38

Kijk eens wat de Heer ons gegeven heeft

Ik zie haar lopen bij de Spar. Ik schat in dat ze een Amerikaanse is. Haar accent, later bij de kassa, bewijst de juistheid van die inschatting. Ik zag al aan haar kleren en haar kapsel, maar vooral aan haar lijf: veel te dik. We duwen onze volgeladen winkelkar naast elkaar over het vers geasfalteerde parkeerterrein.

Het stinkt er benauwd naar teer. Ik vul zwetend de achterbak van de auto met eten. We zijn tegelijkertijd klaar en we dirigeren onze rode karretjes weer terug in de rij. Ik probeer haar blik te vangen. Ik ben niet gewend om genegeerd te worden in het dorpse Swaziland.

Ik wil mijn auto achteruit steken, maar ik moet even wachten op haar grote BMW-fourwheeldrive. Daardoor heb ik de tijd om rustig te lezen wat op haar achterruit gedrukt is. Ik ben altijd nieuwsgierig wat mensen naar Swaziland brengt. Vaak geeft de met logo’s beplakte wagen antwoord op deze vraag. In Swaziland wemelt het van de auto’s van de zaak: WHO, Unaid, Worldvision of Unicef.

Ook de auto’s van particulieren, en de transportbusjes, zijn vaak bedekt met slogans. Meestal gaan die over God, aids of seks, en liefst een combinatie van die drie.

‘Seks is heilig, bewaar het voor je echtgenoot’ of ‘Luister naar de Heer, red jezelf, onthoud’. Op de auto van de Amerikaanse staat: ‘Kijk eens wat de Heer ons gegeven heeft!’ Ze zal toch niet de auto bedoelen? Zo van: als je maar in God gelooft, dan bedelft hij je onder luxe cadeaus, zoals deze peperdure BMW? Of bedoelt ze het mooie Swaziland, het landschap, de lieve mensen? De schepping kortom, dat we dankbaar moeten zijn in het algemeen.

“Dat laatste natuurlijk,” zegt Peter die avond als ik hem de zin voorleg. Maar ik weet het nog zo net niet. Ik ben argwanend. Dat komt doordat ik elke ochtend, acht uur, vaste prik, in de auto naar de radio luister. Ik word dan getrakteerd op een preek, voor een stichtelijk begin van de dag.

Op zich is daar niks mis mee. De Swazi’s zijn religieuze mensen. Bovendien kunnen ze in deze harde wereld van armoe en aids best wat bevlogenheid gebruiken. Wat ik wel gek vind, is dat de preek meestal van een Amerikaanse dominee afkomstig is.

Het zijn altijd mensen uit het zuiden van de States, aan hun zware accent te horen. Ze zijn spijkerhard. God zorgt voor zijn mensen, maar als je niet volgens de Bijbel leeft, dan ga je naar de hel. Ik heb wel eens het gevoel dat deze prekers zijn weggestuurd uit Amerika wegens onredelijkheid en zich hier ongestoord kunnen uitleven.

Laatst beschreef een dominee op de radio de wet van de moslims: de sharia. Hij vond het een inspirerend idee om dieven de hand af te hakken. Dat zou mensen tenminste afhouden van het bedrijven van misdaden. Staat in de Bijbel ook niet dat je je aan de wet moet houden? Leve de sharia dus!

De prekers beloven dat het leven helemaal goed komt, als je je lot maar in handen van Jezus legt. Dan krijg je voldoende inkomen, doen je kinderen het goed op school, blijft je gezondheid pico bello en zal je niets slechts overkomen. Als je niet in God gelooft, tja, dan moet je het zelf maar weten. Een wrede boodschap in een derdewereldland.

De meeste mensen die in Swaziland van de Heer komen getuigen, zijn gelukkig wat genuanceerder. Maar er zijn er wel erg veel van. Swaziland wil de preekstoel van Afrika zijn. Daarom heeft het land krachtige zendmasten opgericht die Gods boodschap over de bergen en savannes van zuidelijk Afrika zenden. In Nederland is de kracht van de stralen aan bepaalde maxima gebonden, maar in Swaziland is de wet clement: het doel heiligt de middelen, nietwaar?

De zendelingen komen ook goede werken verrichten. Overal rijden witte fourwheeldrives met mensen van God erin, die eten uit komen delen, wezen onder dak brengen, oude vrouwen komen wassen, daken op kapotgewaaide scholen timmeren en de mensen een hart onder de riem steken.

Ik dacht eigenlijk dat ‘de missie’, waarvoor vroeger op mijn basisschool gecollecteerd werd (een fiets voor de pater in Oeganda), uitgestorven was. Maar de missie leeft! Het gros van het geld dat in Swaziland wordt gestopt, is afkomstig van kerkgangers.

Sterker nog. In Nederland en West·Europa mag de Kerk aan invloed verloren hebben, in de rest van de wereld is dat helemaal niet het geval. Integendeel, mensen worden juist steeds geloviger, kijk maar naar de islamitische wereld of naar de Verenigde Staten. De ontkerkelijking van West·Europa maakt geen onderdeel uit van een universeel verschijnsel. We zijn slechts een eenzame uitzondering.

Ik snap eigenlijk niet waarom de predikers het nodig vinden juist in Swaziland van God te getuigen. Swazi’s hoef je niet over de streep te trekken. Wat dat betreft, kun je beter zieltjes gaan winnen in Nederland. Volgens mij ben ik de enige atheïst in heel Swaziland. Ik durf het soms niet eens te zeggen, in gezelschap. Het levert je meewarige blikken op.

Omdat de meeste Swazi’s reeds geloven in Christus, gaat het de evangelisten niet om het dopen van heidenen. Het gaat erom ze voor de juiste kerk te winnen. Eén derde van de Swazi’s is rooms-katholiek, één derde protestant (luthers of anglicaans) en één derde zionist, de Afrikaanse kerk van gebedsgenezers.

Veel evangelisten, met name die uit de Verenigde Staten, willen dat veranderen. Ze willen van Swazi’s leden van de Church of the Latter Day Saints (mormonen) maken, van de pinkstergemeente, van de Jehova’s getuigen, of van een van de talrijke Amerikaanse sektarische gezelschappen. Er gaat geen maand voorbij zonder dat er weer een Billy Graham-achtig type zijn opwachting komt maken in het voetbalstadion.

Ook de koning van Swaziland zit daar meestal bij. Mswati in, en zijn moeder, de patroonheilige van de zionisten, stellen zich open op tegenover alle religies. In Swaziland vinden ze het helemaal niet zo belangrijk bij welk godshuis je staat ingeschreven. Zo kunnen in een gezin de leden allemaal naar een andere kerk gaan.

Ik kom de zendelingen overal tegen. Op een feestje draagt een oudere man met een grote verheugde glimlach triomfantelijk een T·shirt met daarop: “Ask me about Jesus.” Reden voor mij om weg te duiken achter de braai. Ach, ik ben natuurlijk kinderachtig, want het zijn altijd mensen met de allerbeste bedoelingen.

Toch brengen christenen soms ook schade aan. Zo leek Oeganda de hiv-aids-problematiek onder controle te krijgen. Het condoomgebruik was hoog en aids was uit de taboesfeer gehaald. Maar toen begon de liefdadigheidsorganisatie van president Bush een offensief. Oegandezen moesten zich onthouden van seks buiten het huwelijk. Condooms werden ontraden want die werkten alleen maar buitenechtelijke seks en prostitutie in de hand.

De acceptatie van dit gedachtegoed werd vergemakkelijkt met een zak geld. De christelijke president van Oeganda liet zich beïnvloeden. Gevolg: condooms hebben weer een slechte reputatie. De hiv-aidscijfers zijn aan het stijgen. Ik ben soms bang dat dit in Swaziland ook gaat gebeuren. Amerikaanse zendelingen prediken onthouding, geen condoomgebruik.

Onthouding hoort overigens wel bij de tradities van Swaziland. Nog in 2002 kondigde koning Mswati een Umvwaho af: een nationale kuisheidsverordening. Dit deed hij op verzoek van een grote groep meisjes, waaronder zijn dochter. De maagden van Swaziland beloofden onthouding en de mannen moesten dit respecteren. Dat deden ze om te voorkomen dat ze aids zouden krijgen. Meisjes van rond de vijftien behoren tot de meest kwetsbare groep omdat ze het vaak met oudere (rijkere) mannen doen.

Het rein houden van het lichaam betekent in Swaziland meer dan slechts het behouden van de individuele maagdelijkheid, hoe nuttig dit ook moge zijn. De onthouding wordt traditioneel gebruikt om de omstandigheden te beïnvloeden in het koninkrijk, bijvoorbeeld om een ramp af te wenden. Het is een rite en een vorm van magisch denken.

Begrijp me niet verkeerd na mijn geweeklaag over christenen. Er gebeurt veel goeds uit naam van God. Zo heeft een Britse anglicaanse dominee deze week hoogstpersoonlijk twee miljoen euro naar Swaziland gebracht voor de bestrijding van hiv-aids. Dat geld is opgehaald in de kerken van Schotland. Trouwens, Peter en ik zijn ook aan de kerk dank verschuldigd, ICCO is een ontwikkelingsorganisatie met een protestantse achterban.

De mensen van ICCO hebben ons nooit naar ons geloof gevraagd. Toen wij er verbaasd naar vroegen, zeiden ze slechts: “We vragen jullie om andermans religie te respecteren, of dat nou het protestantisme is of de islam.” Mensen die niet in God geloven, vinden zichzelf meestal heel tolerant en ruimdenkend, dat dacht ik ook van mezelf. Maar in de praktijk blijkt dat soms niet mee te vallen. Zo leer je toch nog wat.