6

Maura sliep die nacht erg slecht. Nadat ze veel te zwaar had getafeld, lasagne met drie glazen wijn, was ze uitgeput naar bed gegaan. Een paar uur later was ze wakker geworden, zich pijnlijk bewust van de lege plek naast haar. Toen ze haar hand uitstak naar de koude lakens, vroeg ze zich af, zoals ze de afgelopen vier maanden talloze malen had gedaan, of Daniel Brophy ook wakker lag en ook zo eenzaam was. En of hij net zo graag als zij de telefoon wilde pakken om de stilte tussen hen te verbreken. Maar misschien dat hij rustig sliep, zonder spijt, blij dat ze eindelijk een punt achter hun relatie hadden gezet. Ze was weer vrij om te doen en laten wat ze wilde, maar de prijs van die vrijheid was een leeg bed, slapeloze nachten en de knellende vraag: Ben ik zonder hem beter af of niet?

De volgende ochtend was ze nog helemaal duf toen ze op kantoor arriveerde, en een beetje misselijk van de vele kopjes koffie die ze had gedronken om wakker te worden. In de voorkamer van de autopsiezaal, waar ze een mondmasker voorbond, een papieren mutsje opzette en schoenbeschermers aandeed, zag ze door het grote raam dat Jane al bij de autopsietafel op haar stond te wachten. Ze waren gisteren niet op een erg prettige manier uit elkaar gegaan en Maura was nog gepikeerd om de sarcastische opmerking van Jane: Bij jou gaat het altijd uitsluitend om feiten. Ja, ze vond feiten belangrijk. Feiten waren vaststaande gegevens die je niet onder de tafel mocht vegen, ook niet als een vriendschap erdoor in het gedrang dreigde te komen. De rechtszaak had een wig tussen haar en Jane gedreven en haar opnieuw duidelijk gemaakt hoe onwaarschijnlijk hun vriendschap eigenlijk was. Toen ze haar schort ombond, zag ze niet op tegen de sectie, maar tegen een confrontatie met Jane.

Ze haalde diep adem en duwde de deur open.

Haar assistent, Yoshima, had de lijkenzak al op de tafel gelegd. Op een blad ernaast lag de afgehakte hand, bedekt met een doek. Omdat Yoshima getuige was van elk woord dat ze met elkaar zouden wisselen, knikte Maura alleen kort naar Jane en vroeg: ‘Komt Frost niet?’

‘Hij slaat deze keer over, maar Johnny Tam komt wel. Ik geloof dat die nauwelijks kan wachten om jou te zien snijden.’

‘Rechercheur Tam lijkt zichzelf erg graag te willen bewijzen.’

‘Ik geloof dat hij hoopt op een vaste aanstelling bij Moordzaken. Voor zover ik het tot nu toe heb kunnen beoordelen, heeft hij het misschien ook wel in zich.’ Ze keek op. ‘En als je het over de duivel hebt…’

Maura keek om naar het raam en zag dat Tam was gearriveerd en een schort aantrok. Even later kwam hij binnen, met zijn gitzwarte haar verborgen onder een papieren mutsje. Hij liep regelrecht naar de tafel, zijn blik koeltjes gericht op het nog afgedekte lijk.

‘Voordat we beginnen, Tam,’ zei Jane, ‘wil ik je erop wijzen dat dáár de gootsteen is waarin je mag kotsen.’

Hij haalde zijn schouders op. ‘Die heb ik niet nodig.’

‘Dat zeg je nu.’

‘Laten we met het makkelijkste onderdeel beginnen,’ zei Maura. Ze nam de doek weg van de afgehakte hand, die eruitzag alsof hij van plastic was. Geen wonder dat de mensen van de Ghost Tour hem hadden aangezien voor een nephand met nepbloed. Hij was al uitwendig onderzocht en er waren kruitsporen op aangetroffen. Op de kolf van de Heckler & Koch zaten vingerafdrukken van de hand, wat bevestigde dat het slachtoffer de vijf kogels had afgevuurd waarvan de patroonhulzen op het dak waren achtergebleven. Maura zwenkte het vergrootglas boven de hand en bekeek het doorkliefde polsgewricht.

‘De snee zit precies tussen het spaakbeen en het halvemaansbeentje,’ zei ze, ‘maar ik zie evengoed een groot stuk van het driehoeksbeen.’

‘Wat wil dat zeggen?’ vroeg Jane.

‘Dat het wapen dwars door een handwortelbeentje is gegaan. En de handwortelbeentjes zijn erg hard.’

‘Dus moet het een erg scherp wapen zijn.’

‘Zo scherp dat je er met één houw een hand mee kunt afhakken.’ Maura keek op. ‘Want ik zie geen sporen van een tweede slag.’

‘Wat ik graag wil weten, is of deze hand bij dit lijk hoort.’

Maura draaide zich naar de tafel en trok de rits van de lijkenzak open. Toen het plastic uiteenweek roken ze de onaangename geur van gekoeld vlees en geronnen bloed. De dode vrouw was nog volledig gekleed en haar hoofd lag achterover gebogen, waardoor de gapende wond in haar hals meteen in het oog sprong. Terwijl Yoshima foto’s nam, werd Maura’s blik getrokken naar het kastanjebruine haar van de vrouw, dat gedeeltelijk bedekt was met gestold bloed. Wat een mooi haar, dacht ze, en wat een mooie vrouw. Een vrouw die gewapend was geweest en op dat dak op iemand had geschoten.

‘Dokter Isles, er zitten haar- en vezelsporen op de kleding,’ zei Yoshima. Hij boog zich over het zwarte sweatshirt en bestudeerde een lichtgekleurde haar op de mouw.

Maura greep de haar met een pincet en hield hem onder de lamp. Hij was ongeveer vijf centimeter lang, zilvergrijs en licht gebogen. Ze keek naar het lijk. ‘Duidelijk geen haar van deze vrouw.’

‘Kijk, nog een,’ zei Jane. Ze wees naar een haar op de zwarte legging van het slachtoffer.

‘Ze kunnen van een dier zijn,’ zei Yoshima. ‘Een golden retriever bijvoorbeeld.’

‘Of ze is vermoord door een ouwe vent.’

Maura deed de haren in twee aparte papieren zakjes en legde die weg. ‘Laten we haar ontkleden.’

Ze verwijderden eerst het enige sieraad dat de vrouw droeg, een zwart horloge van het merk Swiss Hanowa. Daarna de schoenen, zwarte Reeboks, gevolgd door het sweatshirt, een T-shirt met lange mouwen, de legging, een katoenen slipje en een sportbeha. Wat ze te zien kregen, was een afgetraind lichaam, slank en gespierd. Maura had een docent Pathologie ooit horen zeggen dat hij in alle jaren dat hij secties had verricht, nooit een aantrekkelijk lijk onder handen had gehad. Deze vrouw bewees dat er uitzonderingen op die regel bestaan. Ondanks de gapende wond, de lijkvlekken op haar rug en billen en de glazige blik in de ogen, was dit nog steeds een verbluf-fend mooie vrouw.

Nu het lijk volledig was ontkleed, verlieten Maura en de twee rechercheurs de zaal zodat Yoshima röntgenfoto’s kon maken. Vanuit de voorkamer zagen ze hem een loden voorschoot omdoen en de platen in positie brengen.

‘Een vrouw als zij zal door iemand gemist worden,’ zei Maura.

‘Zeg je dat omdat ze mooi is?’ vroeg Jane.

‘Nee, ik zeg dat omdat ze er bijzonder fit uitziet, een perfect gebit heeft en die legging een Donna Karan is.’

‘Mag een eenvoudige jongen daar een vraag over stellen?’ vroeg Tam. ‘Wil dat zeggen dat het een dure legging is?’

Jane zei: ‘Ik wil wedden dat dokter Isles je precies kan vertellen hoeveel leggings van Donna Karan kosten.’

‘Ik wil hier alleen maar mee zeggen,’ zei Maura, ‘dat ze geen arme sloeber is. Ze had een flinke som geld in haar zak en was gewapend met een Heckler & Koch, wat naar jullie opmerkingen te oordelen geen alledaags pistool is.’

‘Maar ze had geen identiteitsbewijs bij zich,’ zei Tam.

‘Dat kan gestolen zijn.’

‘De dief zou wel haar identiteitsbewijs maar niet de driehonderd dollar hebben meegenomen?’ Tam schudde zijn hoofd. ‘Dat lijkt me sterk.’

Maura zag dat Yoshima hen wenkte. ‘We kunnen weer naar binnen,’ zei ze en ze duwde de deur van de autopsiezaal open.

Ze bekeek allereerst de doorgesneden hals. Net zoals bij de hand, leek ook deze wond met één slag en zonder enige aarzeling te zijn toegebracht. Maura stak een meetlat in de wond en zei: ‘De wond is bijna acht centimeter diep. De luchtpijp is volledig doorgesneden en het wapen is doorgedrongen tot de halswervels.’ Ze bracht de meetlat in een andere positie. ‘De breedte van de wond is groter dan de diepte, ongeveer twaalf centimeter. De verwonding is veroorzaakt door een slagwapen, geen steekwapen.’ Ze bestudeerde de hals aandachtig. ‘De randen zijn opvallend glad. Er zijn geen sporen die erop wijzen dat er in het vlees is gesneden, noch tekenen van een tweede slag. Ook geen bloeduitstortingen. Het moet zo snel zijn gegaan dat het slachtoffer geen gelegenheid heeft gekregen zich te verweren.’ Ze schoof haar hand onder het hoofd en tilde het naar voren. ‘Kan een van jullie het hoofd even voor me vasthouden? Ik wil de wondranden naar elkaar brengen.’

Tam liep zonder aarzelen om de tafel en legde zijn handen onder het hoofd. Je kunt een menselijk lijk nog wel beschouwen als een geheel van huid, botten en weefsel, maar het gezicht van een dode laat meer zien dan de meeste politiemensen lief is. Johnny Tam schrok er echter niet voor terug. Hij keek onvervaard in de dode ogen van de vrouw, alsof hij hoopte daarin antwoorden te vinden op zijn vele vragen.

‘Ja, zo is het goed,’ zei Maura, terwijl ze het vergrootglas boven de wond hield. ‘Ik zie geen kartelsporen. Moeilijk te zeggen wat voor soort lemmet…’ Ze zweeg abrupt.

‘Wat is er?’ vroeg Jane.

‘De hoek waaronder de wond is toegebracht. Die is anders dan normaal.’

‘Voor zover je van normaal kunt spreken.’

‘Denk je even in wat je moet doen om iemand de keel door te snijden,’ zei Maura. ‘Om zo diep te kunnen snijden als in dit geval, helemaal tot aan de halswervels, moet je het slachtoffer van achteren benaderen. Je grijpt het haar vast, trekt het hoofd naar achteren en snijdt de keel door van oor tot oor.’

‘Zo wordt het militairen geleerd,’ zei Tam.

‘Als je achter je slachtoffer staat, kun je hem niet alleen goed in bedwang houden, maar ook de hals volledig blootleggen. Het resultaat is meestal een snee met een flauwe buiging, wat goed te zien is als je de wondranden naar elkaar brengt. Bij deze vrouw loopt de wond een beetje schuin op, van rechts naar links. Deze wond is toegebracht toen het hoofd zich in een neutrale positie bevond, niet toen het naar achteren was gebogen.’

‘Misschien stond de moordenaar tegenover haar,’ zei Jane.

‘Waarom heeft ze zich dan niet verweerd? Er zijn geen bloeduitstortingen die wijzen op een gevecht. Waarom is ze domweg blijven staan toen iemand haar min of meer onthoofdde?’

Yoshima zei: ‘Ik heb de röntgenfoto’s opgehangen.’

Ze draaiden zich om naar de lichtbak waarop de botten wit gloeiden. Maura bekeek eerst de foto’s van de rechterarmstomp en de geamputeerde hand, waarbij ze in gedachten de helften van het doorkliefde driehoeksbotje vergeleek. Ze kwamen precies met elkaar overeen.

‘De hand hoort bij het lijk,’ zei ze.

‘Niet dat ik daaraan twijfelde,’ zei Jane.

Vervolgens bekeek Maura de röntgenfoto’s van de hals waarvan het zachte vlees zo kaarsrecht uiteen was geweken. Haar blik werd meteen naar een helder streepje in een van de halswervels getrokken. ‘Heb je een zijaanzicht van de halswervelkolom?’ vroeg ze.

Yoshima had dat verzoek blijkbaar al verwacht, want hij nam de foto’s van de hand en de pols meteen weg en hing er profielfoto’s van de nek voor in de plaats. ‘Het was mij ook opgevallen en ik had al zo’n idee dat u het onder een andere hoek zou willen zien.’

Maura bestudeerde het zijaanzicht van de vijfde halswervel. Het flinterdunne voorwerp was ook op deze foto zichtbaar.

‘Wat is het?’ vroeg Jane. Ze kwam wat dichterbij staan.

‘Het is iets van metaal en het is aan de voorzijde in de vijfde halswervel gedrongen.’ Ze keek naar de autopsietafel. ‘Ik vermoed dat een flinter van het lemmet is afgebroken en in de wervel is blijven steken toen de moordenaar haar keel doorsneed.’

‘Dan kunnen we laten onderzoeken om wat voor soort metaal het gaat en er misschien achterkomen waar en door wie het mes is gemaakt,’ zei Jane.

‘Ik denk niet dat het om een mes gaat,’ zei Maura.

‘Een bijl dan?’

‘Een bijl zou een wig hebben gemaakt en de druk ervan zou veranderingen in de weke delen hebben veroorzaakt. Daarvan is hier geen sprake. De snee is dun en recht. Hij is gemaakt door een vlijmscherp lemmet dat dermate lang is dat de hals met één haal bijna geheel kon worden doorgesneden.’

‘Een machete?’ vroeg Jane.

‘Of een zwaard.’

Jane keek naar Tam. ‘We moeten op zoek naar Zorro.’ Haar lach verstomde toen haar mobieltje ging. Ze trok haar handschoenen uit en plukte de telefoon uit het hulsje aan haar riem. ‘Rizzoli.’

‘Hebt u al eerder zwaardwonden gezien, dokter Isles?’ vroeg Tam, die nog naar de röntgenfoto’s stond te kijken.

‘Eén keer, in San Francisco. Een man had zijn vriendin in stukjes gehakt met een samoeraizwaard.’

‘Zou via een metaalanalyse bepaald kunnen worden of hier sprake is van een samoeraizwaard?’

‘Samoeraizwaarden worden tegenwoordig machinaal gemaakt, dus zouden we daar waarschijnlijk niet veel aan hebben, tenzij we het wapen in kwestie te pakken kregen. Maar je weet maar nooit of een dergelijk sporenbewijs niet net het ontbrekende puzzelstukje is waardoor de dader kan worden veroordeeld.’ Ze keek naar Tam. Zijn gezicht werd verlicht door de gloed van de lichtbak. Zelfs met het papieren mutsje op was zijn intense houding opvallend. Evenals zijn gebrek aan gevoel voor humor. ‘U stelt goede vragen,’ zei ze.

‘Ik wil zoveel mogelijk leren.’

‘Rizzoli is een pientere rechercheur. Als u in haar kielzog blijft zitten, komt u er wel.’

‘Tam,’ zei Jane, nadat ze had opgehangen. ‘Blijf jij maar hier. Ik moet gaan.’

‘Wat is er gebeurd?’

‘Dat was Frost. Ze hebben de auto van het slachtoffer gevonden.’

De vierde etage van de parkeergarage in Tyler Street was bijna helemaal leeg en de blauwe Honda Civic stond eenzaam in de uiterste hoek. Het was een slecht verlichte, nauwelijks zichtbare plek, een plek die je alleen koos als je onopgemerkt bij je auto wilde komen. De twee politieagenten die de auto hadden gevonden en een man van de garage waren de enige toeschouwers toen Jane en Frost de wagen inspecteerden.

‘Volgens het stempel op het parkeerkaartje dat op het dashboard ligt is de auto woensdagavond om kwart over acht de garage in gereden,’ zei Frost. ‘Ik heb de film uit de beveiligingscamera al bekeken. Daarop zie je de Honda inderdaad op dat tijdstip naar binnen rijden. Vijf minuten later loopt een vrouw de garage uit. Ze heeft haar capuchon over haar hoofd, dus is haar gezicht niet te zien, maar het lijkt de vrouw in kwestie te zijn. De auto heeft hier sindsdien de hele tijd gestaan.’

Terwijl Frost sprak, liep Jane langzaam om de Honda heen. Het was een drie jaar oud model zonder kenmerkende deuken of krassen. De banden zagen er goed uit. De kofferbak stond open ter inspectie.

‘De nummerborden zijn vijf dagen geleden in Springfield gestolen,’ zei Frost. ‘En de auto een week geleden, eveneens in Springfield.’

Jane keek fronsend in de kofferbak, waar afgezien van de reserveband helemaal niets in lag. ‘Jemig, deze kofferbak is heel wat schoner dan de mijne.’

Frost lachte. ‘Dat kun je van veel auto’s zeggen.’

‘En dat zegt de man met de dwangneurose.’

‘Zo te zien is de auto grondig schoongemaakt, van binnen en van buiten. In het handschoenenkastje liggen de autopapieren en de verzekeringskaart van de eigenaar. En weet je wat er op de stoel lag?’ Hij trok latexhandschoenen aan en opende het linkervoorportier. ‘Een handsfree GPS.’

‘Waarom ben jij altijd degene die leuke speeltjes vindt?’

‘Hij is zo te zien nog helemaal nieuw, want er staan maar twee adressen in. Allebei in Boston.’

‘O ja? Van wie?’

‘Het eerste is een privéadres in Roxbury Crossing, van ene Louis Ingersoll.’

Jane keek verrast. ‘Je bedoelt toch niet rechercheur Lou Ingersoll?’

‘De enige echte. Het is het adres dat het Boston PD van hem heeft.’

‘Hoelang is hij nu al met pensioen? Zestien, zeventien jaar?’

‘Zestien. Ik heb hem nog niet gesproken. Ik heb wel zijn dochter aan de telefoon gehad en die zei dat Lou een weekje is gaan vissen ergens in de rimboe, waar zijn mobiel blijkbaar geen bereik heeft. Tenzij hij hem heeft afgezet omdat hij geen gezeur aan zijn kop wil.’

‘En van wie is het tweede adres?’

‘Dat is een zakenadres hier in Chinatown. De Dragon and Stars Martial Arts Academy. Volgens het antwoordapparaat gaat de school om twaalf uur open.’ Frost keek op zijn horloge. ‘Dat was tien minuten geleden.’