5

Chinatown ligt midden in Boston, ingeklemd tussen het commerciële district in het noorden en het groen van de Common in het westen, maar toen Maura onder de Paifang-poort met zijn vier gebeeldhouwde leeuwen doorliep, was het net alsof ze een andere stad betrad, zelfs een andere wereld. Ze was hier voor het laatst geweest op een zaterdagochtend in oktober. Onder de poort hadden groepjes bejaarde mannen gezeten, die thee dronken, bordspellen speelden en in het Chinees roddels uitwisselden. Ze had er op die koude dag met Daniel afgesproken voor een dim sum-ontbijt. Het was een van de laatste maaltijden die ze samen zouden gebruiken en de herinnering eraan doorboorde haar hart nu als een degen. Hoewel het vandaag een onbewolkte lentedag was en dezelfde oude mannen bibberend in de nog kille morgenstond alweer achter hun damborden zaten, legde haar sombere gemoed een sluier over alles wat ze zag, alsof de zon niet scheen.

Ze liep langs restaurants met aquariums vol zilveren vissen, langs winkels die tot de nok toe gevuld waren met meubels van rozenhout, jade armbanden en beeldjes van nep-ivoor, tot ze bij een drom mensen arriveerde. Ze zag een politieman die met kop en schouders boven de hoofdzakelijk Aziatische toeschouwers uitstak en wrong zich tussen de mensen door naar hem toe.

‘Goedemorgen. Ik ben de lijkschouwer,’ zei ze.

Hij bekeek haar met een kille blik die duidelijk maakte dat hij wist wie ze was. Dr. Maura Isles, de vrouw die de broederschap van mensen die tot taak hadden het publiek te dienen en te beschermen, was afgevallen. De vrouw die een getuigenis had afgelegd waardoor een van hen misschien in de gevangenis zou komen. Hij zei geen woord en staarde haar alleen maar aan, alsof hij geen idee had wat ze van hem verwachtte.

Ze staarde terug met een al even kille blik. ‘Waar is het lijk?’ vroeg ze.

‘Dat moet u aan rechercheur Rizzoli vragen.’

Hij maakte het haar niet makkelijk. ‘En waar is rechercheur Rizzoli?’

Voordat hij antwoord kon geven, hoorde ze iemand roepen: ‘Dokter Isles?’ Een jonge Aziatische man in een kostuum met een stropdas stak de straat over naar haar toe. ‘U moet op het dak zijn.’

‘Hoe kom ik daar?’

‘Ik loop wel even met u mee.’

‘Bent u nieuw bij Moordzaken? Ik geloof niet dat ik u ooit heb gezien.’

‘Sorry, ik had me moeten voorstellen. Rechercheur Johnny Tam van District A-1. Rechercheur Rizzoli had een tolk nodig en omdat ik van Chinese afkomst ben, hebben ze mij aan haar team toegevoegd.’

‘Is dit je eerste onderzoek naar een moord?’

‘Ja. Mijn droom is in vervulling gegaan. Ik ben pas twee maanden geleden tot rechercheur bevorderd, dus is dit echt een buitenkansje.’ Op een bazige toon joeg hij de omstanders uit elkaar zodat Maura erdoor kon. Hij opende de voordeur van een gebouw waar het naar knoflook en wierook stonk.

‘Ik hoor dat u Mandarijn spreekt. Spreekt u ook Kantonees?’ vroeg ze.

‘Kunt u het verschil horen?’

‘Ik heb in San Francisco gewoond en gewerkt en had daar een aantal Chinese collega’s.’

‘Ik wou dat ik Kantonees sprak, maar ik versta er helaas geen woord van,’ zei hij toen ze de trap opliepen. ‘En ik ben bang dat ik hier met Mandarijn niet ver kom. De oudjes spreken over het algemeen Kantonees of het Toisaanse dialect. De helft van de tijd heb ik zelf een tolk nodig.’

‘U bent dus niet in Boston geboren en getogen.’

‘Nee, in New York. Mijn ouders zijn vanuit de provincie Fujian naar Amerika gekomen.’

Ze waren intussen bij de deur van het dak aangekomen en stapten naar buiten, waar ze verblind werden door de laagstaande zon. Maura kneep haar ogen tot spleetjes en keek om zich heen. Agenten van de technische recherche waren bezig het dak uit te kammen. Ze hoorde iemand roepen: ‘Hier ligt nog een patroonhuls.’

‘Hoeveel zijn dat er nu in totaal? Vijf?’

‘Ja.’

‘Markeren en meenemen.’

Plotseling viel er een stilte. Maura besefte dat ze hadden gemerkt dat ze er was en dat ze allemaal naar haar keken. Naar de verraadster.

‘Hé, Doc.’ Jane kwam naar haar toe. De wind deed haar donkere haar opwaaien. ‘Ik zie dat Tam je heeft gevonden.’

‘Wat hoor ik over patroonhulzen?’ vroeg Maura. ‘Toen je me belde, zei je dat het om een amputatie ging.’

‘Dat is ook zo. Maar er lag in de steeg ook een Heckler & Koch. En nu is gebleken dat iemand hier een flink aantal kogels heeft afgevuurd. Zeker vijf.’

‘Is er melding gemaakt van schoten? Hebben we een tijdstip?’

‘Nee, want er zat een geluiddemper op het pistool. Niemand heeft iets gehoord.’ Jane draaide zich om. ‘Het slachtoffer ligt daar.’

Maura trok schoenbeschermers aan en liep met Jane mee naar het afgedekte lijk dat bij de rand van het dak lag. Ze bukte zich, tilde het vel plastic op en staarde naar het lijk alsof ze niet in staat was een woord uit te brengen.

‘Ja, wij zijn er ook danig van geschrokken,’ zei Jane.

Het was een blanke vrouw van begin dertig, slank en atletisch, volledig in het zwart gekleed in een legging en een sweatshirt met een capuchon. Het lichaam bevond zich in rigor mortis. Ze lag op haar rug met haar gezicht naar boven, alsof ze hier was gaan liggen om naar de sterren te kijken. Ze had prachtig kastanjebruin haar dat in haar nek tot een eenvoudige staart was gebonden. Haar smetteloze huid was bleek en ze had de hoge jukbeenderen van een fotomodel, een beetje Slavisch. Maar Maura had alleen maar oog voor de wond, een snee zo diep dat niet alleen huid, spieren en kraakbeen uiteen waren geweken, maar dat zelfs de holte van de luchtpijp zichtbaar was en de parelvormige nekwervels blootlagen. De slagaderlijke bloeding was zo hevig geweest dat de cirkel van bloed een onthutsend grote radius had. Zelfs op de lakens aan de waslijn verderop zaten bloedspatten.

‘Zoals gezegd is de afgehakte hand beneden in de steeg terechtgekomen,’ zei Jane. ‘Evenals de Heckler & Koch. Ik denk dat we haar vingerafdrukken op de kolf van het wapen zullen aantreffen. En kruitsporen op haar hand.’

Maura maakte met enige moeite haar blik los van de hals en keek nu naar de rechterpols, waar de hand kaarsrecht van af was gehakt. Ze probeerde zich voor te stellen wat voor soort wapen zo efficiënt dwars door kraakbeen en bot had kunnen gaan. Het moest een ongelooflijk scherp wapen zijn, dat door de dader zonder aarzelen was gehanteerd. Ze zag in haar verbeelding de flits van het metaal, de hand die neerviel en weg stuiterde over de rand van het dak. Ze zag hoe datzelfde vlijmscherpe staal vervolgens de ranke hals doorkliefde.

Met een huivering kwam ze weer overeind. Ze keek over de rand van het dak naar de agenten die aan het einde van Knapp Street stonden om het publiek op een afstand te houden. De menigte leek tweemaal zo groot als daarnet, hoewel het nog vroeg was. Nieuwsgierige aagjes kenden geen medelijden en hadden een neus voor vers bloed.

‘Weet je zeker dat je hier wilt zijn, Maura?’ vroeg Jane op gedempte toon.

Maura keek haar aan. ‘Ja, waarom niet?’

‘Ik vraag me af of je niet beter nog even had kunnen wachten voordat je weer in de roulatie ging. Ik weet wat een moeilijke week je achter de rug hebt vanwege de rechtszaak.’ Jane zweeg even en zei toen: ‘Het ziet er voor Graff niet goed uit.’

‘En waarom zou het? Hij heeft een man gedood.’

‘Een man die een agent had vermoord. Een goede agent die een vrouw en kinderen had. Als ik heel eerlijk moet zijn, denk ik dat ik net zo gereageerd zou hebben.’

‘Jane, ga me alsjeblieft niet vertellen dat je achter Graff staat.’

‘Ik heb met hem gewerkt. Een betere man kun je niet naast je wensen als je je in een gevaarlijke situatie bevindt. En je weet hoe het agenten in de gevangenis vergaat.’

‘Ik vind niet dat ik verplicht ben me te rechtvaardigen. Ik krijg al genoeg haatmail. Loop alsjeblieft niet met de meute mee.’

‘Ik zeg alleen maar dat het een gevoelige situatie is. We hebben allemaal veel respect voor Graff en kunnen zo goed begrijpen waarom hij die avond zijn zelfbeheersing heeft verloren. Door zijn toedoen is een agentenmoordenaar overleden. Misschien is dat op zich gerechtigheid.’

‘Het is niet mijn taak over gerechtigheid te oordelen. Ik houd me alleen bezig met feiten.’

Jane’s lach klonk iets te scherp. ‘Ja, ik weet het. Bij jou gaat het altijd uitsluitend om feiten.’

Maura draaide zich om en keek naar de agenten van de technische recherche die nog bezig waren het dak uit te kammen. Zet het van je af en concentreer je op je werk. Je bent hier als spreekbuis voor deze dode vrouw en voor niemand anders. ‘Wat deed die vrouw op het dak?’ vroeg ze.

Jane keek naar het lijk. ‘Ik heb geen idee.’

‘Weten we hoe ze op het dak is gekomen?’

‘Dat kan via een brandtrap of een trappenhuis zijn geweest. Als je eenmaal op een van de daken staat, kun je alle daken van dit huizenblok bereiken, van Harrison Avenue tot Knapp Street. Ze kan een van de gebouwen zijn binnengegaan. In principe kan ze zelfs vanuit een helikopter zijn neergelaten. Geen van de mensen met wie we hebben gesproken, kan zich herinneren haar gisteravond gezien te hebben. We weten alleen dat het gisteravond is gebeurd. Toen we haar vonden, had de rigor mortis net ingezet.’

Maura tilde het plastic weer op en keek fronsend naar de kleding van het slachtoffer. ‘Eigenaardig dat ze helemaal in het zwart is gekleed.’

‘Met zwart zit je nooit fout, zeggen ze.’

‘Identiteitsbewijs?’

‘Hebben we niet gevonden. Ze had driehonderd dollar en de sleutels van een Honda in haar zak. Verder niets. Er wordt naar de auto gezocht.’ Jane schudde haar hoofd. ‘Jammer dat het geen Yugo is. Nu zoeken we naar de spreekwoordelijke naald in een hooiberg van Honda’s.’

Maura liet het vel plastic los. De gapende wond verdween weer uit het zicht. ‘Waar is de hand?’

‘Die zit al in een zakje.’

‘Weet je zeker dat hij bij dit lichaam hoort?’

Jane stootte een onthutste lach uit. ‘Hoe groot is de kans dat dat niet zo is?’

‘Ik ga nooit ergens klakkeloos van uit. Dat weet je.’ Ze draaide zich om.

‘Maura?’

Ze draaide zich weer om naar Jane. Ze stonden tegenover elkaar in de verblindende zonneschijn, wat hun het gevoel gaf dat het hele politiekorps van Boston hen kon zien en horen.

‘Nog even over de rechtszaak. Ik begrijp waarom je het hebt gedaan,’ zei Jane. ‘Dat weet je.’

‘Maar je bent het er niet mee eens.’

‘Nee, maar ik begrijp het wel. En ik hoop dat jij begrijpt dat het mannen als Graff zijn die dagelijks de echte wereld tegemoet treden. Zij zijn de frontsoldaten. Gerechtigheid is soms een subjectief begrip, geen wetenschappelijk experiment. Soms is het een rommeltje en soms maken feiten dat nog erger.’

‘Had ik dan moeten liegen?’

‘Ik verzoek je alleen maar niet te vergeten wie de ware misdadigers zijn.’

‘Dat staat niet in mijn taakomschrijving,’ zei Maura. Ze verliet het dak en trok zich terug in het trappenhuis, blij dat ze aan het felle licht van de zon en de ogen van de agenten kon ontsnappen. Maar toen ze op de begane grond was aangekomen, stond rechercheur Tam op haar te wachten.

‘Bloederige toestand daarboven?’ zei hij.

‘Nogal.’

‘Wanneer gaat u de sectie doen?’

‘Morgenochtend.’

‘Mag ik komen kijken?’

‘Van mij wel. Als u ertegen kunt.’

‘Ik heb een paar autopsies bijgewoond toen ik op de politieacademie zat. Ik ben nog nooit van mijn stokje gegaan.’

Ze bekeek hem zwijgend. Zag humorloze donkere ogen en een knap, mager gezicht, maar geen vijandigheid. Op een ochtend dat het hele Boston PD zich tegen haar had gekeerd, was rechercheur Johnny Tam de enige die geen oordeel over haar leek te vellen.

‘We beginnen om acht uur,’ zei ze. ‘Tot dan.’