38

Precies om twaalf uur passeerde Jane de grens tussen New Hampshire en Maine. Het was een zachte meidag, de bomen liepen uit en boven de velden hing een gouden waas. Maar toen ze tegen het eind van de middag bij Moosehead Lake aankwam, was het al een stuk frisser geworden. Ze parkeerde haar auto, wikkelde een wollen sjaal om haar hals en liep naar de steiger, waaraan een motorboot lag afgemeerd.

Een jongen van een jaar of vijftien met een warrige blonde haardos stak groetend zijn hand op. ‘Mevrouw Rizzoli? Ik ben Will, van Loon Point Lodge.’ Hij nam haar weekendtas van haar over. ‘Is dit uw enige bagage?’

‘Ik blijf maar één nacht.’ Ze keek om zich heen. ‘Waar is de schipper?’

Hij grinnikte en wees op zijn borst. ‘Dat ben ik. Al sinds mijn achtste. Maakt u zich geen zorgen, ik heb de oversteek al honderden keren gemaakt.’

Enigszins achterdochtig wat de vaardigheden van de jonge schipper betrof stapte Jane aan boord en gespte het aangeboden zwemvest om. Toen ze op het bankje ging zitten, zag ze dozen met boodschappen en een bundel kranten met The Boston Globe bovenop. Blijkbaar had de jongen van de oversteek gebruik gemaakt om inkopen te doen.

Toen hij de motor startte, vroeg ze: ‘Hoelang werk je al in het bungalowpark?’

‘Mijn hele leven. Het is van mijn ouders.’

Ze bekeek hem wat aandachtiger. Zag een sterke kaaklijn en door de zon gebleekt blond haar. Hij had het postuur van een surfer, slank en gespierd, een jongen die je je met gemak kon voorstellen op een strand in Californië. Kalm stuurde hij de boot bij de steiger vandaan, maar voordat ze hem nog meer vragen kon stellen, voeren ze uit over het onrustige water en maakte de motor te veel lawaai om een gesprek te kunnen voeren. Ze hield zich vast aan het dolboord en staarde naar de dichte bossen en het meer dat zo groot was dat je je bijna op zee waande.

‘Wat is het hier mooi,’ zei ze, maar hij hoorde het niet en hield zijn blik gericht op hun plaats van bestemming aan de overkant van het water.

Tegen de tijd dat ze die bereikten, stond de zon zo laag dat het water rood en goud werd gekleurd. Ze zag lieflijke bungalows en een rij kano’s die hoog op de oever waren getrokken. Op de steiger stond een blond meisje te wachten om de landvast op te vangen. Zodra Jane haar gezicht kon onderscheiden, wist ze dat deze twee broer en zus waren.

‘Deze lastpost is Samantha,’ zei Will lachend en hij woelde liefdevol door het haar van het meisje. ‘Zij is ons manusje-van-alles. Als u iets nodig hebt, een tandenborstel of extra handdoeken of wat dan ook, moet u bij haar zijn.’

Toen het meisje met Jane’s tas voor hen uit liep, zei Jane: ‘Je zusje lijkt me een jaar of acht, negen? Moeten jullie niet naar school?’

‘We krijgen thuis les. ’s Winters kunnen we onmogelijk dagelijks naar de stad heen en weer. Mijn vader zegt dat we enorm boffen dat we opgroeien in dit paradijs.’ Ze volgden het pad naar een van de huisjes. ‘Mam heeft u deze bungalow gegeven, omdat je hier de meeste privacy hebt.’

Ze liepen het trapje op naar de door horren ingesloten veranda, waarvan de deur piepend achter hen dichtviel. Samantha bracht Jane’s tas naar binnen en zette hem op een rustiek bagagerek aan het voeteneinde van het bed. Jane keek naar het balken plafond en de kwasten in het dennenhout waaruit de muren waren opgetrokken. In de open haard brandde al een vuurtje.

‘Hoe vindt u het?’ vroeg Will.

‘Ik wou dat mijn man was meegekomen. Hij zou dit geweldig vinden.’

‘Kom de volgende keer samen.’ Will maakte een saluerend gebaar en liep naar de deur. ‘Het diner wordt opgediend in de eetzaal. Ik geloof dat er vanavond goulash op het menu staat.’

Toen hij weg was, ging Jane in een schommelstoel op de veranda zitten. Het was alsof de zonsondergang een vuur ontstak op het meer. Ze hoorde insecten zoemen en werd slaperig van het geluid van het kabbelende water. Ze sloot haar ogen en zag niet dat er iemand naar het huisje kwam. Pas toen ze het klopje op de deur hoorde, zag ze de blonde vrouw voor de hordeur staan.

‘Rechercheur Rizzoli?’ vroeg de vrouw.

‘Kom erin.’

De vrouw stapte de veranda op en hield de deur tegen om hem zachtjes dicht te doen. Ondanks het schemerige licht zag Jane de gelijkenis met Will en Samantha en wist ze meteen dat dit hun moeder was. Ze wist ook absoluut zeker wat haar naam was. Ingersolls eigenaardig getimede visvakantie en het feit dat hij geen visgerei bezat, had haar op het spoor naar Loon Point gezet. Dit was de ware reden waarom Ingersoll naar Maine was gegaan: om de vrouw op te zoeken die nu op de veranda van Jane’s bungalowtje stond.

‘Dag Charlotte,’ zei ze.

De vrouw keek achterom door de hor om te zien of er iemand binnen gehoorsafstand was. Toen keek ze Jane aan. ‘Noem me alstublieft nooit meer bij die naam. Ik heet nu Susan.’

‘Weet je gezin het?’

‘Mijn man wel, maar de kinderen niet. Ik zou het nooit kunnen uitleggen. En ze mogen nooit weten wat voor soort man hun grootvader…’ Haar stem zakte weg. Met een diepe zucht ging ze in de andere schommelstoel zitten. Even was het zachte kraken van de stoel het enige geluid op de veranda.

Jane keek naar haar profiel. Charlotte – Susan – was pas zesendertig, maar zag er een stuk ouder uit. Door het leven in de openlucht zat haar huid vol sproetjes en in haar blonde haar was al wat grijs te bespeuren. Maar dat ze ouder leek dan ze was, kwam vooral door het verdriet dat uit haar ogen sprak, het verdriet dat diepe groeven in haar wezen had gekerfd.

Susan liet haar hoofd tegen de rugleuning van de schommelstoel rusten en staarde naar het nu bijna donkere meer. ‘Het begon toen ik negen was,’ zei ze. ‘Op een avond kwam hij naar mijn kamer toen mijn moeder sliep. Hij zei dat ik oud genoeg was. Dat het tijd was dat ik leerde wat alle dochters moesten weten. Dat een dochter lief moest zijn voor haar pappa.’ Ze slikte. ‘Ik heb gedaan wat hij zei.’

‘Heb je het niet aan je moeder verteld?’

‘Mijn moeder?’ Susan lachte bitter. ‘Mijn moeder had alleen belangstelling voor zichzelf. Toen ze een verhouding begon met Arthur Mallory, heeft het nog geen twee maanden geduurd voordat ze ons verliet. Ze heeft nooit omgekeken. Volgens mij vergat ze de helft van de tijd dat ze een dochter had. Ik bleef achter bij mijn vader, die maar al te graag het voogdijschap wilde. Uiteraard had niemand er bezwaar tegen. Ik ging een paar keer per jaar een weekend naar mijn moeder en Arthur, maar zelfs dan schonk ze nauwelijks aandacht aan me. Arthur was de enige die om me leek te geven. Ik kende hem niet erg goed, maar ik had de indruk dat hij een goed mens was.’

‘En zijn zoon Mark?’

Er viel een lange stilte. ‘Ik had geen idee wat Mark voor iemand was,’ zei ze toen zachtjes. ‘In het begin leek hij een aardige jongen. Toen onze ouders elkaar hadden leren kennen, gingen ze al snel veel te intens met elkaar om. Dinertjes bij ons en bij hen. Iedereen kon zo goed met elkaar overweg. Het probleem was alleen dat mijn moeder en Arthur nog beter met elkaar overweg konden dan ik toen besefte.’

‘En nu is gebleken dat je vader en Mark het ook erg goed met elkaar konden vinden.’

Susan knikte. ‘Als boezemvrienden. Het was net alsof mijn vader eindelijk de zoon had gevonden die hij altijd had gewild. Zelfs nadat mijn ouders gescheiden waren, kwam Mark vaak bij mijn vader op bezoek. Dan gingen ze naar zijn werkplaats in de kelder waar ze vogelhuisjes en schilderijlijsten maakten. Ik had geen idee wat ze daar in werkelijkheid aan het doen waren.’

Heel wat meer dan timmeren, dacht Jane. ‘Vond je het niet vreemd dat ze zoveel tijd met elkaar doorbrachten?’

‘Ik was allang blij dat ze mij met rust lieten. Het was rond die tijd, toen ik dertien was, dat mijn vader ’s avonds niet meer bij me kwam. Ik begreep toen niet waarom. Nu weet ik dat het in die tijd was dat het eerste meisje verdween. Toen ik dertien was, heeft mijn vader iemand anders gevonden om zich mee te amuseren. Met de hulp van Mark.’ Susan hield op met schommelen en bleef roerloos zitten, haar blik gericht op het meer. ‘Als ik het had geweten, als ik door had gehad wat Mark voor iemand was, zouden mijn moeder en Arthur nu nog leven.’

Jane fronste. ‘Waarom zeg je dat?’

‘Ik ben de reden waarom ze die avond naar de Red Phoenix zijn gegaan. Ze waren daar vanwege iets wat ik hun had verteld.’

‘Jij?’

Susan haalde diep adem, alsof ze moed moest vatten om door te gaan. ‘Ik zou dat weekeinde naar mijn moeder en Arthur gaan. Ik had net mijn rijbewijs gekregen en reed voor het eerst zelfstandig naar hun huis. Ik had de auto van mijn vader genomen. Zo kwam het dat ik het hangertje vond. Het lag tussen de stoel en de versnellingsbak. Twee jaar lang had niemand daar erg in gehad. Het was een gouden hangertje in de vorm van een draak en op de achterkant stond een naam gegraveerd. Laura Fang.’

‘Herkende je de naam?’

‘Ja. Het mysterie van haar verdwijning had in alle kranten gestaan. Ik had haar naam onthouden omdat het een meisje was dat net zo oud was als ik en viool speelde. Op Bolton was het ook ter sprake gekomen omdat sommige leerlingen haar kenden van een workshop.’

‘De workshop waar Mark ook aan had deelgenomen.’

Susan knikte. ‘Hij kende haar. Maar ik begreep niet wat ze met mijn vader te maken had. Hoe was Laura’s hangertje in de auto van mijn vader terechtgekomen? Toen begon ik na te denken over alle nachten dat hij naar mijn slaapkamer was gekomen en wat hij dan met me had gedaan. Als hij mij had misbruikt, had hij dat misschien ook met andere meisjes gedaan. Misschien met Laura. Misschien was dat de reden waarom ze was verdwenen.’

‘En heb je het toen aan je moeder verteld?’

‘Dat weekend heb ik mijn hart bij haar uitgestort. Ik heb haar en Arthur alles verteld. Wat mijn vader met me had gedaan. Wat ik in zijn auto had gevonden. Eerst had mijn moeder er moeite mee het te geloven. Toen begon ze, egoïstisch als ze was, zich zorgen te maken over de publiciteit. Ze wilde niet dat haar naam in de krant zou komen. Dat de mensen zouden denken dat ze een dom vrouwtje was dat niet eens had gemerkt wat er in haar eigen huis gebeurde. Maar Arthur… die reageerde heel serieus. Hij geloofde me onvoorwaardelijk. En daar zal ik hem altijd om respecteren.’

‘Waarom zijn ze niet meteen naar de politie gegaan?’

‘Mijn moeder wilde eerst zeker weten of het allemaal waar was. Ze wilde geen aandacht op zichzelf vestigen voordat ze zeker wist dat het niet ging om een eigenaardig toeval. Misschien was er nog een Laura Fang, zei ze. Ze besloten het hangertje aan de ouders van Laura te laten zien. Dan konden die bevestigen of het inderdaad het hangertje was van de Laura die twee jaar eerder spoorloos was verdwenen.’ Susan boog haar hoofd en vervolgde op zo’n zachte toon dat Jane haar bijna niet kon horen: ‘Dat is de laatste keer dat ik hen in leven heb gezien. Toen ze vertrokken om met Laura’s vader te gaan praten, in het restaurant.’

Dit was het laatste stukje van de puzzel: de reden waarom Arthur en Dina die avond naar Chinatown waren gegaan. Niet om te eten, maar om met James Fang over zijn verdwenen dochter te praten. Kogels hadden een einde gemaakt aan het gesprek. Er was een bloedbad aangericht waar een argeloze immigrant de schuld van had gekregen.

‘De politie hield het erop dat het een geval van moord en zelfmoord was,’ zei Susan. ‘Ze zeiden dat mijn moeder en Arthur doodgewoon op het verkeerde moment op de verkeerde plek waren geweest. Het hangertje is nooit teruggevonden, dus had ik geen bewijs. Ik had niemand anders aan wie ik het kon vertellen. Ik wist niet of die twee dingen iets met elkaar te maken hadden. Laura en het bloedbad. En laten we Mark niet vergeten. Die was dat weekend thuis, dus wist hij wat er aan de hand was.’

‘Hij heeft Patrick gebeld om hem te vertellen dat je moeder en Arthur naar Chinatown gingen.’

‘Ja. Maar ik heb pas tijdens de begrafenis begrepen hoe het in elkaar zat. Dat mijn vader en Mark samenwerkten. Zonder het hangertje kon ik niets bewijzen. Mijn vader had alle macht in handen en ik wist dat hij me makkelijk kon laten verdwijnen.’

‘Dus ben je uit jezelf verdwenen.’

‘Ik had het niet gepland, maar toen ik die dag met mijn klasgenoten Boston’s Freedom Trail liep…’ Ze lachte triest. ‘Toen dacht ik opeens: Ik wil ook vrij zijn! En dit is mijn kans. Ik ben stiekem bij de groep weggelopen. Een paar straten verderop begon ik erover na te denken hoe ik iedereen op een verkeerd spoor zou kunnen zetten. Ik heb mijn tas en mijn identiteitsbewijs in een steeg achtergelaten. Ik had genoeg geld bij me om een buskaartje naar het noorden te kopen. Ik wist niet waar ik naartoe ging, ik wist alleen dat ik ver bij mijn vader vandaan moest zien te komen. Toen ik in Maine uit de bus stapte, voelde ik me alsof…’ Ze zuchtte. ‘… alsof ik thuis was gekomen.’

‘En je bent hier gebleven.’

‘Ik heb in een ander bungalowpark een baantje gekregen als schoonmaakster. Ik heb mijn man leren kennen. Joe. Dat was het mooiste geschenk dat ik ooit heb gekregen, een man die van me houdt. Die achter me staat, wat er ook gebeurt.’ Ze haalde diep adem en hief haar hoofd op. Ze ging rechtop zitten. ‘Ik heb hier een nieuw leven opgebouwd. Kinderen gekregen. Joe en ik hebben samen deze huisjes gebouwd. Ik dacht dat ik gelukkig zou zijn als ik hier rustig kon leven.’

Lachende stemmen klonken op bij het meer. Will en zijn zusje renden in hun zwemkleren over de pier en sprongen gillend van het lachen in het koude water. Susan stond op. Ze keek naar haar rondspartelende kinderen.

‘Samantha is negen. Zo oud was ik toen het begon. Toen mijn vader voor het eerst naar mijn slaapkamer kwam.’ Susan bleef met haar rug naar Jane staan, alsof ze niet wilde dat die haar gezicht zou zien. ‘Je denkt dat je seksueel misbruik van je af kunt zetten, maar dat is niet zo. Het verleden gaat nooit weg. Het keert terug in je nachtmerries. Het overvalt je op de meest onverwachte momenten. Als je jenever en sigaren ruikt. Als je ’s nachts de deur van je slaapkamer zachtjes hoort opengaan. Na al die jaren word ik nog door hem gekweld. Toen Samantha negen was geworden, werd het nog erger, omdat ik mezelf op die leeftijd zag. Zo onschuldig, zo ongerept. Ik dacht steeds aan wat hij mij had aangedaan en wat hij misschien met Laura had gedaan. Ik begon me af te vragen of er soms nog meer meisjes waren geweest, andere slachtoffers waar ik geen weet van had. Maar ik wist niet hoe ik hem ten val kon brengen. Niet in mijn eentje. Ik had er de moed niet toe.’

Buiten klommen Will en Samantha op de steiger. Lachend droogden ze zich af. Susan legde haar hand tegen de hor, alsof ze kracht putte uit de aanblik van haar kinderen.

‘En toen, op 30 maart,’ zei ze, ‘zat ik The Boston Globe te lezen.’

‘En zag je de advertentie die Iris Fang had geplaatst. Over het bloedbad in de Red Phoenix.’

‘De waarheid is nog steeds niet aan het licht gebracht,’ zei Susan fluisterend. ‘Dat stond erin. En opeens wist ik dat ik niet alleen was. Dat er nog iemand was die antwoorden wilde. Die gerechtigheid wilde.’ Ze draaide zich om naar Jane. ‘Dat gaf me de moed om rechercheur Ingersoll op te bellen. Ik kende hem omdat hij het onderzoek naar de moorden in de Red Phoenix had gedaan. Ik heb hem verteld over Laura’s hangertje. Over mijn vader en Mark. En dat er misschien nog meer vermiste meisjes bij betrokken waren.’

‘Daarom begon hij vragen te stellen over de meisjes,’ zei Jane. Vragen die hem in gevaar hadden gebracht, omdat het Patrick ter ore was gekomen dat Ingersoll bewijsmateriaal aan het verzamelen was dat niet alleen de schakel zou onthullen tussen hem en de vermiste meisjes maar ook tussen hem en de Red Phoenix. Hij dacht dat Iris Fang erachter zat, omdat zij de advertentie in de Globe had geplaatst. Iris Fang had haar dochter en haar man verloren. Als hij zich van Iris en Ingersoll kon ontdoen, zou hij van het probleem af zijn. Dus zocht hij twee huurmoordenaars. Maar die hadden hun prooi onderschat.

‘Ik was zo bang dat mijn vader me zou vinden,’ zei Susan. ‘Ik heb tegen rechercheur Ingersoll gezegd dat hij niets mocht zeggen dat naar mij teruggevoerd kon worden. Hij beloofde dat zelfs zijn eigen dochter niet zou weten waar hij mee bezig was.’

‘Hij heeft zich aan zijn woord gehouden. We hadden geen idee dat jij hem had ingeschakeld. We dachten dat hij voor Iris Fang werkte.’

‘Na een paar weken belde hij me op. Hij zei dat hij me moest spreken en is hierheen gekomen. Hij vertelde me dat hij een patroon had ontdekt. Hij had de namen gevonden van drie meisjes die mij misschien kort voordat ze waren verdwenen, hadden ontmoet. Meisjes die hadden deelgenomen aan hetzelfde tennistoernooi en dezelfde workshop als ik. Hij had ontdekt dat ik de schakel was. Ik was de reden waarom ze waren gekozen.’ Haar stem brak en ze liet zich weer in de schommelstoel neerzakken. ‘Ik woonde hier met mijn kleine meid, veilig en wel in Maine. Ik heb nooit geweten dat er nog meer slachtoffers waren. Als ik meer moed had gehad, had ik er lang geleden al een einde aan kunnen maken.’

‘Maar er is nu een einde aan gekomen, Susan. En daar heb jij een rol in gespeeld.’

Ze keek Jane aan met tranen in haar ogen. ‘Een heel kleine rol. Rechercheur Ingersoll is hierom vermoord. En u bent degene die ervoor heeft gezorgd dat het nu allemaal voorbij is.’

Maar niet in mijn eentje, dacht Jane. Ik heb hulp gehad.

‘Mam?’ De stem van het meisje bereikte hen vanuit de schaduwen buiten. Samantha verscheen achter de hor, haar tengere gestalte een silhouet tegen het laatste daglicht dat op het meer achter haar werd weerspiegeld. ‘Papa zei dat ik je moest roepen. Hij weet niet of hij de pastei al uit de oven moet halen.’

‘Ik kom al, lieverd.’ Susan stond op. Toen ze de hordeur opendeed, keek ze glimlachend om naar Jane. ‘Het eten is klaar. Kom maar wanneer u honger krijgt.’ Ze daalde een tree af en liet de deur piepend dichtvallen.

Vanaf de veranda zag Jane hoe Susan Samantha’s hand pakte. Moeder en dochter liepen samen langs het water en verdwenen in de schemering. Hand in hand.