12

Tegen de tijd dat er werd gebeld, had Maura de tafel gedekt en stond de lamsbout in de oven. Iedereen wist dat tienerjongens een enorme eetlust hadden, dus had ze een bosbessenvlaai én een appeltaart gekocht, vier aardappelen geroosterd en een half dozijn maïskolven gekookt. Hield hij van sla? Ze had geen flauw idee. Tijdens die angstaanjagende dagen in de wildernis van Wyoming hadden ze samen honger geleden en zich in leven gehouden met wat Rat wist te stelen. Ze had de jongen hondenkoekjes, koude bonen uit blik en zelfs boombast zien eten. Hij zou zijn neus vast niet optrekken voor een krop sla en kon de vitaminen waarschijnlijk wel gebruiken. Toen ze hem in januari voor het laatst had gezien, was hij bleek en mager geweest, en het was voor die ondervoede jongen dat ze vanavond had gekookt. Hoe deze week ook verloopt, dacht ze, hij zal hier niet met een hongergevoel vertrekken. Dat was het enige waar ze zich op kon voorbereiden, de enige variabele waarop ze invloed kon uitoefenen.

Alle andere aspecten van zijn eerste bezoek waren grote vraagtekens.

Ze had haar leven te danken aan Julian ‘Rat’ Perkins, en toch kende ze hem amper. En omgekeerd gold hetzelfde. Ze hadden samen gevochten om in leven te blijven en er was niets dat zo’n intieme band tussen twee mensen schiep als wanneer je samen de dood in de ogen zag, en nu zouden ze te weten komen of hun band bestand was tegen een samenzijn van een week onder normale omstandigheden.

Toen de bel ging, droogde ze haar handen en liep snel de gang door, zich ervan bewust dat haar hart opeens wild sloeg. Doe niet zo raar, maande ze zichzelf toen ze opendeed. Hij is gewoon een jongen. Maar zodra ze de deur opendeed, werd ze bijna omvergeworpen door een reusachtige zwarte hond die tegen haar opsprong en zijn voorpoten op haar borst zette.

‘Beer! Af!’ riep Rat.

Ze lachte toen de hond haar een kleddernatte lik in haar gezicht gaf. Toen zette hij alle vier zijn poten weer op de grond en blafte kort terwijl hij enthousiast kwispelde. Maura keek lachend naar de jongen, die een onthutst gezicht trok om de slechte manieren van zijn maatje. ‘Nou?’ zei ze. ‘Zou je zijn voorbeeld niet eens volgen?’

‘Dag, mevrouw,’ zei hij ongemakkelijk, en hij sloeg zijn lange armen om haar heen. Ze stond versteld van hoe lang hij was geworden en hoeveel gespierder hij eruitzag. Konden jongens in een paar maanden echt zo’n stuk groeien?

‘Ik heb je gemist, Rat,’ zei ze zachtjes. ‘Ik heb jullie allebei verschrikkelijk gemist.’

Het trapje van de veranda kraakte onder iemands gewicht en de jongen liet haar snel los, alsof hij zich ervoor schaamde dat die persoon getuige was van de omhelzing. Maura keek naar de man die achter Rat was verschenen. Anthony Sansone had altijd een onheilspellende uitstraling, met zijn indrukwekkende gestalte en zijn ondoorgrondelijke gezicht, maar op deze grauwe middag glimlachte hij toen hij Rats rugzak op de veranda neerzette.

‘Alsjeblieft, Julian,’ zei hij.

‘Dank je wel dat je hem helemaal naar Boston hebt gebracht,’ zei Maura.

‘Graag gedaan, Maura. Het gaf ons de gelegenheid wat te praten.’ Hij bekeek haar aandachtig en zoals altijd leek hij te veel te zien. ‘Het is lang geleden dat we elkaar hebben gesproken. Hoe is het met je?’

‘Goed. Druk.’ Ze glimlachte geforceerd. ‘Geen gebrek aan cliënten. Wil je even binnenkomen?’

Hij keek naar de jongen, die van de een naar de ander keek en het gesprek geïnteresseerd volgde. ‘Nee, jullie tweeën willen vast graag bijpraten. Denk je dat jullie je deze week kunnen redden?’

‘Ik moet maandag en dinsdag werken, maar vanaf woensdag heb ik vrij. Dan zal ik hem de stad laten zien.’

‘Zaterdag kom ik je weer halen, Julian,’ zei Sansone en hij stak hem zijn hand toe.

De man en de jongen schudden elkaar de hand. Het was een eigenaardig formeel afscheid, maar tussen deze twee leek het volkomen natuurlijk en precies wat je van hen kon verwachten. Rat wachtte terwijl Sansone terugliep naar zijn auto, instapte en wegreed. Toen keek hij naar Maura.

‘We hebben het onderweg over u gehad,’ zei hij.

‘Alleen maar goede dingen, hoop ik.’

‘Volgens mij mag hij u graag. Erg graag.’ Rat pakte zijn rugtas. ‘Maar hij is een beetje vreemd.’

Dat kun je ook van jou zeggen, dacht ze. Van ons allebei. Ze sloeg haar arm om zijn schouders en voelde hem een beetje schrikken van het intieme gebaar, waar hij niet aan gewend was. De jongen had lange tijd als een wild dier in de bergen van Wyoming geleefd en in zijn ogen zag ze nog sporen van het in de steek gelaten kind. De wereld was niet aardig geweest voor Julian Perkins en het zou nog wel een tijdje duren voordat hij zijn medemensen weer zou vertrouwen.

Ze gingen naar binnen. In de woonkamer keek de jongen om zich heen. ‘Waar is Beer?’

‘Op ontdekkingsreis, vermoed ik. Ik wil wedden dat hij de traktatie in de keuken al heeft gevonden.’

Ze troffen de hond inderdaad in de keuken aan, waar hij gulzig de afsnijdsels naar binnen schrokte die ze in de aardewerken etensbak had gedaan. Ze had nooit een hond gehad, dus was de etensbak gloednieuw, evenals de grote hondenmand, de riem, het vlooienpoeder en de blikjes Alpo in de kast. Omdat Rat en Beer onafscheidelijk waren, deelde ze deze week haar huis met twee onbekende wezens, een hond en een tiener. In de oven vielen vetdruppels van de lamsbout sissend op de gloeiende plaat. Ze zag de jongen de geur opsnuiven als een dier dat een prooi ruikt.

‘We gaan over een uurtje aan tafel. Kom, dan zal ik je wijzen waar je kamer is,’ zei ze. Ze keek fronsend naar zijn rugzak. ‘Waar is je koffer?’

‘Ik heb alleen dit bij me.’

‘Dan moeten we hoognodig wat kleren voor je gaan kopen.’

‘Ik heb echt niets nodig,’ zei hij toen ze door de gang liepen. ‘Op school dragen we een uniform.’

‘Dit is je kamer.’

Beer ging meteen naar binnen, maar de jongen bleef aarzelend in de deuropening staan, alsof hij zich afvroeg of er een vergissing in het spel was. Opeens besefte Maura wat een belachelijk vrouwelijke kamer het was voor een jongen en een hond. Schoorvoetend ging Rat naar binnen. Hij keek naar het witte dekbed, de vaas met verse snijbloemen op de commode en het lichtgroene Turkse tapijt, maar raakte niets aan, alsof het allemaal museumstukken waren en hij bang was dat hij iets zou breken. Voorzichtig zette hij zijn rugzak in een hoek.

‘Hoe gaat het op school?’ vroeg ze.

‘Goed.’ Hij knielde om de rugzak open te maken en haalde er twee overhemden, een trui en een lange broek uit, allemaal keurig opgevouwen.

‘Dus je vindt het fijn op Evensong? Je voelt je daar prettig?’

‘Het is er anders dan op mijn vorige school. Iedereen is aardig tegen me.’ Hij zei het achteloos, zonder enig zelfmedelijden, maar het maakte duidelijk hoe moeilijk hij het voorheen had gehad. Ze had het dossier gelezen dat in Wyoming over hem was bijgehouden, dus wist ze van zijn knokpartijen op het schoolplein, de pesterijen van de andere kinderen die hem hadden uitgelachen om zijn versleten kleren en het ontwrichte gezin waaruit hij kwam. Ze was door veel mensen gewaarschuwd, inclusief zijn sociaal werker en zijn psycholoog, dat de jongen met te grote psychische problemen kampte en dat niet viel te voorspellen wat er zou gebeuren als ze hem in haar leven verwelkomde, maar nu ze de problematische jongen kalmpjes zijn kleren zag uitpakken en in de kast hangen, dacht ze: Goed dat ik niet naar hen heb geluisterd.

‘Heb je al vrienden op je nieuwe school?’ vroeg ze. ‘Kun je goed opschieten met de andere leerlingen?’

‘Ze lijken in veel opzichten op mij,’ zei hij. Hij trok een la van de commode open en legde zijn sokken en ondergoed erin.

Ze glimlachte. ‘Je bedoelt dat ze allemaal bijzonder zijn.’

‘Nee, dat ze geen ouders hebben, net zoals ik.’

Dat had ze niet geweten. Toen Sansone haar had verteld dat hij de jongen op zijn kosten naar Evensong School wilde sturen, had hij de nadruk gelegd op de academische reputatie en de landelijke ligging, de internationale faculteit en de uitmuntende bibliotheek. Hij had er niet bij gezegd dat het een school voor weeskinderen was.

‘Weet je dat zeker?’ vroeg ze. ‘Komen er nooit ouders op bezoek?’

‘Soms komt er een oom of tante, maar ik heb nog nooit de vader of moeder van iemand gezien. Hij zegt dat we nu elkaars familie zijn.’

‘Wie zegt dat?’

‘Meneer Sansone.’ Rat duwde de la dicht en keek haar aan. ‘Hij vraagt vaak naar u.’

Maura voelde een blos opkomen en draaide zich om naar Beer, die om zijn eigen as draaide in de hondenmand alsof hij niet aan deze ongekende luxe kon wennen. ‘Wat vraagt hij dan?’

‘Of u me schrijft. Of u wel eens op bezoek komt. Of u het leuk zou vinden om er lezingen te houden.’

‘Op Evensong?’ Ze schudde haar hoofd. ‘Een lezing over forensische pathologie lijkt me niet geschikt voor leerlingen van een middelbare school.’

‘We leren er anders allerlei bijzondere dingen. Laatst heeft juffrouw Saul ons geleerd hoe je een Romeinse katapult moet maken. En ik mocht een praatje houden over dierensporen, omdat ik daar zoveel van weet. We hebben zelfs een paard ontleed.’

‘Meen je dat?’

‘Hij had zijn been gebroken, dus moest hij afgemaakt worden. Toen hebben we hem opengesneden om zijn organen te bestuderen.’

‘Vond je dat niet griezelig?’

‘Ik heb herten geslacht. Ik weet hoe dode dingen eruitzien.’

Dat kon je wel zeggen, dacht ze. In Wyoming had hij zelfs een man zien doodbloeden. Ze vroeg zich af of hij, net als zij, ’s nachts wel eens wakker schrok omdat hij geplaagd werd door dromen over wat hun in de bergen was overkomen. Hij zag er zo kalm en beheerst uit toen hij zijn schoolboeken op de commode legde en met zijn tandenborstel naar de badkamer liep. Hij hield al zijn emoties in zich opgesloten. Hij lijkt meer op mij dan ik had gedacht.

Ze hoorde in de keuken haar mobiele telefoon rinkelen.

‘Mag ik naar buiten gaan om de tuin te bekijken?’ vroeg hij.

‘Natuurlijk. Ik ga even kijken wie dat is.’

Ze liep naar de keuken, haalde het mobieltje uit haar tas en nam op met: ‘Dokter Isles.’

‘U spreekt met rechercheur Tam. Het spijt me dat ik u in het weekend stoor.’

‘Dat geeft niets. Waar kan ik u mee van dienst zijn?’

‘Ik zou graag uw mening willen weten over een moordzaak van negentien jaar geleden. Een schietpartij in een restaurant in Chinatown. Vijf doden. Het is te boek komen te staan als een moord en zelfmoord.’

‘Waarom houdt u zich bezig met iets wat negentien jaar geleden is gebeurd?’

‘Omdat het iets te maken zou kunnen hebben met de Jane Doe op het dak. Die oude moordzaak kan de reden zijn waarom ze naar Chinatown is gekomen. We hebben de indruk dat ze op zoek was naar mensen die meer weten over dat bloedbad.’

‘En wat wilt u precies van mij?’

‘Ik zou u willen verzoeken de autopsierapporten over die vijf mensen door te nemen, in het bijzonder dat over de dader. En ons dan te vertellen of u het eens bent met de conclusies. De patholoog die indertijd de secties heeft verricht, werkt niet meer bij de Forensische Dienst, dus kan ik het hem niet vragen.’

Door het keukenraam zag ze Rat en de hond rondjes lopen door de tuin, alsof ze op zoek waren naar een uitgang, een vluchtroute naar de rest van de wereld. Het was een jongen die was voorbestemd voor de wildernis.

‘Ik heb deze week geen tijd,’ zei ze. ‘Misschien kunt u het beter aan dokter Bristol vragen.’

‘Ik had echt gehoopt…’

‘Ja?’

‘Ik zou liever úw mening erover horen, dokter Isles. Ik weet dat u altijd de waarheid zegt, ongeacht de omstandigheden. Ik heb vertrouwen in uw oordeel.’

Daar keek ze van op, want de rest van het Boston PD was momenteel deze zienswijze niet toegedaan. Ze dacht aan de priemende blikken en het kille zwijgen dat ze de afgelopen week van de agenten had moeten verduren. Ze hadden haar op allerlei manieren het gevoel gegeven een vijand te zijn.

‘Ik ben vanavond thuis,’ zei ze. ‘Als u wilt, kunt u de dossiers komen brengen.’

Het was over negenen toen Beer bij de voordeur begon te blaffen. Maura deed open en zag rechercheur Tam staan. Hij en de hond bekeken elkaar argwanend, maar na wat onderzoekend gesnuffel gaf Beer de bezoeker toestemming binnen te komen door zich om te draaien en het huis weer in te lopen. Tam bewoog zich met de ingehouden energie die haar al was opgevallen toen ze elkaar in Chinatown hadden ontmoet. Hij bleef in de hal staan en draaide alert zijn hoofd in de richting van de kletterende douche. Hij vroeg niets, maar de vraag stond in zijn ogen.

‘Ik heb deze week iemand te logeren,’ zei ze.

‘Het spijt me dat ik uw weekend kom verstoren.’ Hij gaf haar een stapel gefotokopieerde documenten. ‘Dit zijn de vijf autopsierapporten en het rapport van rechercheurs Ingersoll en Staines.’

‘U hebt er heel wat werk van gemaakt.’

‘Dit is mijn eerste moordzaak. Als beginneling doe je extra je best.’ Hij haalde een USB-stick uit zijn zak. ‘De originele documenten mogen niet uit het kantoor van het Forensisch Laboratorium worden verwijderd, dus heb ik de foto’s en röntgenfoto’s voor u gescand. Ik weet dat ik u veel werk bezorg en het spijt me echt dat ik u ermee belast.’ Toen hij de USB-stick in haar hand drukte, keek hij haar recht in de ogen, alsof hij wilde benadrukken hoe belangrijk dit voor hem was en dat hij al zijn vertrouwen in haar stelde.

Ze bloosde bij zijn aanraking en keek naar de USB-stick. ‘Voordat u vertrekt kunnen we beter even kijken of ik de bestanden op mijn computer kan openen,’ zei ze. Ze liepen naar haar kantoor, waar ze haar laptop aanzette. Tam keek naar de hond, die met hen was meegelopen en nu naast hem zat en naar hem opkeek.

‘Wat voor soort hond is dit?’ vroeg Tam.

‘Geen idee. Waarschijnlijk een kruising van een herder en een husky, met misschien wat wolvenbloed. Hij is van mijn logé.’

‘U bent een erg tolerante gastvrouw als u het goedvindt dat uw logé een hond meebrengt.’

‘Deze hond heeft mijn leven gered. Hij is hier altijd welkom.’ Ze stak de USB-stick in de computer. Even later verscheen er een pagina met miniatuurtjes op het scherm. Ze klikte op het eerste en kreeg een lugubere foto te zien van het naakte lijk van een vrouw op een autopsietafel. ‘Zoals u ziet is het openen van de bestanden geen probleem, maar ik kan u niet beloven wanneer ik dit ga bekijken. In elk geval niet deze week.’

‘Ik stel dit erg op prijs, dokter Isles.’

Ze richtte zich op en keek hem aan. ‘Dokter Bristol en dokter Costas zijn uitstekende pathologen. U kunt hun oordeel net zo goed vertrouwen als het mijne. Is er een reden waarom u hiermee niet naar een van hen wilt gaan?’

Tam keek om toen in de badkamer het gekletter van het water stopte. Beers oren gingen omhoog en hij trippelde het kantoor uit.

‘Rechercheur Tam?’ zei Maura.

Met duidelijke tegenzin zei hij: ‘Ik neem aan dat u weet wat er over u wordt gezegd. Naar aanleiding van de rechtszaak van Wayne Graff.’

Ze klemde haar lippen op elkaar. ‘Ik weet dat het niets vleiends kan zijn.’

‘De blauwe lijn mag dan smal zijn, maar hij bestaat en hij verdraagt geen kritiek.’

‘Zelfs niet als de kritiek niets dan de waarheid bevat,’ zei ze bitter.

‘Daarom wil ik ú. Omdat ik weet dat u altijd de waarheid spreekt.’ Hij keek haar recht in de ogen, onverschrokken. Op de dag dat ze elkaar in Chinatown hadden ontmoet, had ze hem ondoorgrondelijk gevonden, een man van wie ze niet kon zeggen of hij haar mocht of niet. Zijn gezicht had nu diezelfde onpersoonlijke uitdrukking, maar het was een masker waar ze nog niet doorheen wist te kijken. Er zat veel meer achter deze man dan je op het oog zou zeggen, en ze vroeg zich af of hij ooit iemand een glimp achter dat masker gunde.

‘Wat hoopt u dat ik in deze rapporten zal vinden?’ vroeg ze.

‘Tegenstrijdigheden misschien. Dingen die niet kloppen of niet logisch zijn.’

‘Waarom denkt u dat ik dergelijke dingen zou kunnen aantreffen?’

‘Toen Staines en Ingersoll op de plaats delict aankwamen, hebben ze het bloedbad vrijwel meteen bestempeld als moord en zelfmoord. Ik heb hun rapport gelezen. Ze hebben niet eens andere mogelijkheden onderzocht. Het was veel te makkelijk om het af te doen als een incident waarbij een waanzinnige Chinese immigrant een heel restaurant overhoop had geschoten. En toen zichzelf.’

‘Denkt u dat het geen moord en zelfmoord was?’

‘Ik weet het niet. Ik weet alleen dat die zaak na negentien jaar een eigenaardig vervolg heeft gekregen. De Jane Doe op het dak had twee adressen in haar handsfree GPS. Het ene was rechercheur Ingersolls huisadres. Het andere was het adres van de school van Iris Fang, de weduwe van een van de slachtoffers. De dode vrouw was klaarblijkelijk geïnteresseerd in wat er in de Red Phoenix was gebeurd. We weten niet waarom.’

Ze hoorden de hond janken en toen Maura omkeek zag ze Rat in de deuropening staan. Zijn haar was nog nat. Hij staarde naar de autopsiefoto op het scherm van de laptop. Snel verkleinde Maura het beeld, zodat de lugubere foto weer slonk tot een miniatuur.

‘Julian, dit is rechercheur Tam,’ zei ze. ‘Rechercheur Tam, dit is mijn logé, Julian Perkins. Hij zit in Maine op kostschool en heeft nu een weekje vakantie.’

‘Jij bent dus het baasje van die angstaanjagende hond,’ zei Tam.

De jongen bleef naar de laptop staren alsof hij de foto nog steeds zag. ‘Wie was dat?’ vroeg hij zachtjes.

‘Het heeft te maken met een zaak die we aan het bespreken zijn,’ zei Maura. ‘We zijn bijna klaar. Als je wilt kun je wel even televisie gaan kijken.’

Tam wachtte tot ze de televisie in de zitkamer hoorden. Toen zei hij: ‘Het spijt me dat hij dat heeft gezien. Zulke beelden zijn niet bestemd voor kinderogen.’

‘Ik zal de dossiers bekijken wanneer ik er tijd voor kan vrijmaken. Het kan wel even duren. Er is geen haast bij, neem ik aan?’

‘Het zou prettig zijn als we vooruitgang konden boeken met Jane Doe.’

‘Het incident in de Red Phoenix dateert van negentien jaar geleden,’ zei ze. Ze zette de laptop uit. ‘Een weekje meer of minder zal niet uitmaken.’