18

Vanuit haar geparkeerde auto zag Maura drie agenten bij de barrière van politielint staan. Ze wierpen een blik in haar richting. Maura wist dat ze naar alle waarschijnlijkheid haar zwarte Lexus herkend hadden en dus wisten dat de patholoog van de Forensische Dienst was gearriveerd, maar toen ze uitstapte en naar hen toe liep, keerden ze haar de rug toe en bleven rustig met elkaar staan praten. Pas toen ze hen aansprak, draaiden ze zich weer om.

‘Is rechercheur Rizzoli aanwezig?’ vroeg ze.

‘Ik zou het niet weten, mevrouw,’ antwoordde een van hen. ‘Dat moet u binnen maar vragen.’

Was hij met opzet zo weinig behulpzaam? Ze kon het op zijn uitgestreken gezicht niet aflezen. Toen ze onder het lint door dook en naar de voordeur liep, hoorde ze hen lachen. Ze vroeg zich af of dat ten koste van haar was. Ze vroeg zich ook af of dit haar voortaan bij elke plaats delict te wachten stond. De blikken, de fluisteringen, de amper verholen vijandigheid. Ze bleef bij de voordeur staan om plastic schoenbeschermers aan te trekken, er goed voor oppassend haar evenwicht niet te verliezen om die lui niet nog meer redenen te geven om ten koste van haar te ginnegappen. Toen ze zich oprichtte, ging de voordeur open en stond rechercheur Tam voor haar.

‘Dokter Isles. Het spijt me dat we u op dit late uur moesten laten komen.’

‘Bevinden beide slachtoffers zich in het huis?’

‘De ene is in de keuken. De andere in een steeg verderop.’

‘Hoe komt het dat nummer twee zo ver verwijderd is van nummer een?’

‘Hij probeerde aan Rizzoli te ontkomen, maar zij is iemand die zich niet makkelijk laat afschudden.’

Hij liep met haar door de gang. De schoenbeschermers maakten schuifgeluidjes op de vloer. Toen ze de keuken binnenging, zag ze tot haar verbazing het hoofd van de afdeling Moordzaken bij Barry Frost staan. Het gebeurde niet vaak dat inspecteur Marquette naar een plaats delict kwam. Zijn aanwezigheid maakte haar duidelijk dat er met deze moord iets bijzonders was.

Het slachtoffer lag op zijn zij op de tegelvloer, met zijn gezicht in een plas half gestold bloed. Het was een corpulente blanke man van in de zeventig, gekleed in een lichtbruine broek, een poloshirt en donkere sokken. Eén voet was nog in een pantoffel gestoken. De kogelwond in zijn linkerslaap liet weinig twijfel over de doodsoorzaak. Maura liep niet meteen door naar het lijk, maar zocht eerst met haar ogen de vloer af, op zoek naar het wapen. Ze zag in de buurt van het lijk geen vuurwapen. Geen zelfmoord.

‘Hij was een oud-politieman,’ zei Jane zachtjes.

Maura had haar niet horen aankomen. Ze draaide zich om en keek onthutst naar Jane’s bloes, die onder de bloedspatten zat. In plaats van het donkere broekpak dat haar vaste outfit was, droeg Jane een slobberige trainingsbroek, duidelijk reservekleding voor noodgevallen.

‘Mijn hemel, Jane.’

‘Het is er hier nogal ruig aan toegegaan.’

‘Maar je bent ongedeerd?’

Jane knikte en keek naar de dode man. ‘Wat ik van hem niet kan zeggen.’

‘Wie is hij?’

Inspecteur Marquette gaf het antwoord. ‘Rechercheur Lou Ingersoll. Hij zat bij Moordzaken en is zestien jaar geleden met pensioen gegaan. Hij was een van ons, dokter Isles. We moeten ons voor hem tot het uiterste inspannen.’

Impliceerde hij daarmee dat ze misschien niet van plan was geweest zich voor dit slachtoffer tot het uiterste in te spannen? Dat een forensisch patholoog die één keer de dunne, blauwe lijn had overschreden, ook deze politieman zou afvallen? Met gloeiende wangen hurkte ze naast het lijk. Toen pas schoot haar te binnen waar ze de naam van kende. Lou Ingersoll.

Ze keek op naar Tam. ‘Dit is de rechercheur die indertijd het bloedbad in de Red Phoenix heeft behandeld.’

‘Dat weet jij dus?’ vroeg Jane.

‘Rechercheur Tam en ik hebben het erover gehad toen hij me de autopsierapporten kwam brengen.’

Jane keek Tam aan: ‘Ik wist niet dat je het met haar had besproken.’

Tam haalde zijn schouders op. ‘Ik was benieuwd naar dokter Isles’ mening over die zaak. Of er misschien negentien jaar geleden iets over het hoofd is gezien.’

‘Rechercheur Rizzoli.’ Een van de agenten van de technische recherche stond in de deuropening van de keuken met een koptelefoon om zijn nek. ‘We hebben de zitkamer met een radiogolfscanner onderzocht en u hebt gelijk. Zijn huistelefoon geeft een signaal af.’

‘Een signaal?’ vroeg Marquette aan Jane.

‘Ingersoll zei dat zijn telefoon werd afgeluisterd,’ zei Jane. ‘Eerlijk gezegd verbaast het me een beetje dat we inderdaad iets hebben gevonden.’

‘Waarom zou iemand zijn telefoon afluisteren?’

‘Niet om de gebruikelijke redenen. Hij was al achttien jaar weduwnaar, dus ligt hij niet overhoop met een ex. Hij heeft één dochter, maar die heeft geen idee wat er aan de hand is.’ Jane keek naar de dode man. ‘Het begint een erg vreemde zaak te worden. Hij zei dat mensen in een busje zijn huis in de gaten hielden en dat er was ingebroken toen hij met vakantie was. Ik dacht dat hij zich dingen verbeeldde.’

‘Blijkbaar niet.’ Marquette keek naar de technicus. ‘Hebben jullie zijn mobiele telefoon al onderzocht?’

‘Het geeft geen afluistersignaal af, maar de batterij is leeg. Zodra we hem hebben opgeladen, zullen we de belgegevens bekijken.’

‘Bekijk ook de belgegevens van zijn huistelefoon. We moeten weten met wie hij de afgelopen weken heeft gesproken.’

Maura stond op. ‘Ik heb begrepen dat er nog een tweede slachtoffer is.’

‘De dader,’ zei Jane. ‘Of liever gezegd, de man van wie we aannemen dat hij de dader is. Ik heb hem een eind achtervolgd.’

‘En heb jij hem uitgeschakeld?’

‘Nee.’

‘Wie dan?’

Jane haalde diep adem, alsof ze moed moest verzamelen voor wat er nu ging komen. ‘Het is niet eenvoudig uit te leggen. Ik zal het je laten zien.’

Buiten had zich een menigte verzameld, aangetrokken door de massale aanwezigheid van de politie. Jane baande zich een weg tussen de nieuwsgierigen door en sloeg met Maura een stille zijstraat in. Hoewel ze zoals altijd flink de pas erin zette, was de bravoure uit haar houding verdwenen. Ze liep met afgezakte schouders, alsof ze erg door de gebeurtenissen was aangeslagen. Alsof ze deze nacht haar zelfvertrouwen was kwijtgeraakt.

‘Gaat het een beetje?’ vroeg Maura.

‘Afgezien van het feit dat mijn beste broekpak naar de filistijnen is? Ja, hoor.’

‘Je ziet er anders niet best uit. Vertel me wat er is, Jane.’

Jane vertraagde haar tempo en stopte toen. Ze staarde naar de stoep alsof ze Maura niet durfde aankijken, bang dat die zou zien hoe kwetsbaar ze zich voelde. ‘Ik had hier niet moeten staan,’ zei ze zachtjes. ‘Ik had dood moeten zijn, net als Ingersoll. Ik had met een kogel in mijn hoofd in de steeg moeten liggen.’ Ze keek naar haar handen alsof die van iemand anders waren. ‘Moet je zien. Ik sta te trillen als een juffershondje.’

‘Je zei dat je de dader had achtervolgd.’

‘Ja, maar ik was overmoedig. Hij schoot een donkere steeg in en ik ben achter hem aan gegaan. Hij heeft me neergeschoten.’ Ze sloeg haar armen strak over elkaar, alsof ze het koud had. ‘Mijn verjaardagscadeau heeft me gered. Weet je nog dat Gabriel me een kogelvrij vest had gegeven? Weet je nog hoe we daarom gelachen hebben? Zo romantisch. De droom van iedere vrouw. Toen ik het nooit aandeed, werd hij zo kwaad dat ik het uiteindelijk vanochtend heb aangetrokken, om de lieve vrede te bewaren. Vanaf nu krijg ik natuurlijk elke dag te horen dat hij gelijk had.’

‘Weet hij al wat er is gebeurd?’

‘Nee, ik heb hem nog niet gebeld.’ Jane haalde een mouw over haar gezicht. ‘Daar heb ik nog geen tijd voor gehad.’

‘Ik vind dat jij naar huis moet gaan. Nu meteen.’

‘Midden in het onderzoek?’

‘Jane, je kunt amper op je benen staan. Je team kan dit verder afwerken.’

‘Juist nu Marquette erbij is? Moet die denken dat ik zoiets onbenulligs als een kogel in mijn rug niet aankan? Vergeet het maar.’ Jane draaide zich om en liep weer door, alsof ze het karwei zo snel mogelijk wilde afmaken. Om te bewijzen dat ze ertoe in staat was.

Ach Jane, dacht Maura, je hebt al honderd keer bewezen wat je waard bent, maar het zal voor jou nooit genoeg zijn. Je zult voor je eigen gevoel altijd het groentje blijven dat moet knokken om erkend te worden. Dat geen zwakte wil tonen.

Ze kwamen bij een tweede barrière van politielint. Er stond een politieagent bij die de ingang van een steeg bewaakte. Ook door hem werd Maura met kille onverschilligheid behandeld. Toen ze nieuwe schoenbeschermers aantrok en onder het lint door dook, voelde ze zijn blik op haar gericht. Het was een opluchting toen ze kon doorlopen, achter Jane aan de donkere steeg in, waar ze zijn blik niet meer voelde.

‘En dan hebben we hier vrijgezel nummer twee,’ kondigde Jane aan. Ze richtte haar zaklantaarn naar beneden. Vanwege de geforceerd vrolijke aankondiging was Maura niet voorbereid op de horror die ze te zien kreeg.

Het hoofd was volledig van het lichaam gescheiden en lag, nog met een donkere wollen muts op, een paar meter bij het lichaam vandaan. Het was een blanke man van een jaar of veertig. Het lichaam, dat volledig in het zwart gekleed was, lag op de buik, alsof het de schoolslag zwom in een zee van bloed. Een van de handen zat verstijfd om een pistool geklemd. Maura bewoog haar zaklantaarn heen en weer en zag bloeddruppels op de muren en poelen half gestold bloed, als plasjes zwart sap, op de grond.

‘Dit is de klootzak die mijn favoriete broekpak heeft verpest,’ zei Jane.

Maura keek fronsend naar het onthoofde lichaam en naar het wapen in de hand van de man. ‘Jij zat dus achter deze man aan?’

‘Ja, vanaf Ingersolls achtertuin. Hij heeft één kogel kunnen lossen, die me in mijn rug heeft geraakt. Het doet nog steeds pijn, tussen haakjes.’

‘Hoe komt het dan dat hij uiteindelijk…’

‘Er is een derde partij aan te pas gekomen. Als je vragen hebt over hoe hij aan zijn eind is gekomen, moet je bij mij zijn, want ik was erbij. Ik lag hier op de grond en deze kerel richtte zijn pistool op mijn hoofd. Ik dacht dat mijn laatste uur had geslagen. Ik dacht…’ Ze slikte. ‘Toen hoorde ik een geluid, een zoevend geluid. En meteen viel hij boven op me neer.’ Jane staarde naar het lijk en voegde er zachtjes aan toe: ‘En ik leef nog.’

‘Heb je gezien wie dit heeft gedaan?’

‘Ik heb alleen een schaduw gezien. En zilver haar.’

‘Meer niet?’

Jane aarzelde. ‘Een zwaard. Ik geloof dat hij een zwaard had.’

Maura keek naar het lijk en voelde een windvlaag door de steeg trekken. Ze vroeg zich af of de fatale houw had geklonken als zo’n windvlaag. Ze dacht aan de geamputeerde hand van Jane Doe, aan de botjes en pezen die kaarsrecht waren doorkliefd. Ze bekeek het wapen in de hand van de dode man wat nader. ‘Er zit een geluiddemper op dat pistool.’

‘Ja. De man is van top tot teen in het zwart gekleed en heeft het wapen van een huurmoordenaar. Net als Jane Doe, de vrouw op het dak.’

‘Dit is niet zomaar een inbreker.’ Maura keek op. ‘Waarom werd Ingersolls telefoon afgeluisterd?’

‘Hij heeft geen kans gekregen om me dat te vertellen, maar het was duidelijk dat hij zich zorgen maakte en erover wilde praten. Hij zei iets over meisjes. “Wat er met die meisjes is gebeurd,” zei hij.’

‘Welke meisjes?’

‘Ik denk dat het iets te maken heeft met de Red Phoenix. Wist jij dat twee van de slachtoffers dochters hadden die spoorloos zijn verdwenen?’

Maura hoorde stemmen en dichtslaande portieren. Ze keek naar het einde van de steeg en zag de naderende zaklantaarns van een team van de technische recherche. ‘Nu ga ik de dossiers die Tam me heeft gebracht zéker lezen.’

‘Waarom heeft hij dat eigenlijk gedaan? Ik had geen idee dat hij jou daarmee had opgezadeld.’

‘Hij wil een objectieve mening. Volgens mij gelooft hij niet dat de kok zelfmoord heeft gepleegd.’

‘En wat denk jij?’

‘Ik heb nog geen tijd gehad om ernaar te kijken. Ik heb Rat deze week te logeren.’ Ze draaide zich half om alsof ze wilde gaan. ‘Ik zal de autopsies morgenochtend meteen doen. Wil je erbij zijn?’

‘Ga je ze allebei doen?’

Maura vond dat een vreemde vraag. ‘Waarom niet?’

‘Ingersoll was een politieman. Misschien is het op het moment niet zo’n goed idee. Vanwege Graff en zo.’

Maura hoorde hoe benepen Jane het zei en wist wat daarvoor de reden was. ‘Mag ik nu geen secties meer verrichten op politieagenten?’

‘Dat zeg ik niet.’

‘Dat hoef je ook niet te zeggen. Ik weet wat er achter mijn rug wordt gezegd. Elke keer dat er een agent naar me kijkt, of juist weigert naar me te kijken, ben ik me daarvan bewust. Voor hen ben ik de vijand.’

‘Dat waait wel over, Maura. Maar zulke dingen kosten tijd.’

Tot ik weer tegen een politieman moet getuigen. ‘Ik wil niet de indruk wekken dat ik niet objectief ben,’ zei Maura. ‘Dus zal ik vragen of dokter Bristol de autopsie op Ingersoll kan verrichten.’ Ze dook onder het lint door en liep weg, langs de mensen van de technische recherche. Ze voelde de spanning in haar lichaam pas zakken toen ze de steeg een hele straat achter zich had gelaten. Dat waait wel over, Maura had Jane gezegd, maar was dat zo? Agenten hadden een olifantengeheugen. Ze onthielden details van zaken die jaren oud waren, ze konden eeuwig een wrok koesteren, ze vergaten nooit wie er vóór en wie er tegen hen was geweest. En ik zal altijd in de tweede categorie blijven, dacht ze. Over twintig jaar zullen ze zich nog steeds herinneren dat door mijn toedoen een van hun collega’s in de gevangenis terecht is gekomen.

Tegen de tijd dat ze terug was bij het huis van Ingersoll, waren er nog meer politiewagens bijgekomen. Ze bleef staan, verblind door de zwaailichten en de kermisachtige sfeer van verwarrende drukte. Opeens klonken de huilende kreten van een vrouw boven het zachte geknetter van de mobilofoons uit.

‘Ik wil hem zien! Hij is mijn vader!’

‘U mag nu niet naar binnen, mevrouw,’ zei de agent die haar tegenhield. ‘Er komt zo dadelijk iemand bij u.’

‘Maar hij is mijn vader! Ik wil weten wat er met hem is gebeurd! Daar heb ik recht op!’

‘Pastoor Brophy,’ riep de agent. ‘Kunt u deze dame misschien bijstaan?’

Een lange man met een priesterboord liep kalm door de menigte naar voren. Hij was officieel met het Boston PD verbonden om bijstand te verlenen in tragische gevallen zoals dit, dus verbaasde het Maura niet hem hier te zien, maar ze was niettemin overdonderd door zijn aanblik. Ze keek verlangend naar hem toen hij de dochter van Ingersoll bij het politielint vandaan troonde. Was hij afgevallen? Had hij wallen onder zijn ogen? Zat er meer grijs in zijn haar? Mis je mij net zo erg als ik jou?

Hij leidde de huilende vrouw naar een patrouillewagen. Opeens zag hij Maura. Ze keken elkaar aan. Een ogenblik verdween de rest van de wereld en zag ze alleen Daniel. Ze voelde het bonzen van haar hart, snel en angstig, als de vleugels van een stervende vogel.

Ze staarde hem na toen hij wegliep, met het hoofd van de huilende vrouw tegen zijn borst gedrukt.