Vensters met uitzicht op vrijheid

 

 

 

In de vroege zomer van 1993 regende het hard in Missouri. Ik zat er niet mee. Ik was al redelijk gedeprimeerd omdat het bijna 4 juli was, de datum die ik met angst en schaamte tegemoet zag. Op die dag herbeleefde ik al mijn nachtmerries.

Uiteindelijk kreeg ik het die dag te druk om over de rooie te gaan. Op 3 juli werd de oude Renzgevangenis getroffen door een overstroming en we moesten het gebouw halsoverkop verlaten. De gevangenbewaarders maakten ons midden in de nacht wakker met de boodschap dat we een kussensloop en een waszak mee moesten nemen met onze belangrijkste bezittingen erin. We werden overgeplaatst. Met zijn vijfhonderden. Er reden wat bussen en busjes voor. Wij stapten in de bussen, onze spullen gingen in de busjes.

We werden vervoerd naar Church Farm, een staatsgevangenis vlak bij Jefferson in de staat Missouri. We werden afgezet bij de sportzaal. Ik liep naar binnen met mijn vriendinnen en we zochten veldbedden uit. Het zat er stikvol vrouwen op rijen en nog eens rijen veldbedden. Eerst waren we verdeeld over verschillende afdelingen en nu zaten we ineens met zijn allen in één niet al te grote zaal.

De spanningen liepen flink op. Ik kreeg even het gevoel dat ik in zo’n afschuwelijke gevangenis uit een gevangenisfilm zat. Er was geen enkele structuur en ik voelde me absoluut niet op mijn gemak.

Iedereen had gebrek aan van alles en zelfs vrouwen met wie ik nog nooit een woord had gewisseld vroegen me om van alles. Ik zei steevast nee en ik leende nog geen tampon van vrouwen met wie ik niet bevriend was. Mijn groepje klitte bijeen en we hielpen elkaar. We leenden nooit spullen uit en we probeerden niet verstrikt te raken in al die dramatische toestanden om ons heen.

In de gevangenis heb je een bekende regel die ‘een halen, twee betalen’ heet. Als je gebrek aan iets hebt, kun je het lenen, maar dan moet je er het dubbel voor terugbetalen. Het is een regel die meer kwaad dan goed doet en ik heb me er altijd verre van gehouden.

Maar ik raakte wel verstrikt in raciale dilemma’s. Zoiets hadden we nog niet meegemaakt. Zwarte meisjes en blanke meisjes gingen bijna uitsluitend met hun eigen soort om, maar er werd geen ruziegemaakt. Totdat we in Church Farm kwamen.

Mijn problemen begonnen toen een zwart kliekje me in elkaar wilde tremmen. Hun groepje had een van de twee grote badkamers in beslag genomen, de enige met warm water in de douches. Ik wist daar niks van. Ik liep regelrecht hun badkamer binnen en ging douchen.

Toen ik uit de douche kwam, stonden er vier vrouwen voor mijn neus, klaar om boven op me te springen.

Jennifer kwam me redden. Ze rende op de leidster van de groep af, een vrouw die Clarisse heette. Jennifer voerde aan dat ik het niet geweten had, dat ik het niet expres had gedaan. Clarisse zei dat ze me niet moesten omdat ik me op verboden terrein had gewaagd en ook omdat ik zo op mezelf was. Maar ze toonde zich genadig en gelastte het in elkaar tremmen af. Ze zei tegen haar vriendinnen dat ze maar iemand anders moesten gaan treiteren.

Ik was nog nooit zo opgelucht geweest. En geloof maar dat ik vanaf dat moment naar de badkamer met de koude douches ging. Kort daarop haalden de gevangenisbazen ons uit de gymzaal. We verhuisden naar een mannenafdeling, waar ze een iets normaler leven voor ons probeerden in te richten. Daar hadden we afdelingen en cellen en het leek allemaal meer op wat we gewend waren. We zaten alleen nogal dicht op elkaar en Church Farm was nog ouder dan Renz.

Alles aan Church Farm was even walgelijk. Er zaten ook nog mannen, maar die waren naar de andere kant van het gebouw verplaatst en we gingen niet met ze om. Die kerels hadden een afgrijselijke zwijnenstal van hun gevangenis gemaakt. De gevangenen zijn namelijk zelf verantwoordelijk voor schoonmaak en onderhoud. De bewaarders en hun officieren kijken alleen maar toe. Wij gevangenen zijn eigenlijk degenen die de gevangenis draaiende houden. En het kon die mannen in Church Farm blijkbaar niet schelen hoe ze leefden.

Intussen stond Renz nog steeds onder water. De situatie was zo ernstig dat het gebouw uiteindelijk werd afgekeurd. We waren erg teleurgesteld dat we nooit meer terug konden.

Maar we gingen toch terug. We werden aan handen en voeten geboeid op een bus naar Renz gezet om onze spullen op te halen. We moesten door modder en water waden en al onze bezittingen in vuilniszakken pakken. Het rook er schimmelig en smerig. Van sommige gevangenen waren de spullen compleet geruïneerd, maar ik zat op de bovenverdieping, dus mijn eigendommen waren droog gebleven. Onze spullen werden twee weken later bezorgd op onze afdelingen in Church Farm, waar we weer een dagelijkse routine op probeerden te bouwen.

Veel vrouwen waren alles kwijtgeraakt en hadden niet eens meer basale dingen, zoals ondergoed en deodorant. Daarom mochten we allemaal een pakket van thuis ontvangen. Mijn moeder had me al een pakket gestuurd toen ik van Gumbo naar Renz ging, dus ik vroeg het niet aan haar. Ik vroeg Tom W. of hij wat spullen voor me wilde verzamelen.

Hij zei dat dat geen enkel probleem was, wat ik lief van hem vond. Ik stuurde hem een lijstje en hij stuurde me wat van zijn eigen T-shirts. Hij ging ook uit winkelen voor een paar kleine sportbeha’s. Hij zei dat ze makkelijk te vinden waren geweest. Dat gaf me de hoop dat er misschien toch nog wel een beetje liefde voor me in zat.

De fysieke afstand tussen ons was wel een probleem. Mijn positie was duidelijk. Intussen reisde hij de hele wereld over met de marine. Hij stuurde me een brief met een foto en een verhaal over zichzelf, waarin hij opgesplitst was in drie mensen: Ik, Mij en Mezelf. Ze gingen allemaal op pad en zochten de hele aardbol af naar het perfecte meisje. Toen Ik, Mij en Mezelf weer thuiskwamen, hadden ze alle drie hetzelfde meisje gevonden: mij.

Zijn liefde was het mooiste wat ik had. Daarna kwam mijn hoger beroep, dat ik wilde indienen met Ellen. Ik wist natuurlijk niet wat me te wachten stond, maar ik was vol hoop en vertrouwen dat er iets goeds uit die beroepszaak zou voortvloeien. Ik dacht vaak terug aan de uitspraak van de rechter, die na mijn proces had gezegd: ‘Een conventionele levenslange gevangenisstraf zou meer in de lijn der verwachting liggen, gezien de omstandigheden.’ Als ik maar een kans zou krijgen op voorwaardelijke vrijlating, dan zou ik misschien toch nog voor mijn zestigste een keer kunnen vrijkomen en dat was een hoop die ik graag wilde koesteren.

Toen we onze spullen uit Renz terug hadden, wenden we geleidelijk aan onze nieuwe gevangenisroutine. Er werden baantjes verdeeld. Ik werd tewerkgesteld in de keuken, waar ik erg pissig over was, want ik had ook al verplicht buiten gewerkt. Ik had het helemaal gehad met de allerlaagste gevangenisbaantjes voor nieuwelingen. Maar dat kon mijn chef niets schelen. De tijden waren veranderd en de oude regels golden niet in Church Farm. Ik moest van vier uur ’s ochtends tot elf uur in de keuken werken. Nog een gelukje dat Faye Wiggly daar niet meer werkte. Die was gelukkig al naar huis.

Ik at nooit in de eetzaal. Ik gebruikte al mijn geld om zelf eten te kopen, zoals diepvriespizza’s. Ik haatte het in die keuken. Ik moest een grijze overall aan en een walgelijk haarnetje op. De keuken stonk naar rottende etenswaren en bleekmiddel. Bovendien kon ik niet koken, hoogstens iets met pakjes en zakjes.

Ik werd ingedeeld bij de potten en pannen. Ik haatte het afwassen met een diepe haat. De baas van de keuken was Dennis en die was wel oké. Ik vertelde hem dat ik niet kon koken en dat ik mooi niet zou afwassen.

‘Dat kun je echt vergeten,’ zei ik.

Hij was er niet blij mee, maar hij luisterde wel. En hij gaf me een andere taak: ik moest van die grote, industriële blikken openmaken met zo’n enorme, industriële blikopener. Je zet het blik erin, zet het snijwieltje op zijn plek en zo draai je een blik sperziebonen open waarmee je een heel weeshuis kunt voeden. Als de blikken open waren, gooide ik de inhoud in een grote pan, die ik afleverde bij de kok. Verder moest ik uien en aardappelen uit de voorraadkamer halen. Ik was een soort loopjongen. Ik haalde voor de koks wat ze nodig hadden.

In de voorraadkamer wachtte me een verrassing. Er zat een klein raampje naar buiten in, een raampje zonder luiken en zonder tralies.

Ik zei tegen Dennis dat ik geen loopjongen meer kon zijn. ‘Ik kan dit werk niet doen,’ zei ik. ‘Ik heb levenslang zonder kans op vervroegde vrijlating en het is gewoon te veel gevraagd om elke dag naar dat raampje te moeten kijken.’

Hij zei: ‘Pech. Leer er maar mee leven.’

Ik ging ermee naar Jennifer en zei tegen haar dat Dennis me stante pede uit de keuken moest weghalen. De verleiding om een ontsnappingspoging te wagen werd me gewoon te veel.

‘Het is totaal gestoord,’ zei ik. ‘Er zit daar een raampje dat rechtstreeks naar de vrijheid leidt. En mij, degene met de langste gevangenisstraf, sturen ze daar elke dag naartoe.’

‘Hou je kop,’ zei Jennifer. ‘Over twee weken gaan we dat raam uit.’

Mijn hart bonkte in mijn keel. Ik wilde niets liever dan vrij zijn, iets van een gewoon leven terug hebben. Maar mijn gevoel voor wat goed of slecht is raakte ik nooit kwijt. Ik wist dat het een waardeloos idee was om ervandoor te gaan. Het valt niet mee om iemand te straffen die toch al levenslang heeft – ze zouden er in elk geval geen extra gevangenisstraf bovenop kunnen gooien als ze me snapten – maar een vluchtpoging zou niet erg gunstig overkomen tijdens een hoger beroep.

Ik dacht er lang en diep over na. Ik praatte met mijn moeder tijdens een van haar bezoekjes. Zij en John waren weer terug verhuisd naar de directe omgeving van St. Louis en woonden nu in Edwardsville in Illinois. Dat was maar een paar uur rijden van Church Farm en ze kwam zo eens per maand op bezoek. Niet al onze bezoekjes verliepen goed, maar dat maakte niet uit. Ze bleef toch komen.

Dit keer vertelde ik haar alles. Ik vertelde dat ik een bron van inkomsten nodig zou hebben als ik hem smeerde. Ik vroeg haar wat ik moest doen. Ze huilde. Ze zei dat mijn eerste hoger beroep eraan zat te komen en dat ik daaraan moest denken. Ze vroeg: ‘Wat voor vrijheid ga je dan tegemoet? Je zult de rest van je leven op de vlucht zijn. Dan zie ik je nooit meer en ik kan je niet missen.’

Ik huilde niet, maar ik liet haar woorden zwaar meewegen toen mijn vriendinnen Jennifer en Vicky hun ontsnapping begonnen te plannen. Ik leverde een hevige innerlijke strijd: blijven of weggaan? Ik zei tegen Jennifer en Vicky dat ik niet weg wilde, maar dat ik ze zou helpen als dat nodig was.

Op de grote dag moest ik om vier uur ’s ochtends op mijn werk zijn. Vicky, een meisje uit onze vriendinnengroep dat ook in de keuken werkte, moest ook op de normale tijd op haar werk verschijnen. Daar zou ze wachten tot Jennifer langskwam in de rij voor het ontbijt. Jennifer zou haar grijze overall aanhebben. Ze zou in de rij gaan staan met haar dienblad en er lag al een haarnetje voor haar klaar achter de grote melktank. Het tweetal zou vervolgens de keuken in lopen alsof ze daar allebei werkten – niemand zou er iets vreemds aan ontdekken – en zo het raam uit klimmen.

Jennifer pakte om half zes het haarnetje en liep de keuken in. Vicky was er niet. Die was hem om vier uur al gesmeerd.

Het raampje in de voorraadkamer had een simpel scharnier, dat Vicky al had open gebeukt met een bezemsteel. Het raampje stond wijd open toen Jennifer op een emmer klom, erdoorheen glipte met een klein duwtje van mij en het buitenterrein van Church Farm op ging. Vervolgens klom ze over het hek.

Ik was compleet overdonderd. Het viel niet mee om in die keuken te blijven, terwijl mijn vriendinnen hun vrijheid heroverden. Maar voor mij was het een keerpunt. Ik zei bij mezelf: ‘Wat er ook met me gebeurt, moet maar gebeuren. God wil niet dat ik uit dat raampje klim.’

Ik wendde me tot God omdat ik moe was. Ik was afgedwaald, ik had wiet gerookt. Ik had anderen helpen ontsnappen. En natuurlijk had ik nog veel ergere dingen gedaan, anders had ik helemaal niet in Church Farm gezeten. Ik begon vrede te krijgen met mezelf en wie er schuldig was aan mijn situatie. Ik was zelf schuldig en wat ik bovenal wilde, was iets goedmaken, als dat tenminste nog mogelijk was. Ik had geprobeerd de dingen op mijn eigen manier te regelen, nu was het tijd om een stapje terug te doen en God het werk te laten overnemen. Ik wilde me niet meer de hele tijd zo afschuwelijk voelen over wat ik had doorgemaakt en wat ik had gedaan. Ik hoopte dat iemand op deze aarde op een dag zou zeggen dat hij het wel begreep. Maar dat zou nooit gebeuren als ik de verkeerde keuzes bleef maken. In de Bijbel staat: ‘Kom tot Mij allen die vermoeid en belast zijt en Ik zal u rust geven.’ Ik was vermoeid en overbelast. Ik legde mijn zorgen in Zijn handen. Ik vroeg onophoudelijk om vergiffenis. Ik dacht diep na over mezelf en ik vond vrede door mijn beslissing. Hoewel ik jaren later, op moeilijke momenten, nog vaak genoeg dacht: verdomme, misschien had ik hem toch moeten smeren toen ik de kans had.

Om zeven uur werd er appèl gehouden en ontdekte het gevangenispersoneel dat Jennifer en Vicky weg waren. Ze gooiden de hele instelling op slot. Ze stuurden een opsporingsbericht de wereld in en belden de politie.

Ze vroegen mij herhaaldelijk of ik er iets van af wist. De gevangenbewaarders wilden weten of Jennifer en Vicky me geld of drugs hadden gegeven om ze dat raampje uit te helpen. Ze lieten me zelfs in een potje plassen, maar dat leverde niets op. Ze wilden weten waar mijn vriendinnen het geld vandaan hadden, want je kunt niet ontsnappen zonder geld. Ze wilden weten wie ze zou oppikken. Maar hoe lang ze me ook ondervroegen, ik bleef zeggen dat ik van niets wist. Niets verklikken voelde aan als de beste optie en het was nog goed voor mijn reputatie ook.

Vier uur later waren mijn vriendinnen allebei alweer opgepakt en in hechtenis genomen. Degene die hen zou oppikken was niet komen opdagen. Hij had blijkbaar toch geen zin om ze hun vrijheid tegemoet te rijden.

Ik zag hoe de politie ze binnenbracht, met handboeien om. Jennifer en Vicky gingen regelrecht door naar de isoleer. Als je ontsnapt, ga je automatisch een jaar naar de isoleer. Maar in Church Farm was die afdeling gemengd, dus bleven mijn vriendinnen er maar een week, waarna ze werden overgeplaatst naar isoleercellen in Chillicothe, de dichtstbijzijnde vrouwengevangenis.

Alle vrouwen met lange straffen – zoals ik – werden meteen uit de keuken verbannen, omdat dat raampje nog steeds wagenwijd open stond. Uiteindelijk besloten ze dat er toch wel een ontsnappingsrisico aan die voorraadkamer verbonden was. Ik was blij dat ik ontslagen werd, ik vond het prima. Drie dagen later maakten ze ons midden in de nacht wakker. Ze noemden een paar namen, waaronder die van mij en Sabrina, en sommeerden ons onze spullen te pakken. Wij werden ook overgeplaatst naar Chillicothe. Dat deden ze ’s nachts, omdat de telefoons dan niet werkten en we dus aan niemand in de buitenwereld konden doorgeven dat we even buiten zouden zijn. Ze wilden niet nog meer ontsnappingen. We gingen ergens naartoe waar het er gestructureerder aan toe ging. In Church Farm was het risico op onregelmatigheden te groot.