Weer een afscheid

 

 

 

Sabrina was meer dan tien jaar mijn beste vriendin, mijn kamergenote en mijn zielsverwant geweest. We waren hartsvriendinnen geweest, al dreven we bij vlagen ook wat uit elkaar. We hadden in elk geval altijd op elkaar kunnen bouwen. Zij was er voor me als ik iets nodig had, of het nu een schouder was om op te huilen of een sigaret. We hadden samen honden getraind voor C.H.A.M.P. Diep vanbinnen was ik wel zo egoïstisch om het vreselijk te vinden dat ik zonder haar in de gevangenis moest achterblijven. Maar tegelijk wenste ik haar oprecht een goed leven toe. Ik wenste haar een toekomst vol fijne dingen en voldoening.

Sabrina kreeg haar kans. Ze had levenslang, net als ik, maar ze werd voorwaardelijk vrijgelaten. Ik was niet jaloers, het deed alleen pijn dat ze uit mijn leven zou verdwijnen. Zij kreeg de kans haar dromen waar te maken en ik niet.

Een paar dagen voor iemands vrijlating hielden we altijd een afscheidsfeestje. Het was geen echt feest, zo zonder feesteten of drinken. Maar alle vrienden kwamen bij elkaar op het buitenterrein om toespraakjes te houden of aardige dingen te zeggen. We wachtten altijd tot het allerlaatste moment met zulke feestjes, omdat het afscheid altijd zo emotioneel was. Als gevangenen afscheid nemen, is het voor altijd. Sabrina zou me pas vijf jaar na het einde van haar voorwaardelijke straf mogen opzoeken. Maar ze had levenslang en ze zouden haar voorwaardelijke straf wel dertig jaar kunnen rekken, als ze wilden. Het afscheid van iemand die vrijgelaten wordt is dus vaak definitief.

En ik zou Sabrina missen. We gingen om haar heen staan en omhelsden haar en bedolven haar onder de felicitaties en beste wensen. We vroegen wat ze voor grote plannen had. Daarna gingen we zoals altijd in een kring staan en stelden elkaar de vraag: ‘Wat zou jij doen als je vrijkwam?’

Ik was die dag de enige in ons groepje die levenslang had zonder kans op vervroegde vrijlating. Mijn afkeer van die vraag werd er alleen maar groter van. Sommigen zeiden dat ze hun dierbaren wilden opzoeken, anderen wilden een restaurant openen of naar Disneyworld gaan. Ik probeerde me altijd onzichtbaar te maken in de hoop dat ze mij oversloegen. Maar dat gebeurde natuurlijk niet.

Sabrina pushte me, want ze geloofde echt dat ik op een dag vrij zou komen. Ze zei: ‘Kom op, Stacey, wat zou jij willen?’

‘Als ik vrijkom, wil ik naar de Wal-Mart,’ zei ik. Dat was mijn standaardantwoord, waar iedereen altijd om moest lachen.

‘O, kom op, je kunt vast wel iets beters verzinnen,’ zei Sabrina.

Ik voelde me zo voor het blok gezet. Ik probeerde niet te veel te dromen over vrijheid, omdat dat veel te pijnlijk was. Maar ik zag de koppigheid in haar blik. Ze wilde een echt antwoord. Dus probeerde ik te bedenken wat het summum van vrijheid zou zijn.

‘Als ik ooit vrijkom, wil ik een parachutesprong maken,’ zei ik plechtig. Ik was niet bang. Dat was echt wat ik wilde.

Iedereen begon te juichen.

Sabrina sloeg haar armen om me heen en zei: ‘Op een dag gebeurt dat ook.’