13

Bosjesmannen en zionisten

Ik parkeer de auto. Het landschap is leeg en stil. In de verte zie ik toch iets kleurigs. Een groepje kerkgangers—zionisten, in groene en witte jurken en met herdersstaf—komt samen in de schaduw van een boom met lage overhangende takken. Het is nooit leeg in Swaziland.

Een meisje van vijftien neemt me mee de berg af. Ik wil de oude rotstekeningen van Bosjesmannen bekijken. Bosjesmannen, tja, zo mag je ze eigenlijk niet noemen: de San en de Koi-koi’s (onze hottentotten) zou beter zijn. Of is dat ook weer veranderd? Ik las dat ze zelf tegenwoordig de voorkeur geven aan de titel Bushman. Omdat ze mensen van de bush zijn.

Ze vormden de oorspronkelijke bevolking van Swaziland, maar ze wonen hier al honderdnegentig jaar niet meer. Ze zijn verjaagd naar de droge woestijnen van zuidelijk Afrika. Ze wonen nu in de Kalahari en in de Namib. Weggejaagd door die rotblanken zeker! Mis. Door Bantoestammen. De Afrikaanse volkeren die vanuit het noorden heel zuidelijk Afrika kwamen bevolken. Een proces dat ook alweer twee millennia geleden is begonnen.

De Bantoes waren veehouders terwijl de Bosjesmannen jagers en verzamelaars waren. De Bosjesmannen regen het liefst de koeien en schapen van de Bantoes aan hun speer want die liepen niet zo hard weg. De Bantoes boos natuurlijk. Maar de Bosjesmannen begrepen niet dat je dieren kunt bezitten. Een wolk is toch ook van niemand?

De Bantoes waren sterker en vermenigvuldigen zich sneller. Dat krijg je als je rundvlees eet in plaats van sprinkhanen. In het begin werden de Bosjesmannen nog als nuttig gezien, omdat hun medicijnmannen regen tevoorschijn konden toveren. Maar dat bleek op den duur onvoldoende om ze een recht op bestaan te geven. Nu resten alleen nog de tekeningen die hun sjamanen achterlieten op de rotsen.

Of eigenlijk zijn enkel nog de resten van de tekeningen over. Ze werden geschilderd met een mix van kleurstoffen en eiwit. Het eiwit is sinds lang verdwenen. Enkel het rode ijzerstof en een zweem van oker en houtskool bleven koppig standhouden.

De tekeningen zijn nu cultureel erfgoed, een toeristentrekpleister, sinds ze officieel zijn ontdekt. Maar eigenlijk zijn ze nooit kwijt geweest natuurlijk. De Swazi’s uit de omgeving bouwden hun kampvuren boven op die van de Bosjesmannen. De tekeningen waren daar, duidelijk zichtbaar, maar niemand gaf er wat om.

Sinds ze zijn ‘ontdekt’ staat er een net schuttinkje om de grot heen. Mijn jonge gids tilt het poortje van takken uit de doorgang. Ze knelt ondertussen haar mobiele telefoon tussen haar kin en haar schouder. Ze is verslaafd aan dat ding, ze zit continu te pielen aan de knopjes maar volgens mij doet ie het helemaal niet.

Ik dacht eigenlijk dat we diep de grotten in moesten kruipen om dan in een imposante heilige zaal terecht te komen. Maar de tekeningen zitten achter het poortje, gewoon in de buitenlucht. Die zaklamp had ik ook wel thuis kunnen laten.

We klauteren over een grote kei en staan vlak voor de tekeningen. Sommige tweeduizend jaar oud, andere honderdnegentig. De tekeningen waren nooit af, maar werden elk jaar uitgebreid en overgeschilderd. Een project van eeuwen. Ik zie een grote rode olifant met slagtanden. Ik herken nijlpaarden, antilopes en apen. Een vrolijk rijtje Bosjesmannen (te herkennen aan de speer en een soort peniskoker) marcheert een rotsspleet in. Ik zie de grote gespierde Bantoes met wapperende len-dendoekjes de wereld betreden, vergezeld van koeien en schapen.

De allermooiste afbeelding, die waarvoor ik eigenlijk gekomen ben, is van een groepje vogelmensen. Het zijn mooie fijn getekende figuurtjes met veren aan de armen en de kop van een bidsprinkhaan. De sjamaan heeft ze gezien in zijn trancedromen en de beelden opgetekend. Ik zag een foto van de vogelmensen in een museumpje en kon ze niet vergeten. Hier zijn ze, ik kan ze gewoon aanraken. De vogelmannetjes zijn uit de rotsspleet gekropen. Volgens de Bosjesmannen vormden rotsspleten ingangen naar ‘de andere wereld’, de wereld van krachten en geesten.

Als de Bosjesmannen met een vraag zaten—bijvoorbeeld waarom ze geen wild meer konden vinden, of waarom mensen ziek waren—ging de sjamaan of medicijnman voor hen in trance. Om die staat te bereiken gebruikte hij drugs (de dagga die hier nog steeds wordt geteeld, is de beste marihuana van de wereld, zegt de Swazi) en danste hij tot hij duizelig werd.

Maar ook de natuur was hypnosemiddel. De dichtbij gelegen rivier verdwijnt in een spectaculair kolkgat, om pas honderd meter verder weer tevoorschijn te komen. De sjamanen keken in dat gat en raakten door de brute natuurkracht in een trance.

Eenmaal in trance kon de sjamaan de andere wereld, de wereld van de geesten, bereiken. Daar legde hij zijn vraag neer. Het antwoord schilderde hij op de rotswand. De kleurstoffen voor de schilderingen haalden de Bosjesmannen uit de oude ijzermijn in Ngwenya. Als je daar de rotsen beklimt, kom je in een grot terecht waar je de oker en het rode metaalstof zo van de muur kunt krabben. Een beetje speeksel erbij en je kunt jezelf van top tot teen beschilderen in de typische rode kleur van de Bosjesmannen.

De tekeningen op de rotswand voor me zijn niet bijzonder knap of artistiek. Maar ze bezitten een magische kracht, zelfs voor rationele westerlingen. Het is heel gemakkelijk om je een uur lang te verliezen in het stripverhaal op het plafond. En dan zijn dit nog niet eens de mooiste Bosjesmantekeningen van Swaziland.

Het is wel een van de weinige plekken die open zijn voor toeristen. De manier waarop de plek wordt geëxploiteerd is een verhaal apart. De mensen die om de plek heen wonen, mogen de grot exploiteren en onderhouden. De opbrengst van de bezoekers gaat in de gemeenschappelijke pot.

Door er een gemeenschappelijk project van te maken, wil de Swazi toeristenbond voorkomen dat er dingen gebeuren uit nijd of jaloezie. Het is niet de bedoeling dat auto’s worden leeggehaald terwijl toeristen de berg afdalen naar de tekeningen. Ook zal niemand de tekeningen beschadigen als ze voor iedereen geld opbrengen.

Op de zondag dat ik de tekeningen bezoek, hangen er dan ook veel mensen rond het hutje waar je je inschrijft voor een rondleiding. Waarschijnlijk wordt er door hen op toegezien dat er geen geld verdwijnt in de zakken van het meisje dat de rondleiding geeft. Ze zien toe op een eerlijke boekhouding.

Verder is hier niet veel geld te verdienen. Het landschap mag dan adembenemend zijn, in mijn ogen, de boerderijtjes zijn arm met kleine akkertjes en de mensen wonen nog in traditionele hutten met rieten daken. Fijn voor toeristen, maar de mensen hier zouden liever in een vierkant huis wonen, met ramen, een schoorsteen, en meer van dat soort luxe.

Terug bij de auto hoor ik het zachte geroezemoes van de groep zionisten onder de boom. Het is niet toevallig dat ik ze juist hier aantref. Bosjesmannen gingen, zionisten kwamen. De geesten wilden niet alleen achterblijven. Ook zionisten brengen zichzelf in trance als ze mensen willen genezen.

Het zionisme is een succesvol importartikel. In het begin van de twintigste eeuw kwamen wat missionarissen uit de Verenigde Staten naar Zuid·Afrika om het christelijke geloof te verspreiden. De religie (zionisme heeft niets te maken met het Joodse zionisme) sloeg aan en binnen een mum van tijd was de gehele kerkleiding in handen van Afrikaanse mannen.

In Swaziland is nu een derde van de inwoners zionist. Het zionisme is zo populair, omdat het past bij de cultuur van de Swazi’s en andere volkeren van zuidelijk Afrika. De Swazi gelooft in heksen, in medicijnmannen, in boze krachten en geesten. De zionistische dominee bidt en leidt de liturgie, maar hij geneest ook mensen en drijft duivels uit.

Het zionisme is een natuurgodsdienst, waarin het water een belangrijke rol speelt. Overal waar water van de rotswanden danst, kun je ze vinden. Toen ik een paar weken terug in het natuurpark Malolotja door mijn verrekijker keek, op zoek naar zebra’s, zag ik een lange rij jongemannen, wel tweehonderd, die in elkaars voetstappen over de golvende graslanden liepen. Ze kwamen bij een waterval vandaan waar ze de nacht hadden doorgebracht en er hun geheime rites hadden uitgevoerd.

Zionisten lopen om in trance te raken. Als mijn zoontjes eindeloos rondjes rond de tafel rennen, roept Julia protesterend: “Stop, jullie lijken wel een stel zionisten, stop!” Op zondag zie je ze overal langs de autowegen lopen in hun kleurrijke mantel en met hun herdersstaf. Op maandag zijn ze weer gewoon telefoniste, behanger of tandarts.

De zionisten vinden hun trance op dezelfde plekken als waar de Bosjesmannen dit ooit deden. Ook zij kijken in het gapende kolkgat van de rivier om in trance te kunnen raken. Vervolgens slaat de dominee aan het genezen, en drijft hij duivels uit. Daarbij loeien de volgelingen als koeien, zo gaat het roddelverhaal.

Is het toeval dat Bosjesmannen en zionisten op dezelfde plek naar het goddelijke zoeken? Net zo toevallig als dat priesters een kapelletje laten bouwen onder een oude eik waar mensen al sinds mensenheugenis briefjes of andere geheime boodschappen tussen de schors steken. Of een moskee die wordt gebouwd op de grondvesten van een kathedraal. Heilig is heilig.