Kleine dingen

 

 

 

Christy kwam langs en zag een stapel oude fotoalbums op de salontafel liggen. Ik had ze tevoorschijn gehaald om research te doen voor dit boek. Ze pakte het album met de rode kaft.

‘Weet je zeker dat je die foto’s wilt zien?’ vroeg ik.

‘Ja,’ zei ze. Ze is nog net zo uitgesproken als altijd. Ze bladerde wat en lachte om de foto’s van ons als ukkies. Een foto waarop ik een snoezig overgooiertje aanheb, alsof ik een grote pop ben. Een foto van haar in een Mickey Mouse-pakje. Kleren die we van oma Lannert hadden gekregen.

Toen sloeg ze de bladzijde om en zag ineens een foto van pa. Ze sloeg het album dicht en legde het weg.

Ik sloeg een arm om haar heen. ‘Het is maar een foto, Christy. Hij kan ons niets meer doen.’

Christy zei: ‘Voor jou is het anders dan voor mij.’

Ik begreep het wel. Zij herinnert zich alleen de kwade kanten van Tom Lannert, de klappen, het gescheld, het geweld. Hij was een monster, maar ik herinner me ook zijn goede kanten. Christy wil niet dat haar dochter ooit iets te weten komt over Tom. Ik probeer haar niet te veranderen. Ik sta gewoon naast haar. Ik ga niet voor iemand uit lopen die me misschien niet zal volgen, zoals ik een keer las in een gedicht.

Ik ben blij dat ze eindelijk in therapie is gegaan. Ik wens haar niets dan vrijheid en geluk toe. En in de tussentijd heeft ze mij.

 

*

 

Tegenwoordig kan ik ongelofelijk gelukkig worden van kleine dingen, zoals koffie. In de gevangenis kon ik alleen oploskoffie krijgen in een plastic bekertje. Mijn ochtenden zijn tegenwoordig heerlijk en ze hebben dat rijke aroma van een verse pot zelf gezette koffie. Het is een heilzaam ritueel voor me om buiten naar de zon te kijken. Soms drink ik mijn koffie als de zon opgaat. Dat doet me beseffen dat alles zich continu vernieuwt. Het wordt altijd weer morgen.

Overdag werk ik aan mijn website, HealingSisters.org, een non-profitorganisatie waar andere slachtoffers hopelijk iets aan hebben. Ik vertel mijn eigen verhalen op de site en ik vraag anderen om hetzelfde te doen. Ik wil seksueel geweld uit de taboesfeer halen en het aan de kaak stellen. Dat is de enige manier om een einde te maken aan deze epidemie. In de VS wordt een kwart van de meisjes tegenwoordig seksueel mishandeld. De voormalige gouverneur Matt Blunt heeft me opgeroepen iets goeds te doen en ik hoop die belofte waar te kunnen maken.

Ik geef lezingen voor studenten over de ellende die ik heb doorgemaakt en breng mijn boodschap onder de aandacht bij iedereen die het maar horen wil. We praten over de symptomen die over het hoofd werden gezien en de consequenties van verkeerde keuzes. Ik wil gewoon niet dat iemand zich ooit nog zo gevangen voelt als ik indertijd. Ik wil dat niemand dezelfde weg hoeft af te leggen. Er is hoop, tegenwoordig nog meer dan toen ik nog jong was, want er zijn organisaties en mensen die zich sterk maken voor kinderen die seksueel misbruikt worden. Ik hoop dat Healing Sisters uitgroeit tot zo’n organisatie die echt helpt. Ik wil anderen de liefde en de steun laten ervaren die ik ook heb gekregen.

Ik heb meer dan genoeg te doen. Ik doe ook nog tien aerobicsklasjes per week. Mijn favoriete onderdeel is Buik & Billen. Ik doe ook steeds meer werk als personal trainer. Ik vind het geweldig om het uiterste uit mijn pupillen te halen en ze te helpen hun doelen te bereiken.

Ik help C.H.A.M.P.S. ook nog steeds als ze me bellen. Soms zorg ik een paar weken voor een van hun honden. Ik doe zelfs vrijwilligerswerk bij projecten om geld in te zamelen. En ik heb zelf natuurlijk ook een hond. Hij heet Coletrane.

Mijn uiteindelijke doel is weer te gaan studeren en een universitaire graad behalen. Ik moet alleen nog even sparen. Ik wil graag psycholoog worden en werken met vrouwen die zich willen ontworstelen aan hun verleden.

 

*

 

Vlak voor mijn achtendertigste verjaardag kreeg ik een idee. Maar ik wilde het niet alleen doen. Ik belde mijn vriendin Toni om haar eens te polsen.

‘Ik weet een cadeau voor je, maar dat moet je wel eerst goedkeuren.’ Zij was ook bijna jarig.

Ze zei niets, dus ik ging verder. ‘Ik wil heel graag parachutespringen en ik dacht dat jij dat ook wel leuk zou vinden.’ Parachutespringen was het summum van vrijheid in mijn ogen.

Ik vatte haar zwijgen op als een weigering, maar ineens zei ze: ‘Oké, waarom ook niet?’

Niet zo ver uit de buurt vond ik een bedrijf dat Fly Free Skydiving heette. Ik vertelde mijn oude vriendin Sabrina over mijn plannen en die wilde ook mee.

Een paar dagen later reden we daar allemaal in onze eigen auto naartoe voor de grote sprong. Ik dacht echt dat ze het op het laatste moment niet zouden durven, maar ze leken totaal niet bang. Er mochten maar twee parachutisten mee per vliegtuig, dus ik liet hen voorgaan. Ik wilde graag dat ze samen konden springen. Ik zag dat piepkleine vliegtuigje hoog opstijgen, twintig minuten lang. Een voor een kwamen mijn vriendinnen eruit zweven.

Ze landden met de breedste glimlach die ik ooit had gezien. Dat wilde ik ook.

Ik stapte in het vliegtuig met een bemanningslid. Je eerste sprong is altijd een tandemsprong met iemand aan wie je vastzit. Mijn instructeur was wel leuk, maar het vliegtuig niet. Het kroop hoger en hoger de lucht in, terwijl ik naar beneden keek. Ik zag een enorm wit kruis op een heuvel, ergens op een privéterrein. Het kruis werd kleiner en kleiner. Het was mijn enige referentiepunt. Wat er ook gebeurde, ik had het gevoel dat ik God altijd in het oog kon blijven houden en weten waar op de wereld – of erboven – ik zat.

Toen we een hoogte van ruim drieduizend meter hadden bereikt, deed mijn instructeur de deur open. Je moet er niet uit springen, maar rollen. De instructeur die aan me vastzat zei: ‘Rechtervoet naar buiten, linkervoet naar buiten, hoofd achterover!’

Boem. We tuimelden uit het vliegtuig. En toen zweefden we in de lucht. Ik voelde geen zuchtje wind. Het voelde helemaal niet alsof ik viel. De aarde was onvoorstelbaar mooi. De wolken hingen pal naast me.

‘Ik ga de parachute opentrekken,’ zei de instructeur.

Onze parachute ging open en het zwevende gevoel werd vervangen door iets tragers en eleganters.

Hij zei: ‘Zullen we rondjes draaien?’

‘Ja!’

Ik trok aan het touwtje, zoals hij zei, en we draaiden rondjes.

‘Wil je nog meer rondjes draaien?’

‘Nee,’ zei ik. Ik wilde gewoon naar de grond zweven. Het kruis werd steeds groter en groter. Ik had het gevoel dat ik in Gods handen lag. Ik was uit een vliegtuig gesprongen met het rotsvaste vertrouwen en geloof dat het goed zou komen.