19

Jane stond voor de lichtbak in de autopsiezaal de röntgenfoto’s van de dode man te bekijken. Het lichaam zag er in alle opzichten normaal uit, op één luguber detail na: dat het hoofd precies tussen de derde en vierde halswervel van het lichaam was gescheiden. Tam en Frost stonden bij de autopsietafel te wachten tot de sectie zou beginnen, maar Jane liep niet naar hen toe. Ze was er nog niet klaar voor. Röntgenfoto’s waren abstract, een cartoonanatomie in zwartwit. Ze hadden niets te maken met huid en vlees, ze roken nergens naar, ze hadden geen expressie. Daarom bleef Jane er veel langer naar staan kijken dan nodig was, haar starende blik nu gericht op de schaduw van de longen en het hart, het hart dat gisteravond bloed over haar kleren had doen spuiten. Als mijn naamloze redder er niet was geweest, hadden ze hier nu naar míjn röntgenfoto’s gekeken. Dan had míjn lichaam daar op de tafel gelegen.

‘Jane?’ zei Maura.

‘Het is je haast niet voor te stellen dat een zwaard zo scherp kan zijn dat dit met één slag is gebeurd,’ zei Jane zonder om te kijken.

‘Het is een kwestie van anatomie,’ zei Maura. ‘Het zit hem in de hoek waaronder het snijvlak het gewricht raakt. In de middeleeuwen was een bedreven beul in staat een veroordeelde met één slag te onthoofden. Als hij moest blijven hakken, wist je dat hij niet goed in zijn werk was. Of dronken.’

‘Aardig beeld om de dag mee te beginnen,’ zei Tam.

Maura trok het laken weg. ‘We hebben hem nog niet ontkleed. Ik ging ervan uit dat jullie daarbij wilden zijn.’

Nee, daar wil ik helemaal niet bij zijn, dacht Jane. Ik wil het niet zien. Schoorvoetend liep ze naar de tafel. Hoewel ze al wist wat daar lag, kreeg ze het benauwd toen ze het losse hoofd zag. Ze wist nog niets over deze man, kende zijn naam niet, had geen idee waar hij vandaan kwam. De enige aanwijzingen die ze hadden, waren de voorwerpen die ze gisteravond uit zijn zakken hadden gehaald: een patroonhouder, een rolletje bankbiljetten en de sleutels van een gestolen Ford bestelwagen, die twee straten bij Ingersolls huis vandaan geparkeerd had gestaan. De man had geen identiteitsbewijs bij zich gehad.

Tam boog zich over de tafel. Er veranderde niets aan zijn gezichtsuitdrukking toen hij het losse hoofd van dichtbij bekeek en hij vertrok geen spier toen Maura de wollen muts van het hoofd verwijderde en er gemillimeterd bruin haar zichtbaar werd. Het gezicht van de dode had niets opvallends – normale neus, normale mond, normale kin. Een gezicht dat je meteen weer zou vergeten als je deze man op straat tegenkwam.

De handen van de dode waren gisteravond bij aankomst in het mortuarium meteen op sporen onderzocht. Toen waren ook zijn vingerafdrukken genomen. De vingertoppen waren nog paars van de inkt. Maura en Yoshima werkten samen om de kleding te verwijderen. Sweatshirt, broek, onderbroek, sokken. Het lichaam was breed en gespierd. Op de rechterknie zat een oud litteken van een operatie. Toen Jane het zag, dacht ze: nu weet ik waarom ik hem zo makkelijk kon inhalen.

Met behulp van het vergrootglas bekeek Maura het weefsel van de hals, op zoek naar onregelmatigheden en bloeduitstortingen. ‘Ik zie geen kartelranden,’ zei ze. ‘Het is een gelijkmatige wond, zonder secundair snijpatroon. Het hoofd is er met één houw afgeslagen.’

‘Dat zei ik toch?’ zei Jane.

Maura keek op. ‘Een bevestiging is altijd vereist, ongeacht hoe betrouwbaar de getuige is.’ Ze boog zich weer over de hals. ‘De hoek waaronder de slag is toegebracht, is een beetje vreemd. In welke hand had hij het zwaard, de linker of de rechter?’

Jane aarzelde. ‘Ik heb het niet gezien toen hij ermee sloeg, maar toen hij wegliep, had hij het in zijn… rechterhand.’

‘Weet je dat zeker?’

‘Ja. Hoezo?’

‘Omdat de snee aan de rechterkant begint en aan de linkerkant van de hals iets hoger eindigt.’

‘En dat wil zeggen?’

‘Deze man was pakweg een meter tachtig lang. Als de dader hem van achteren heeft aangevallen en het wapen van rechts naar links heeft bewogen, was hij hoogstwaarschijnlijk kleiner dan zijn slachtoffer.’ Maura keek Jane aan. ‘Klopt dat?’

‘Ik lag op mijn rug. Onder die hoek lijkt iedereen lang, vooral iemand met een vervaarlijk zwaard.’ Ze werd zich er plotseling van bewust dat Maura haar bekeek met de analytische blik die ze altijd zo irritant vond. De blik die dwars door je heen leek te gaan en je het gevoel gaf een monster in een potje formaline te zijn.

Ze wendde zich abrupt af van de autopsietafel. ‘Ik hoef dit verder niet te zien. Wat zal de autopsie uitwijzen? Dat iemand hem onthoofd heeft. Dat weten we al.’ Ze propte het schort in de bak voor besmet textiel. ‘Maken jullie dit maar af. Ik ga naar het politielab om te zien of de belgegevens van Ingersolls mobiele telefoon iets hebben opgeleverd.’

Op hetzelfde moment zwaaide de deur naar de voorkamer open en zag Jane tot haar stomme verbazing haar man binnenkomen. ‘Wat doe jij hier?’

Speciaal agent Gabriel Dean was gewend aan autopsiezalen. Jane had haar man leren kennen toen ze jacht maakte op een seriemoordenaar en in de loop van dat onderzoek hadden ze samen heel wat onwelriekende uurtjes doorgebracht, gebogen over lijken die zich in diverse stadia van ontbinding bevonden.

Gabriel droeg een schort en schoenbeschermers. Zijn gezicht stond strak en geconcentreerd toen hij naar de autopsietafel liep. Hij trok een paar latex handschoenen aan.

‘Is dit hem?’ vroeg hij kortaf. ‘Is dit de man die jou in je rug heeft geschoten?’

‘Jij ook goedemorgen,’ zei Jane. Ze keek naar Tam. ‘Voor het geval je je afvraagt wie deze indringer is. Mijn echtgenoot. Gabriel. Maar ik heb geen idee wat hij hier doet.’

Gabriel hield zijn blik op het lijk gericht. ‘Wat weten we over hem?’

‘We? Sinds wanneer zit jij in mijn team?’ vroeg Jane.

‘Sinds deze man op jou heeft geschoten.’

‘Gabriel.’ Ze zuchtte. ‘Laten we dit straks bespreken.’

‘Nee, we moeten dit nu bespreken.’

Ze staarde hem aan. Ze begreep niet wat er aan de hand was en probeerde iets af te lezen op zijn gezicht, dat er in het harde licht van de autopsiezaal uitzag alsof het uit steen was gehouwen. ‘Waarom?’

‘Vanwege de vingerafdrukken.’

‘Bij AFIS hebben ze niks over hem gevonden.’

‘Ik heb het over de vingerafdrukken van Jane Doe. De vrouw op het dak.’

‘Over haar hebben ze ook niks gevonden,’ zei Maura. ‘Ze staat niet in de database van de FBI.’

‘Ik heb Interpol een black notice gestuurd,’ zei hij. ‘Dat is een verzoek om informatie over een niet-geïdentificeerd lijk. Ik heb dat gedaan omdat het voor mij zo klaar als een klontje is dat we hier te maken hebben met iets wat deel uitmaakt van een groter geheel. Een veel groter geheel. Denk aan hoe Jane Doe gekleed was. Aan het wapen dat ze bij zich had. En het feit dat ze geen identiteitsbewijs bij zich droeg en in een gestolen auto reed.’ Hij keek naar het lijk. ‘Net zoals deze man.’

‘Ik neem aan dat je al antwoord hebt gekregen van Interpol,’ zei Jane.

Hij knikte. ‘Een uur geleden. Ze staat in hun database. Niet haar naam, maar haar vingerafdrukken. Die stonden op onderdelen van een autobom die twee jaar geleden in Londen is ontploft. Daarbij is de bestuurder, een Amerikaanse zakenman, omgekomen.’

‘Hebben we het over terrorisme?’ vroeg Tam.

‘Interpol vermoedt dat de georganiseerde misdaad erachter zat. Dat het een huurmoord was. De vrouw op het dak was een beroepsmoordenaar en ik ga ervan uit dat deze man dat ook was.’ Hij keek naar Jane. ‘Een kogelvrij vest zal je niet kunnen redden, Jane. Niet tegen dergelijke mensen.’

Jane lachte onthutst. ‘Jemig, zijn wij even met onze neus in de boter gevallen.’

‘Je hebt een dochter,’ zei Gabriel. ‘Wij hebben een dochter. Denk na.’

‘Waar moet ik precies over nadenken?’

‘Of het Boston PD dit aankan.’

‘Ho! Stop! Dit moeten we echt onder vier ogen bespreken.’ Ze keek naar haar collega’s. ‘Neem ons niet kwalijk,’ mompelde ze en ze duwde de klapdeur open. Pas toen ze met Gabriel buiten gehoorsafstand van de anderen in de gang stond, zei ze fel: ‘Wat moet dit voorstellen?’

‘Ik probeer alleen maar mijn vrouw in leven te houden.’

‘Dit is mijn terrein. Ik bepaal wat hier gebeurt.’

‘Besef je wel met wat voor mensen je te maken hebt?’

‘Dat ben ik juist aan het uitzoeken.’

‘En intussen krijg je kogels in je rug en struikel je overal over de lijken.’

‘Ja, het is al een aardige verzameling.’

‘Inclusief een politieman. Ingersoll wist hoe hij zich moest verdedigen en toch ligt hij nu in een lijkenzak.’

‘Wat wil je nou eigenlijk? Dat ik het opgeef? Dat ik naar huis ren en me onder het bed verstop?’ Ze snoof. ‘Daar hoef je echt niet op te rekenen.’

‘Welk soort mensen maakt gebruik van huurmoordenaars, Jane? Wie de moord op een oud-politieman bestelt, is niet bang voor het Boston PD. Die is niet bang voor jou. Het moet de georganiseerde misdaad zijn. De Russische maffia. Of de Chinese.’

‘Of Kevin Donohue,’ zei ze.

Gabriel stokte. ‘De Ierse maffia?’

‘We zijn al bezig belastend materiaal over hem op te diepen. Een van zijn mannen, ene Joey Gilmore, is indertijd bij dat bloedbad in Chinatown om het leven gekomen. Gilmore’s moeder heeft altijd gedacht dat Donohue erachter zat. Dat hij opdracht had gegeven haar zoon te vermoorden. En Ingersoll was de rechercheur die de zaak indertijd heeft behandeld.’

‘Donohue heeft heel lange armen, misschien zelfs tot in het Boston PD.’

Ze staarde hem aan. ‘Kan de FBI die aantijging hard maken?’

‘Nog niet, maar geloof me, Donohue is iemand die je niet mag onderschatten. Als hij verklikkers binnen het politieapparaat heeft, weet hij precies waar jullie mee bezig zijn. En dan weet hij dus ook dat jullie een onderzoek naar hem instellen.’

Ze dacht aan de hoeveelheid agenten die gisteravond naar het huis van Ingersoll was gekomen, onder wie inspecteur Marquette in eigen persoon. Hoeveel agenten hielden in de gaten wat ze deed en wat haar plannen waren? En hoeveel van die informatie werd doorgespeeld naar Donohue?

‘Gisteravond heb je iets cadeau gekregen,’ zei Gabriel. ‘Je leven. Misschien moet je met dat cadeautje naar huis gaan en er een poosje van gaan zitten genieten.’

‘Me uit het onderzoek terugtrekken? Bedoel je dat?’

‘Neem een poosje vakantie. Gun jezelf de tijd om bij te komen.’

‘Doe dit niet.’ Ze ging zo dicht bij hem staan dat ze haar hoofd achterover moest buigen om hem te kunnen aankijken. ‘Zeg zulke dingen niet,’ zei ze. ‘Niet nu.’

‘Wanneer moet ik het dan zeggen? Bij je begrafenis?’

De stilte die tussen hen zinderde, werd verstoord toen haar mobieltje begon te rinkelen. Ze griste het van haar riem en nam op met een kort: ‘Rizzoli.’

‘Bel ik op een slecht moment?’

‘Met wie spreek ik?’

‘Met Erin. Van het lab.’

Jane haalde diep adem. ‘Sorry. Zeg het maar.’

‘Die eigenaardige haren op de kleding van Jane Doe? Die zo moeilijk waren te identificeren?’

‘De zilvergrijze haren, ja.’

‘Ik weet waar ze vandaan komen.’

Het gesprek met Gabriel drukte zwaar op Jane’s gemoed toen ze met Frost naar Schroeder Plaza reed. Frost kende haar al langer dan vandaag en wist dat hij het beste een poosje zijn mond kon houden, maar toen ze de parkeergarage in reed, zei hij weemoedig: ‘Dat mis ik nou van het getrouwd zijn.’

‘Wat?’

‘Dat iemand zich zorgen om je maakt. Dat iemand je constant op je hart drukt dat je geen risico’s moet nemen.’

‘Vind jij dat dan iets positiefs?’

‘Jij niet dan? Het betekent dat hij van je houdt. Dat hij je niet wil verliezen.’

‘Het betekent ook dat ik op twee fronten moet vechten. Dat ik mijn werk moet doen terwijl Gabriel probeert me in een dwangbuis te stoppen.’

‘Denk je eens in dat hij dat niet zou doen. Heb je daar wel eens over nagedacht? Hoe het zou zijn als hij niks zei omdat hij niet genoeg om je geeft? Hoe het zou zijn om niet getrouwd te zijn?’

Ze parkeerde de auto en zette de motor af. ‘Hij wil dat ik me uit dit onderzoek terugtrek.’

‘Eerlijk gezegd weet ik niet zeker of ík het nog wel wil doen. Na wat we nu allebei hebben meegemaakt.’

Ze keek hem aan. ‘Ben je bang?’

‘Ja. En dat durf ik best toe te geven.’

Ze hoorden een autoportier dichtslaan, keken om en zagen Tam een paar plaatsen verderop uit zijn auto stappen. ‘Ik wil wedden dat hij niet bang is,’ mompelde ze. ‘Volgens mij is er niets wat onze Bruce Lee angst aanjaagt.’

‘Dat speelt hij maar. Hij zou gek zijn als hij niet bang was voor Donohue en zijn mensen.’

Jane deed haar portier open. ‘Kom, voordat iemand denkt dat we hier een potje zitten te zoenen.’

Toen ze in het lab aankwamen, zat Tam al door Erin Volchko’s microscoop naar een objectglaasje te turen.

‘Ah, daar zijn jullie,’ zei Erin. ‘Tam en ik zitten net een paar prachtige primatenharen te bekijken.’

‘Zit er eentje bij die lijkt op de haren van onze Jane Doe?’ vroeg Jane.

‘Ja, maar met microscopie alleen kun je niet bepalen om welke soort het gaat. Daarvoor heb ik gebruik gemaakt van een andere techniek.’ Erin spreidde op een tafel een groot vel papier uit waarop kolommen in vele tinten grijs waren afgedrukt. ‘Dit zijn keratinepatronen. Haar heeft verschillende proteïnecomponenten die je kunt scheiden door middel van elektroforese. Je wast en droogt het haar-monster, lost het op in een soep van chemicaliën en plaatst de opgeloste proteïne op een dun laagje gel. Dan zet je daar een elektrische stroom op. Daardoor gaan de moleculen met verschillende snelheden over het gel bewegen.’

‘En uiteindelijk krijg je deze grijze kolommen.’

‘Nadat het monster met zilver is getint en gespoeld om het contrast beter te laten uitkomen.’

Frost haalde zijn schouders op. ‘Het ziet er niet echt opwindend uit.’

‘Nee, maar toen ik dit naar het Wildlife Forensics Lab in Oregon mailde, konden zij het vergelijken met hun database van keratinepatronen.’

‘Ik wist niet dat daar een database van bestaat,’ zei Tam.

‘Jazeker. Natuurwetenschappers in de hele wereld leveren er bijdragen aan. Als de douane van de Verenigde Staten een lading bont in beslag neemt, moeten ze weten of het bont is van een beschermde diersoort. Met behulp van deze database kunnen ze uitzoeken van welk dier het afkomstig is.’ Erin deed een map open en haalde er een tweede vel papier met keratinepatronen uit. ‘Ze hebben het patroon van onze haren met deze vergeleken. Jullie zien dat de proteïnebanden bijna perfect overeenkomen met die van een bepaalde soort.’

Jane keek heen en weer tussen de twee vellen papier. ‘Die van de vierde kolom,’ zei ze.

‘Klopt.’

‘En waar staat de vierde kolom voor?’

‘Een niet-menselijke primaat, zoals ik al dacht. Een geslacht van apen dat op het Indische subcontinent leeft. De soortnaam is Semnopithecus. In de volksmond heten ze hoelmans of grijze langoeren.’

‘Omdat ze grijze haren hebben?’ zei Jane.

Erin knikte. ‘Dezelfde kleur als de haren die op jullie Jane Doe zijn gevonden. Deze apen zijn vrij groot, hebben een zwart gezicht en grijs of blond haar. Ze komen uitsluitend voor in Zuid-Azië, van China tot India, en leven zowel in bomen als op de grond.’ Ze zette haar computer aan en zocht in Google op Afbeeldingen. ‘Kijk, zo zien ze eruit.’

Toen Jane naar de foto op het scherm keek, werden haar handen opeens ijskoud. Zwart gezicht. Grijs haar. Ze werd zich bewust van de napijn tussen haar schouderbladen, op de plek waar de kogel in haar kogelvrije vest was gedrongen. Ze herinnerde zich het hete bloed dat in haar gezicht was gespat, het silhouet dat boven haar was opgerezen, een hoofd omlijst met zilver haar. ‘Hoe groot worden deze apen?’ vroeg ze zachtjes.

‘De mannetjes worden uiterlijk tachtig centimeter lang.’

‘Weet je zeker dat ze niet groter worden?’

‘Het zijn geen gorilla’s.’

Jane keek naar Frost. Hij zag bleek en zijn ogen stonden geschrokken. ‘Dit is wat jij hebt gezien,’ zei ze. ‘Op dat dak.’

Erin fronste. ‘Wat heb je gezien?’

Frost schudde zijn hoofd. ‘Dat wezen was veel langer dan tachtig centimeter.’

Jane knikte. ‘Bij mij ook.’

Erin keek van de een naar de ander. ‘Hebben jullie het allebei gezien?’

‘Het had dat gezicht,’ zei Frost. ‘En grijs haar. Maar het kan geen aap zijn geweest. Apen vechten niet met zwaarden.’

‘Ik krijg hier helemaal kippenvel van,’ zei Erin zachtjes. ‘Weten jullie wat voor apen dit zijn? In India worden ze Hanoeman langoeren genoemd. Hanoeman is de hindoegod die ook wel de Monkey Warrior wordt genoemd.’

Nu kreeg Jane ook kippenvel. Het was alsof iemand zijn ijzige adem in haar nek blies. Ze dacht aan het wezen in de steeg. Ze herinnerde zich de glans van het zwaard toen het zich had omgedraaid en in de donkere schaduwen was verdwenen.

‘Is dat dezelfde god als de Apenkoning?’ vroeg Tam. ‘Dat verhaal ken ik. Er is een Chinese versie van. Toen ik klein was heeft mijn grootmoeder me veel van dergelijke volksverhalen verteld.’

‘Wie is de Apenkoning?’ vroeg Jane.

‘In China heet hij Soen Woekoeng. Hij is ontstaan uit een magische steen. In het begin is hij een gewone stenen aap. Dan verandert hij in vlees en bloed en later wordt hij uitgeroepen tot koning der apen. Hij wordt een krijger en reist naar de hemel om de wijsheid van de goden te leren. Maar in de hemel raakt hij voortdurend in moeilijkheden.’

‘Omdat hij in wezen slecht was?’ vroeg Frost.

‘Nee, hij was niet slecht. Alleen impulsief en ondeugend, zoals alle apen. Er bestaan allerlei verhalen over hem. Dat hij alle perziken in de hemelse boomgaard opeet. Dat hij te veel drinkt en een magisch elixir steelt. Dat hij ruzie maakt met de Onsterfelijken, die niet weten wat ze met hem aan moeten. Uiteindelijk wordt hij uit de hemel gestoten en tijdelijk opgesloten in een gevangenis onder een berg.’

Frost lachte. ‘Wij hadden op de middelbare school een paar van zulke knapen.’

‘En wat is er uiteindelijk met hem gebeurd?’ vroeg Jane.

‘Soen Woekoeng beleeft op aarde een heleboel avonturen. Soms veroorzaakt hij moeilijkheden. Soms doet hij goede daden. Ik heb niet alle verhalen precies onthouden, maar ik weet nog wel dat er een hoop magische gevechten, riviermonsters en sprekende dieren in voorkwamen. Zoals in alle sprookjes.’

‘Maar sprookjes worden geen werkelijkheid,’ zei Jane. ‘Ze laten geen echte haren achter op echte lijken.’

‘Ik vertel jullie alleen maar hoe hij in de volksverhalen wordt afgeschilderd. Hij is een complex type, soms behulpzaam, soms vernielzuchtig. Maar als hij moet kiezen tussen goed en kwaad, maakt hij altijd de juiste keuze.’

Jane staarde naar de foto op Erins computerscherm, naar het gezicht waar ze daarnet nog kippenvel van had gekregen. ‘Dus hij is niet kwaadaardig,’ zei ze.

‘Nee,’ zei Tam. ‘Ondanks zijn gebreken, ondanks de chaos die hij soms veroorzaakt, staat de Apenkoning altijd aan de kant van de gerechtigheid.’