvels in de verte waren dezelfde. En de kapotte flessen glinsterden zoals altijd. Als diamanten.

Behalve - nee, dat was niet waar.

Er klopte iets niet. Hij zag de zon schijnen en er glinsterde iets, maar niet in het mijnenveld, waar hij altijd de flessen in gooide. De weerkaatsingen die hij zag, waren verder weg en iets opzij, helemaal niet in de buurt van de andere scherven die hij kon zien. Maar onder een van de creosootstruiken glinsterden ze in de hete zon, als diamanten die hem wenkten.

Wat waren dat?

Bob dacht even na. Hij wist niet waarom, maar opeens merkte hij dat hij door de woestijn liep te schuifelen, omdat hij wilde weten wat hij had gezien. Hoe dichter hij het doel naderde, hoe sneller hij liep, tot hij bijna rende. Hij was uit vorm en bijna buiten adem, maar hij jogde naakt de laatste twintig meter tot hij de plek bereikte waar de diamanten lagen. Toen bleef hij staan en keek omlaag.

De glinsterende diamanten bleken de glinstering van glitters te zijn die op het lichaam van een vrouw in het zand waren geplakt.

Het lichaam lag met het gezicht omhoog, gedeeltelijk onder een overhangende struik. Het lichaam was even naakt als hij, maar volstrekt levenloos en leeftijdloos, een gekrompen lichaam, waarvan de verbrande huid ineen was gevallen, de ogen openstonden, maar tot kleine knikkers waren verschrompeld, de blonde haren grijs waren geworden van het stof, de mond openstond in een stille schreeuw, terwijl woestijnkevers vooropgingen om van binnen uit het lichaam op te eten. Het was bijna onverstelbaar dat dit ooit eens een menselijk wezen was geweest en nog knap ook.

Bob liet zich op zijn knieën vallen.

Ze staarde hem aan. En om haar lippen, die volkomen kleurloos waren, lag een glimlach. Voorzichtig stak hij een hand uit om haar huid aan te raken, alsof hij bang was dat ze opeens wakker zou worden en hem zou grijpen. Maar ze bewoog zich niet. Toen hij haar aanraakte, voelde haar huid als schuurpapier.

Toen zag hij haar gezicht bewegen. Het was als een nachtmerrie. Ze kon toch niet in leven zijn!

Bob keek ontsteld toe en zijn mond viel open in een stille schreeuw die uit zijn ziel omhoogkwam, toen een vette kever zich met moeite uit de neus van het slachtoffer wrong en met zijn sprieten in zijn richting zwaaide. Hij kroop achteruit en begon te rennen. Hij liep niet naar zijn caravan terug, maar draaide zich om en rende onhandig naar de weg. Zijn sandalen vlogen van zijn voeten. De rotsachtige woestijngrond schraapte langs zijn voeten en veroorzaakte open wonden, zodat hij bij iedere voetafdruk een bloedspoor achterliet. Maar toch bleef hij doorrennen. Hij ging niet langzamer lopen en keek niet om. Het was alsof de geest van het meisje hem op de hielen zat.