De invloed van opa Paulson

 

 

 

Mijn vader mocht opa Paulson niet en ik eerlijk gezegd ook niet. Mijn vader wist wat opa met mijn moeder had gedaan. Mijn vader noemde hem een aso en een boerenlul waar wij bij waren. Maar net als ik had mijn vader niet veel vrienden in Alhambra. Als de tractor stuk ging, belde hij mijn opa. Als de kraan gemaakt moest worden, hielp opa Paulson hem. Gaandeweg werden ze toch vrienden.

Ze kochten samen een Ford uit 1950 waar heel veel aan gedaan moest worden. Ze restaureerden hem in een schuurtje dat mijn vader speciaal voor dit project had gebouwd. In de weekenden zaten ze eraan te prutsen, terwijl ze bier dronken. Ik ging ze soms helpen, maar ik bleef liever niet te lang. Mijn grootvader was te boers. Hij zei soms dingen die me niet aanstonden. Hij vond dat kinderen hun kop moesten houden en dat vrouwen hun plaats moesten kennen. De plaats van de vrouw was natuurlijk in de keuken en dat druiste in tegen alles wat ik van mijn moeder hoorde. Die zei altijd dat ik best directeur van Harvard kon worden als ik mijn best ervoor deed. Opa vond niet dat een vrouw veel opleiding nodig had. Zeker niet als ze toch alleen maar ging koken, schoonmaken en kinderen krijgen.

Mannen hadden een natuurlijk recht om met hun vrouwen te doen wat ze wilden, zoiets geloofde opa volgens mij.

Mijn tantes, onder wie Deanna, zeiden dat ik uit zijn buurt moest blijven. En dat deed ik graag, want ik voelde me niet veilig bij opa Paulson.

Maar mijn vader bleef maar met hem aan die oude Ford werken. Ik kan alleen maar raden wat voor ideeën mijn opa hem aan de hand deed. Dit was in de tijd dat mijn moeder en mijn vader weer ruzie kregen en ik weet dat mijn vader over hun problemen klaagde bij opa Paulson. Hij klaagde bij ons allemaal over mijn moeder. Opa koos de kant van mijn vader, zoals mannen onder elkaar dat doen. Opa en oma vonden mijn vader allebei geweldig en ze steunden mijn moeder absoluut niet in hun ruzies. Als je zag hoe ze praatten en deden leek het wel alsof ze meer van mijn vader hielden dan van haar. Ze zeiden tegen mijn moeder dat haar huwelijksproblemen haar eigen schuld waren.

Ik krimp nu nog in elkaar bij het idee van wat voor huwelijksadviezen Richard Paulson mijn vader gegeven kan hebben. Ik hoorde hem een keer klagen dat hij ‘er nooit op mocht’ van mijn moeder. Ik wist niet wat hij daarmee bedoelde. Achteraf zie ik het zo voor me dat opa Paulson dan zei: ‘Nou en? Je hebt Stacey toch?’

Hoe gruwelijker een idee is, des te makkelijker kan het zijn om er iets mee te doen.

Ik wou dat ik destijds niet aan mijn vaders kant had gestaan, maar dat was wel zo, en hoe. In mijn ogen had hij gelijk en mijn moeder niet. In mijn achtjarige ogen was ze een zwakkeling. Ze verzette zich nooit tegen haar ouders. Ze kon de ruzies met mijn vader niet beheersen. Ze deed wat hij zei, terwijl hij nooit deed wat zij van hem vroeg. Als ze ruzie hadden, noemde mijn vader haar een ‘waardeloze trut’. Hij ging steeds gemener schelden. Ik vond het verwarrend, want ik vond het niet leuk wat hij zei, maar ik hield wel van hem. Misschien was het wel haar schuld dat hij zo deed, zoals hij beweerde. Hoe dan ook; ik stond altijd achter hem en ik wilde zijn lievelingetje zijn.

Inmiddels besef ik dat mijn moeder het nooit kon winnen, wat ze ook deed. In haar familie was het alcoholisme en seksueel misbruik wat de klok sloeg en ze maakte geen schijn van kans zolang ze in haar slachtofferrol bleef steken. Een slachtoffer is iemand die wat haar is aangedaan continu herbeleeft en eronder blijft lijden als het allang voorbij is. Ze dacht dat het misbruik dat zij had ondergaan haar schuld was en niet de schuld van haar ouders. Mijn moeder is niet altijd een slachtoffer gebleven, maar in die tijd was ze dat wel. Ze dacht dat ze rust en geluk kon vinden in haar vertrouwde omgeving. Maar het kwam erop neer dat ze Christy en mij meenam naar een onveilige plek.