10

Jane hield niet van toeval. In het gecompliceerde weefsel van het leven kwam toeval uiteraard wel voor, maar ze kon het nooit laten uit te zoeken waarom bepaalde draden elkaar kruisten. Of dat het echt toeval was of dat er iets achter zat, een patroon dat je alleen kon zien als je elk van de draden volgde tot aan het begin. Dus zat ze nu achter haar bureau om dat te doen, te proberen het begin te vinden van vijf draden die negentien jaar geleden op tragische wijze met elkaar waren verweven in een restaurant in Chinatown.

Het Red Phoenix-dossier was niet erg dik. Voor de politie is een moord-zelfmoord een meevaller, een zaak verpakt in cadeaupapier met een mooie strik erom, de gerechtigheid al gediend omdat de dader zo vriendelijk is geweest zichzelf van kant te maken. Het politierapport van Staines en Ingersoll ging niet over het ‘wie’ maar over het ‘waarom’ van het bloedbad en hun analyse was grotendeels gebaseerd op wat Jane en Frost al van dr. Zucker over Wu Weimin hadden gehoord.

Daarom nam ze niet de daders maar de vier slachtoffers onder de loep.

Slachtoffer nummer een was Joey Gilmore, vijfentwintig jaar oud, geboren en getogen in South Boston. Het rapport bevatte veel informatie over Gilmore, omdat die een strafblad had. Diefstal, inbraak, mishandeling. Het strafblad en Gilmore’s werkgever – Donohue Groothandel in Vleeswaren – interesseerden Jane in hoge mate. De eigenaar van de groothandel, Kevin Donohue, was bij het Boston PD bekend vanwege zijn oude en zeer stevige banden met de georganiseerde misdaad. Gedurende de afgelopen vier decennia had Donohue zich opgewerkt van een ordinair gangstertje tot een van de drie machtigste mannen van de plaatselijke Ierse maffia. De politie wist precies wie en wat Donohue was, maar kon gerechtelijk niets bewijzen. Nog niet.

Jane pakte het mapje met de foto’s van de plaats delict en zocht naar die van het lijk van Joey Gilmore, dat te midden van afhaalbakjes lag. Hij was geveld door een kogel in zijn achterhoofd. Dr. Zucker zag deze zaak als een geval van amok, maar Jane vond dat het meer weg had van een executie in de stijl van de onderwereld.

Slachtoffer nummer twee was James Fang, de zevenendertigjarige kelner en kashouder van de Red Phoenix. Hij en zijn vrouw, Iris, waren zestien jaar eerder geïmmigreerd vanuit Taiwan, hij als postdoctoraal student in Aziatische literatuur. Zijn werk in het restaurant was slechts een bijbaantje. ’s Middags gaf hij les in het buurtgebouw van Chinatown in het kader van naschoolse activiteiten. Volgens het rapport waren hij en Wu Weimin goede vrienden geweest gedurende de vijf jaar dat ze samen in de Red Phoenix hadden gewerkt. Er was nooit een onvertogen woord tussen hen gevallen. Het rapport repte niet over de dochter van de Fangs, Laura, die twee jaar eerder spoorloos was verdwenen. Misschien hadden Staines en Ingersoll niet eens geweten dat de familie Fang al eerder door een tragedie was getroffen.

Slachtoffers drie en vier waren een echtpaar, Arthur en Dina Mallory, uit Brookline, Massachusetts. Arthur, achtenveertig, was algemeen directeur van de Wellesley Group, een investeringsmaatschappij. Voor de veertigjarige Dina stond geen beroep genoteerd, maar gezien de positie van haar man had ze waarschijnlijk niet hoeven werken. Voor zowel Arthur als Dina was het een tweede huwelijk. Arthurs eerste vrouw heette Barbara Hart en met haar had hij een zoon van twintig genaamd Mark. Dina’s voormalige echtgenoot heette Patrick Dion, en zij hadden een zeventienjarige dochter. In het rapport was ingegaan op het vraagstuk dat een goede rechercheur automatisch onderzoekt: mogelijke conflicten die waren voortgevloeid uit de echtscheidingen en het nieuwe huwelijk van de slachtoffers.

Volgens Mark Mallory, de zoon van Arthur Mallory, onderhielden de Mallory’s en de Dions bijzonder goede relaties, hoewel Dina en Arthur vijf jaar geleden omwille van de relatie die ze met elkaar hadden een einde aan hun respectieve huwelijken hadden gemaakt. Dina Mallory was na haar echtscheiding en nieuwe huwelijk op goede voet gebleven met haar voormalige echtgenoot, Patrick, en de gezinnen kwamen vaak met de feestdagen bij elkaar voor een gezamenlijk diner.

Voorbeeldig maar bizar, vond Jane. Patrick raakt zijn vrouw kwijt aan een ander, maar ze vieren evengoed allemaal samen Kerstmis. Het leek te mooi om waar te zijn, maar de informatie was afkomstig van Arthur Mallory’s zoon, Mark, en die kon het weten. Het was de ultieme gereorganiseerde familie, waar iedereen lief tegen elkaar deed en niemand ruzie maakte. Blijkbaar waren zulke dingen mogelijk, al zag Jane het niet snel gebeuren in haar eigen familie. Ze probeerde zich een Kerstmis bij de Rizzoli’s voor te stellen, met haar vader, haar moeder, het domme blondje van haar vader en de nieuwe vriend van haar moeder, Vince Korsak. Dat zou uitlopen op moord en doodslag.

Maar de Mallory’s en de Dions waren er blijkbaar toe in staat geweest. Misschien omwille van Charlotte, die pas twaalf was toen haar ouders gingen scheiden. Zoals de meeste kinderen van gescheiden ouders had ze vermoedelijk afwisselend bij haar vader en haar moeder gewoond. Arm rijkeluiskind, heen en weer geslingerd tussen twee gezinnen.

Jane bladerde naar de laatste pagina van het dossier en trof daar een kort aanhangsel aan:

Charlotte Dion, dochter van Dina Mallory, is op 24 april als vermist opgegeven. Ze is voor het laatst gesignaleerd bij Faneuil Hall, waar ze met haar klas op schoolreisje was. Volgens rechercheur Hank Buckholz wijst bewijsmateriaal op een mogelijke ontvoering. Er is een onderzoek ingesteld.

Het aanhangsel dateerde van 28 april en was ondertekend door rechercheur Ingersoll.

Twee meisjes die spoorloos waren verdwenen. Laura Fang en Charlotte Dion. De dochters van twee van de slachtoffers van de moord in het Red Phoenix. Toch stond er in het rapport niets wat erop wees dat het misschien om meer ging dan toeval. Dr. Zucker had het al gezegd. Soms is er geen patroon, geen plan, alleen de blinde wreedheid van het lot dat niet bijhoudt wie er al te veel heeft geleden.

‘Je had me er gewoon naar kunnen vragen, Rizzoli.’

Ze keek op en zag Johnny Tam bij haar bureau staan. ‘Waar had ik je naar moeten vragen?’

‘De moord in de Red Phoenix. Ik sprak Frost daarnet. Hij vertelde me dat jullie de dossiers hebben opgevraagd. Als jullie bij mij waren gekomen, had ik jullie er alles over kunnen vertellen.’

‘Jij? Hoe oud was jij toen helemaal? Acht? Negen?’

‘Chinatown is mijn werkterrein, dus moet ik weten wat daar allemaal gebeurt. Onder de Chinezen heeft men het nog steeds over het bloedbad in de Red Phoenix. Het is een wond die nooit zal genezen. Vanwege de schaamte.’

‘Schaamte? Hoezo?’

‘Omdat de dader een van ons was. Met “ons” bedoel ik de Chinezen.’ Hij wees naar de dossiers op haar bureau. ‘Ik heb die zaak twee maanden geleden doorgenomen. Ik heb met Lou Ingersoll gesproken. Ik heb de rapporten van de lijkschouwer gelezen.’ Hij tikte tegen zijn hoofd. ‘Alle informatie ligt hier opgeslagen.’

‘Ik had geen idee dat jij de zaak zo goed kende.’

‘En het is ook niet bij je opgekomen me ernaar te vragen. Ik dacht dat ik bij het team hoorde.’

Zijn beschuldigende toon stond haar tegen. ‘Je hoort ook bij het team,’ zei ze, ‘en ik zal proberen dat te onthouden, maar het zou voor ons allemaal makkelijker zijn als je niet aldoor meteen je stekels opzet.’

‘Ik wil alleen maar in de voorste linie zitten bij het jagen. Ik wil niet worden behandeld als een buitenbeentje, wat nu maar al te vaak het geval is.’

‘Hoe bedoel je?’

‘Het Boston PD heeft de naam één grote smeltkroes te zijn.’ Hij lachte schamper. ‘Nou, vergeet het maar.’

Ze bekeek hem aandachtig, probeerde iets af te lezen van zijn ondoorgrondelijke gezicht. Opeens herkende ze zichzelf op die leeftijd, toen ze had willen bewijzen wat ze waard was en woedend was geweest als ze door de anderen werd genegeerd. ‘Ga zitten,’ zei ze.

Hij slaakte een diepe zucht, trok een stoel naar achteren en liet zich erop neervallen. ‘Zeg het maar.’

‘Denk jij dat ik niet weet hoe het is om in de minderheid te zijn?’

‘Ik heb geen idee.’

‘Kijk eens om je heen. Hoeveel vrouwelijke rechercheurs werken hier? Eén, en dat ben ik. Ik weet hoe het voelt als je als vrouw wordt buitengesloten omdat je mannelijke collega’s denken dat je onmogelijk goed genoeg kunt zijn voor dit werk. Jij zult moeten leren om te gaan met die etterbakken én met hun gezeur, omdat van beide de voorraad nooit uitgeput raakt.’

‘Dat wil nog niet zeggen dat we hen er niet op moeten blijven aanspreken.’

‘Welnee. Daar schiet je niks mee op.’

‘Toch heb jij er iets mee bereikt. Jij bent hier nu volledig geaccepteerd.’

Ze vroeg zich af of dat waar was. Ze dacht aan hoe het was geweest toen ze hier pas zat en ze het gegrinnik, de grapjes met de tampons en de kleineringen had moeten verdragen. Ja, het was nu beter, maar ze had vele jaren een harde strijd moeten leveren.

‘Dat bereik je niet met klagen. Dat bereik je door beter te zijn dan de anderen,’ zei ze. ‘Ik heb gehoord dat je met vlag en wimpel voor je rechercheursexamen bent geslaagd.’

Hij knikte kort. ‘De beste van de klas.’

‘En hoe oud ben je? Vijfentwintig?’

‘Zesentwintig.’

‘Dat werkt helaas in je nadeel.’

‘Wat werkt in mijn nadeel? Dat ik het prototype ben van een Aziatische nerd?’

‘Nee. Dat je nog zo jong bent.’

‘O, gezellig. Nóg een reden waarom ze me niet serieus zullen nemen.’

‘Ik bedoel dat er allerlei redenen zijn die je het gevoel kunnen geven dat je achtergesteld wordt. Sommige daarvan zijn reëel, sommige ingebeeld. Je moet je daar overheen zetten en gewoon je werk doen.’

‘Oké. Als jij maar probeert te onthouden dat ik bij het team hoor. Laat me wat veldwerk doen over de Red Phoenix. Ik ken de zaak. Ik kan mensen bellen, met de families van de slachtoffers gaan praten.’

‘Frost is al van plan om nog een keer met mevrouw Fang te gaan praten.’

‘Dan doe ik de andere families.’

Ze knikte. ‘Goed. Vertel me nu dan maar hoe ver je al met deze zaak bent gekomen.’

‘Ik ben er afgelopen februari mee begonnen, toen ik mijn aanstelling kreeg in District A-1 en mensen in Chinatown erover hoorde praten. Ik herinnerde me het geval van toen ik nog klein was, in New York.’

‘New York? Had men het er daar dan ook over?’

‘Als iets groot nieuws is en als er een Chinees bij betrokken is, hebben alle Chinezen in het land het erover. Zelfs in New York. Ik hoor mijn grootmoeder nog zeggen wat een schande het was dat de moordenaar een van ons was. Ze zei dat het de Chinezen een slechte naam gaf. Dat iedereen zou denken dat we gespuis zijn.’

‘Jemig. Wat je noemt een ernstig geval van collectief schuldgevoel.’

‘Ja, daar zijn we goed in. Mijn grootmoeder wond zich altijd op als ik probeerde in een gerafelde spijkerbroek het huis uit te glippen. Ze wilde niet dat mensen zouden denken dat Chinezen sloddervossen zijn. Ik ben mijn hele jeugd gebukt gegaan onder het feit dat ik een heel ras vertegenwoordig. Zo werkt dat bij ons. Maar goed, daarom was ik dus al geïnteresseerd in de Red Phoenix en toen ik in maart die advertentie in The Boston Globe zag, werd ik nog nieuwsgieriger en heb ik het dossier voor de tweede keer gelezen.’

‘Welke advertentie?’

‘Die op 30 maart in de krant stond, op de jaardag van het bloedbad. Een kwart pagina maar liefst, in het katern met het stadsnieuws.’

‘Ik heb geen advertentie gezien. Wat stond erin?’

‘Een foto van de kok, Wu Weimin, met eronder in dikgedrukte letters het woord “onschuldig”.’ Tam staarde naar de verlaten bureaus van de afdeling. ‘Toen ik dat zag, wilde ik dat het waar was. Ik wilde dat Wu Weimin onschuldig was, zodat die smet van ons weggenomen zou worden.’

‘Je denkt toch niet serieus dat hij niet de dader was?’

Hij keek haar aan. ‘Ik weet het niet.’

‘Staines en Ingersoll twijfelden er niet aan dat hij het had gedaan. En dr. Zucker ook niet.’

‘De advertentie heeft me aan het denken gezet. Ik vraag me af of het Boston PD negentien jaar geleden niet een fout kan hebben gemaakt.’

‘Alleen maar omdat Wu een Chinees was?’

‘Nee, omdat de bewoners van Chinatown nooit geloofd hebben dat hij de dader was.’

‘Wie heeft er voor die advertentie betaald? Weet je dat toevallig?’

Hij knikte. ‘Ja. Iris Fang. Ik heb het nagevraagd bij de Globe.’

Jane’s mobieltje ging. Terwijl ze het pakte, dacht ze na over deze laatste informatie. Ze vroeg zich af waarom Iris, negentien jaar na het incident, in een advertentie de man verdedigde die haar echtgenoot had vermoord. Ze keek op haar mobiel en zag dat het iemand van de technische recherche was. ‘Rizzoli.’

‘Ik zit die haren te bekijken,’ zei criminoloog Erin Volchko, ‘maar al sla je me dood, ik weet niet waar ze vandaan gekomen kunnen zijn.’

Jane moest even omschakelen. ‘Heb je het over de haren die op de kleding van Jane Doe zaten?’

‘Ja. Het mortuarium heeft ze gisteren opgestuurd. Eentje zat op de mouw en eentje op haar legging. Ze hebben gelijksoortige morfologie en kleur, dus zijn ze waarschijnlijk afkomstig van dezelfde bron.’

Jane voelde dat Tam naar haar keek toen ze vroeg: ‘Zijn ze organisch of synthetisch?’

‘Ze zijn niet machinaal gemaakt. Ze zijn in elk geval organisch.’

‘Dus zijn ze afkomstig van een mens.’

‘Nou, dat is nog maar de vraag.’