15

Verborgen achter een hoge haag was het landgoed van Patrick Dion in Brookline een klein paradijs met talrijke bomen, gazons en voetpaden die zich tussen intieme schaduwplekjes en zonovergoten bloembedden slingerden. Het gietijzeren hek stond open en toen Jane en Frost het terrein opreden, vingen ze tussen de witte sprookjesachtige berken al een glimp op van het in koloniale stijl opgetrokken huis dat op het hoogste punt van het terrein was gebouwd, waar je het hele landgoed kon overzien.

‘Wat is een durfkapitalist eigenlijk?’ vroeg Frost toen ze langs een tennisbaan kwamen die in de schaduw van hoge bomen was aangelegd. ‘Je hoort dat woord tegenwoordig wel vaker.’

‘Volgens mij is dat iemand die geld gebruikt om nog meer geld te verdienen,’ zei Jane.

‘Maar hoe kom je de eerste keer aan geld?’

‘Van rijke vrienden.’

‘Dan is het hoog tijd dat ik andere vrienden krijg.’

Jane parkeerde naast twee andere auto’s en keek op naar het huis. ‘Vind je? Je bulkt van het geld en hebt een schitterend landgoed. Toch verlaat je vrouw je voor een ander en wordt je dochter ontvoerd. Dan ben ik liever arm.’ Ze keek hem aan. ‘Goed, tijd om wat schade te repareren. Ik heb van meneer Dion begrepen dat Tam zich niet erg charmant heeft gedragen.’

Frost schudde zijn hoofd. ‘We moeten tegen die jongen zeggen dat hij wat kalmer aan moet doen. Hij stormt overal in volle vaart op af. Alsof zijn versnellingspook in overdrive is blijven steken.’

‘Weet je aan wie hij me doet denken?’

‘Nou?’

‘Aan mijzelf. Hij zegt dat hij voor zijn dertigste een vaste aanstelling bij Moordzaken wil hebben.’ Ze duwde haar portier open. ‘Je hebt best kans dat hem dat lukt.’

Ze liepen het granieten bordes op naar de voordeur. Voordat Jane kon aanbellen, ging de deur al open en kwam een man met zilvergrijs haar naar buiten. Hij was achter in de zestig, maar zag er fit uit en was nog steeds knap om te zien, al waren zijn wangen wat ingevallen en zag Jane aan zijn te wijde broek dat hij recentelijk was afgevallen.

‘Ik zag u aankomen,’ zei hij. ‘Ik ben Patrick Dion.’

‘Rechercheur Rizzoli,’ zei ze. ‘Dit is mijn partner, rechercheur Frost.’ Ze gaven elkaar een hand. Patrick had een stevige handdruk en keek hen bedaard aan.

‘Komt u binnen. We zitten in de salon.’

‘Is meneer Mallory er ook?’

‘Ja. En ik heb Mary Gilmore verzocht ook te komen. Een verenigd front, omdat we allemaal van streek zijn en graag willen weten hoe we ervoor kunnen zorgen dat het ophoudt.’

Binnen zag Jane een glanzende houten vloer en een sierlijke trapleuning die met een bocht naar een hoge galerij liep. Het bleef echter bij die vluchtige blik, want Patrick nam hen rechtstreeks mee naar de salon aan de voorzijde van het huis, waar de andere bezoekers op hen wachtten.

Mark Mallory stond met atletische souplesse op. Hij was midden dertig, fit en gebruind, zijn donkere haar nog geheel vrij van grijs. Jane zag een broekriem van krokodillenleer, Sperry Top-Spiders en een Breitling-horloge, allemaal dingen waarmee hij zei: Ik heb meer geld dan jullie ooit zullen hebben. Hij gaf hen vluchtig een hand, alsof hij haast had om ter zake te komen.

Ze zouden de derde persoon in de kamer misschien over het hoofd hebben gezien als Jane niet had geweten dat ze er was. Mary Gilmore was van Patricks leeftijd, maar ze was zo klein en zat zo ineengedoken in de grote leunstoel bij het raam dat ze bijna onzichtbaar was. Toen ze moeizaam overeind probeerde te komen, haastte Frost zich naar haar toe.

‘Doet u geen moeite, mevrouw Gilmore. Blijft u rustig zitten.’ Hij ondersteunde haar toen ze zich weer tegen de rugleuning liet zakken. Jane zag haar glimlachend naar hem opkijken en dacht: wat heeft Frost toch met oudere dames? Hij is dol op hen en vice versa.

‘Mijn dochter had ook willen komen,’ zei mevrouw Gilmore, ‘maar ze kon geen vrij krijgen. Daarom heb ik haar brief meegebracht.’ Ze wees met een reumahand naar de lage tafel. ‘We hebben hem op dezelfde dag ontvangen. We krijgen er elk jaar een, op 30 maart, op de dag dat mijn Joey is gestorven. Het lijkt wel alsof die vrouw het leuk vindt om ons te pesten. Het is je reinste emotionele intimidatie. Kan de politie er niet voor zorgen dat ze ermee ophoudt?’

Op de lage tafel lagen drie enveloppen. Voordat Jane ze aanraakte, haalde ze een paar latex handschoenen uit haar zak.

‘U hoeft geen handschoenen aan te trekken,’ zei Mark. ‘Er staan nooit vingerafdrukken op de enveloppen of de inhoud ervan.’

Jane keek hem fronsend aan. ‘Hoe weet u dat?’

‘Rechercheur Ingersoll heeft ze in het forensisch laboratorium laten onderzoeken.’

‘Dus hij weet ervan?’

‘Hij krijgt ze zelf ook. Iedereen die rechtstreeks of zijdelings bij de slachtoffers betrokken was, krijgt ze. Zelfs de compagnons van mijn vader. We weten van twaalf mensen, maar misschien zijn er meer. Het is elk jaar hetzelfde liedje en in het laboratorium hebben ze nooit iets kunnen vinden op de enveloppen of de inhoud ervan. Blijkbaar draagt ze altijd handschoenen.’

‘Mevrouw Fang zegt dat zij niet degene is die de brieven stuurt.’

Mark snoof minachtend. ‘Wie zou het anders moeten zijn? Zij heeft ook die advertentie in de Globe gezet. De zaak is voor haar een obsessie geworden.’

‘Niettemin ontkent ze dat ze brieven heeft gestuurd.’ Jane trok de handschoenen aan en pakte de envelop die was geadresseerd aan Mary Gilmore. Het poststempel was van Boston. Er stond geen afzender op. Ze schudde de inhoud eruit. Het was maar één velletje papier, een fotokopie van het overlijdensbericht van Joseph S. Gilmore, 25, die was omgekomen bij het bloedbad in het restaurant in Chinatown. Nabestaanden: zijn moeder, Mary, en zijn zuster, Phoebe Morrison. De uitvaartdienst zou worden gehouden in de St. Monicakerk. Jane keek op de achterkant van het vel papier en zag een in blokletters geschreven zin.

Ik ken de ware toedracht.

‘Ik krijg er altijd net zo een,’ zei Mark. ‘Alleen zit er bij mij een kopie in van het overlijdensbericht van mijn vader.’

‘En bij mij van Dina,’ zei Patrick zachtjes.

Jane pakte de envelop die was geadresseerd aan Patrick Dion. Hij bevatte een fotokopie van het overlijdensbericht van Dina Mallory, 40, die samen met haar man Arthur was vermoord in de Red Phoenix. Nabestaanden: een dochter uit haar eerste huwelijk, Charlotte Dion. Op de achterkant stond dezelfde zin als op de kopie van Mary Gilmore:

Ik ken de ware toedracht.

‘We weten van rechercheur Ingersoll dat het doodgewone enveloppen zijn die je in elke boekhandel kunt kopen,’ zei Mark. ‘De inkt is van het soort dat in elke Bic ballpoint zit. Op het laboratorium hebben ze microscopische talkdeeltjes in de enveloppen gevonden, wat erop wijst dat de afzender latex handschoenen droeg, en de postzegels en enveloppen zijn zelfklevend, waardoor er geen DNA is. Elk jaar krijgen we zo’n envelop. Op 30 maart.’

‘De dag van het bloedbad,’ zei Jane.

Mark knikte. ‘Alsof het nodig is ons aan de datum te herinneren.’

‘En het handschrift?’ vroeg Jane. ‘Is dat altijd hetzelfde?’

‘Ja, het zijn altijd dezelfde blokletters. En dezelfde zwarte inkt.’

‘Maar wat er achterop staat, is dit jaar anders,’ zei mevrouw Gilmore. Ze sprak zo zachtjes dat haar opmerking bijna verloren ging.

Frost, die het dichtst bij haar stond, raakte zachtjes haar schouder aan. ‘Hoe bedoelt u, mevrouw?’

‘Tot nu toe stond er elk jaar: Wilt u de waarheid niet weten? Dit jaar staat er iets anders. Dit jaar staat er: Ik ken de ware toedracht.

‘Dat komt op hetzelfde neer,’ zei Mark. ‘Het is alleen anders ingekleed.’

‘Nee, wat er dit jaar staat, betekent iets heel anders.’ Mevrouw Gilmore keek naar Jane. ‘Als ze iets weet, waarom komt ze daar dan niet gewoon mee voor de dag? Waarom vertelt ze het ons dan niet?’

‘We weten al hoe het is gegaan, mevrouw Gilmore,’ zei Patrick geduldig. ‘We weten dat al negentien jaar. Ik vertrouw er voor honderd procent op dat het Boston PD wist wat het deed toen het dossier werd gesloten.’

‘Maar stel dat ze het mis hadden?’

‘Mevrouw Gilmore,’ zei Mark, ‘het enige doel van deze briefjes is aandachttrekkerij. U weet net zo goed als ik dat dat mens ze niet allemaal op een rijtje heeft.’

‘Wat bedoelt u daarmee?’ vroeg Frost.

‘Patrick, vertel hen wat je over mevrouw Fang te weten bent gekomen.’

De oudere man reageerde schoorvoetend. ‘Ik weet niet of het nodig is om daar nu op in te gaan.’

‘We willen het graag horen, meneer Dion,’ zei Jane.

Patrick keek naar zijn handen, die in zijn schoot lagen. ‘Een paar jaar geleden, toen rechercheur Ingersoll de eerste brieven had laten onderzoeken, heeft hij me toevertrouwd dat mevrouw Fang, tja, ik zal het maar gewoon zeggen… dat ze aan grootheidswaanzin lijdt. Ze denkt dat ze een afstammeling is van die Chinese strijders uit de oudheid. Ze is ervan overtuigd dat haar missie, als strijder, in dit leven is om de moordenaar van haar man op te sporen en hem te wreken.’

‘Dat is toch te gek voor woorden?’ Mark lachte. ‘Het lijkt wel een Chinese soapserie. Dat mens is niet goed wijs.’

‘Ze is een master in oosterse vechtsporten,’ zei Frost. ‘Haar leerlingen geloven in haar en het lijkt mij dat die het wel door zouden hebben als ze de boel belazerde.’

‘Rechercheur Frost,’ zei Patrick, ‘we zeggen niet dat ze de boel belazert, maar u zult zelf toch moeten toegeven dat haar beweringen ronduit absurd zijn. Ik weet dat oude tradities diep verweven zijn met oosterse vechtsporten, maar er zit veel nep bij. Volksverhalen en Jackie Chan-films. Ik denk, en rechercheur Ingersoll is het met me eens, dat mevrouw Fang enorm getraumatiseerd is door de dood van haar man. Ze heeft zich er nooit bij kunnen neerleggen. Om met het verdriet te kunnen leven zoekt ze naar een diepere betekenis, naar iets wat zijn dood betekenis geeft, zodat het niet alleen maar een willekeurige daad van een krankzinnige was. Ze wil bewijzen dat haar man is vermoord door hogere machten en ze zal naar die naamloze vijand blijven zoeken, omdat dat het enige is wat haar leven nog inhoud geeft.’ Bedroefd keek hij naar Mark. En toen naar Mary Gilmore. ‘Maar wij weten hoe het is gegaan. Het was een zinloze misdaad, gepleegd door een labiele figuur. Arthur, Dina en Joey zijn zonder enige reden vermoord. Het is niet makkelijk om dat te moeten accepteren, maar wij hebben dat gedaan. Mevrouw Fang helaas niet.’

‘Met het gevolg dat wij elk jaar hiermee geconfronteerd worden,’ zei Mark. Hij wees naar de enveloppen op de tafel. ‘We weten niet hoe we haar ertoe kunnen bewegen ermee op te houden.’

‘U hebt geen bewijs dat zij degene is die deze brieven stuurt,’ zei Frost.

‘Maar we weten wel dat dit haar werk is,’ zei Mark. Hij haalde een opgevouwen knipsel uit The Boston Globe uit zijn zak. Het was de advertentie die rechercheur Tam aan Jane had beschreven, een strakke, zwartomrande rechthoek. Onder het woord ONSCHULDIG stond een foto van de glimlachende kok van de Red Phoenix, Wu Weimin. Onder de foto stond de datum van het bloedbad en: DE WAARHEID IS NOG STEEDS NIET AAN HET LICHT GEBRACHT.

‘Dit maakt alles nog veel erger,’ zei Mark. ‘Hiermee heeft ze de hele stad attent gemaakt op haar waanideeën. Hoe ver zal ze nog gaan? En hoe kunnen we haar ermee laten ophouden?’

‘Hebt u hierover ooit rechtstreeks met mevrouw Fang gesproken?’ Jane keek het groepje rond en liet haar blik rusten op Mark Mallory.

Hij snoof. ‘Ik ben niet van plan daar mijn tijd aan te verkwisten.’

‘Bent u nooit naar haar toe gegaan? Om erover te praten?’

‘Waarom vraagt u dat aan mij?’

‘Omdat u zo boos bent,’ antwoordde ze. Maar was hij boos genoeg om bij Iris in te breken? Om een mes in haar kussen te steken? Ze kende Mark niet goed genoeg om te kunnen peilen waartoe hij in staat was.

‘We zijn allemaal boos,’ zei Patrick, al klonk hij eerder vermoeid dan boos. ‘Maar we weten dat het niet verstandig zou zijn contact met haar op te nemen. Ik heb rechercheur Ingersoll vorige week nog opgebeld om te vragen of hij iets voor ons zou kunnen doen, maar hij heeft me niet teruggebeld.’

‘Hij is een weekje de stad uit,’ zei Jane. Ze deed de enveloppen in plastic zakjes. ‘We zullen dit met hem bespreken zodra hij terug is. Mocht u nog meer van dit soort dingen ontvangen, dan horen wij dat graag.’

‘En wij zouden het op prijs stellen als u ons op de hoogte hield van de ontwikkelingen,’ zei Patrick.

Weer gaf ze hen allemaal een hand. Weer was Marks handdruk bruusk en vluchtig, alsof hij al had besloten dat hij aan de politie niks had. Patrick, daarentegen, hield haar hand een ogenblik omvat en liep met hen mee naar de deur. Je kon aan hem zien dat hij het jammer vond dat ze alweer vertrokken.

‘U mag me dag en nacht bellen,’ zei hij. ‘Over deze kwestie… of…’ Zijn ogen werden dof. ‘… wat dan ook.’

‘Het spijt me dat dit alles opnieuw is opgerakeld, meneer Dion,’ zei Jane. ‘Het is duidelijk dat u het er erg moeilijk mee hebt.’

‘Vooral omdat het zo nauw verbonden is met… dat andere.’ Hij zweeg weer. Zijn houding verslapte. ‘Ik neem aan dat u het weet. Van mijn dochter.’

Jane knikte. ‘Ik heb het met rechercheur Buckholz over Charlotte gehad.’

Bij het horen van haar naam vertrok zijn gezicht van verdriet. ‘Dina’s dood was moeilijk, maar er is niets zo erg als een kind te moeten verliezen. Mijn enige kind. Door de brieven wordt alles steeds opgerakeld. En nu ook nog die advertentie in de krant. Het doet pijn, rechercheur. Daarom wil ik zo graag dat het nu eindelijk eens ophoudt.’

‘Ik zal mijn uiterste best doen, meneer Dion.’

Hoewel ze elkaar al een hand hadden gegeven, greep hij de hare nogmaals. Het was een deprimerend vaarwel en ze zei geen woord toen ze met Frost terugliep naar de auto. Ze ontsloot de portieren, maar stapte nog niet in. Ze keek naar het prachtige gazon, naar de bomen, naar de tuinpaden die in de donkere namiddagschaduwen verdwenen. Dit is allemaal van hem, dacht ze, en toch heeft hij niets en dat was aan hem te zien. Aan de sombere stand van zijn mond, aan de wallen onder zijn ogen. Zelfs na negentien jaar werd hij nog gekweld door vragen over zijn dochter, zoals iedere ouder in zijn plaats gekweld zou worden. Wanneer je eenmaal een kind hebt, is je hart overgeleverd aan de grillen van het lot.

‘Hebt u nog een ogenblikje?’

Jane draaide zich om en zag mevrouw Gilmore de trap afkomen. Ze liep met een verbeten vastberadenheid op hen af, haar rug gekromd tot een bochel.

‘Ik wil nog iets zeggen voordat u vertrekt. Ik weet dat Patrick en Mark ervan overtuigd zijn dat de zaak is opgelost. Dat er geen twijfel bestaat over wat er in het restaurant is gebeurd. Maar stel dat ze het mis hebben? Stel dat we inderdaad niet weten wat de ware toedracht is?’

‘U twijfelt dus,’ zei Jane.

De mond van de vrouw kreeg een harde trek. ‘Ik weet dat mijn zoon, Joey, geen lieverdje was. Ik heb mijn best gedaan om hem goed op te voeden, maar overal liggen verlokkingen op de loer. Een jongen krijgt gauw verkeerde vrienden.’ Ze keek Jane indringend aan. ‘U weet waarschijnlijk al dat Joey op het verkeerde pad was geraakt.’

‘Ik weet dat hij voor Kevin Donohue werkte.’

Bij het horen van de naam viel mevrouw Gilmore fel uit: ‘Dat schorem! De hele Donohue-clan is schorem. Maar mijn Joey had bewondering voor mensen met macht en hield ervan om snel geld te verdienen. Hij dacht dat hij dat van Donohue kon leren. Tegen de tijd dat hij besefte waar hij bij betrokken was, kon hij niet meer terug. Daar had Donohue wel voor gezorgd.’

‘Denkt u dat Donohue uw zoon heeft laten vermoorden?’

‘Dat heb ik me vanaf het begin afgevraagd.’

‘Daarvan is geen bewijs gevonden, mevrouw Gilmore.’

De vrouw begon te hoesten, luidruchtig en rochelend. ‘Denkt u dat Donohue niet een paar agenten kon omkopen? Hij kon elk onderzoek naar zijn hand zetten.’

‘Dat is een ernstige aantijging.’

‘Ik ben geboren en getogen in South Boston. Ik weet hoe het daar toegaat en ik weet wat er te koop is.’ Ze kneep haar ogen iets toe terwijl ze naar Jane bleef kijken. ‘En dat weet u ook.’

De onuitgesproken aantijging schoot bij Jane helemaal in het verkeerde keelgat. ‘Ik zal uw verdenkingen de aandacht geven die ze verdienen, mevrouw Gilmore,’ zei ze effen. Ze stapte in haar auto en toen ze wegreed, zag ze in het achteruitkijkspiegeltje dat de vrouw op de oprit bleef staan en hen woedend nakeek.

‘Dat is geen lief oud dametje,’ mompelde Jane.

Frost vroeg met een ongelovig lachje: ‘Heeft ze ons zojuist beticht van het aanpakken van steekpenningen?’

‘Ja.’

‘En ze zag er nog wel zo lief uit.’

‘In jouw ogen zijn ze allemaal lief. Je hebt er nog nooit één ontmoet die je niet aardig vond.’ En er is er niet één die jou niet aardig vindt.

Frosts mobieltje ging. Terwijl hij opnam, dacht Jane na over het gemak waarmee Frost oudere dames wist te charmeren. Hij leek al in een goed blaadje te staan bij Iris Fang, een vrouw die nog jong genoeg was om mooi en ontzagwekkend genoemd te worden. In gedachten hoorde ze weer wat Patrick over haar had gezegd: Enorm getraumatiseerd. Grootheidswaanzin. Gelooft dat ze afstamt van strijders. Het kon best zijn dat Iris aan grootheidswaanzin leed, maar dat nam niet weg dat iemand bij haar had ingebroken om een mes in haar hoofdkussen te steken. Wie heb je zo tegen de haren in gestreken, Iris?

Frost klapte met een zucht zijn mobieltje dicht. ‘We kunnen nog niet naar huis.’

‘Wie was dat?’

‘De makelaar van het gebouw in Knapp Street. Ik heb de hele dag geprobeerd hem te bereiken. Hij gaat vanavond de stad uit, maar is bereid ons over een uur in Knapp Street te treffen als we het gebouw willen bekijken.’

‘Dus we moeten terug naar Chinatown?’

Frost knikte. ‘We moeten terug naar Chinatown.’