2

Vertegenwoordiger in borstvoeding

Peter gaat de komende twee jaar werken op het hoofdkantoor van IBFAN Afrika (International Baby Food Action Network). Als je ontwikkelingswerk doet, dan doe je dat met het hele gezin. Ook ik ben dus een beetje in dienst. ‘We’ worden uitgezonden door ICCO, een grote Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingsorganisatie. Peter krijgt voor mij zelfs een toelage, net iets meer dan voor de kinderen.

We gaan met het hele gezin op bezoek bij het kantoor van IBFAN. Aan de muur hangen posters waarop verliefd kijkende moeders met een gezonde baby aan de borst prijken. Ze hangen naast de verplichte portretfoto van de koning van Swaziland Mswati in. Hij is vast ook met de borst gevoed want hij ziet er patent uit.

Flesvoeding is taboe volgens IBFAN. De eerste vraag die mij gesteld wordt door Pauline Kisanga, de baas van Peter, is dan ook: “Je voedt de baby toch nog wel?” Ze bekijkt de negen maanden oude Elliot met een wegende blik en daarna, niet minder wegend, bekijkt ze mijn buste.

Ai, dat is een pijnlijke vraag. Maar dat kan Pauline Kisanga ook niet weten. Het liefst roep ik nu enthousiast uit: “Jawel, en ik ga door tot zijn tiende levensjaar!” Het wrange is dat ik echt één van de weinige vrouwen op aarde ben die—ik durf het bijna niet hardop te zeggen—‘te weinig melk heeft’.

Ik weet al wat er nu volgt. Moeders hebben nooit te weinig melk, ik ben gewoon slecht geadviseerd. Maar dan kent Pauline me nog niet. Ik weet alles van borstvoeding, maar het zelf geven, dat kon ik maar mondjesmaat.

Ik kruip beschaamd weg in een hoekje als ik zeg: “Nee, ik ben ermee gestopt want het ging niet goed.” Ik wil eraan toevoegen dat ik Lester vijf maanden borstvoeding heb gegeven en dat hij maar bleef huilen en een broodmager ontevreden speenvarken werd, tot de dag dat hij zijn eerste fles kreeg. Vanaf toen was hij de rust zelf.

En dat het met Floyd precies hetzelfde dreigde te gaan, tot ik permissie kreeg hem bij te voeden. Op die manier hebben we het samen toch nog zo’n vier maanden volgehouden. Toen Elliot geboren werd, en hij op de vierde dag ook uitdrogingsverschijnselen vertoonde, zei ik vastbesloten: “We gaan aan de fles!”

Pauline schrikt ervan: dat komt onverwacht. Geef uitgerekend ik, die toch het goede voorbeeld moet geven aan Afrikaanse vrouwen, geen borstvoeding? Ze kijkt nog een keer kritisch naar mijn Elliot met zijn bijna eetbare armpjes vol vet. “Het is te zien,” hoor ik haar prevelen. Flesvoeding maakt dikke kinderen.

De jongens pakken braaf hun speelgoed uit op de vloer van Paulines kantoor. Hun plastic beestjes zitten handig opgeborgen in hun reisverpakking: een leeg blik babyvoeding. O jee, alsof ik de duivel in blik mee naar binnen heb genomen. Ik schop het onding snel onder mijn stoel. Heeft Pauline het gezien?

IBFAN zetelt in een klein sober kantoor in het Llan’lubeka House, een kantorencomplex in het centrum van Mbabane. Peter laat me trots zijn kantoortje zien. Er past precies een bureau in. Met zijn rug zit hij naar de centrale hal, verborgen achter beige lamellen. Alles is bruin, zoals dat gebruikelijk was in de jaren zeventig. Geen opwekkende omgeving maar ach: uiterlijk doet er niet toe aan het front.

Vanuit hier gaat Peter de komende twee jaar zijn werk verrichten. Hij moet kindervoedingsorganisaties, kinderartsen, diëtisten, ambtenaren en iedereen die ook maar iets met kindervoeding te maken heeft, helpen het beleid van IBFAN uit te voeren. Hij doet dit in Tanzania, Oeganda, Gambia, Zambia en Mozambique. Voor een deel vanuit Mbabane en deels in de landen zelf. Het betekent dat hij elke maand een week weg zal zijn, iets waar ik af en toe aan denk, maar niet al te veel. Je moet niet eerder ongelukkig worden dan nodig.

Voor ik nu de indruk wek dat Peter in een organisatie van fanatici terecht is gekomen, eentje die de realiteit allang uit het oog heeft verloren in de verharde strijd om de moederborst, een soort borstvoedingsmaffia, moet ik eerst uitleggen hoe belangrijk de strijd van IBFAN is.

In Nederland is het goed om borstvoeding te geven. Met moedermelk gevoede kinderen zijn vaak slanker, sterker, intelligenter en minder vaak allergisch. In Afrika is borstvoeding overleving. In Afrika is meestal geen schoon water beschikbaar en zijn veel moeders te arm om elke vier dagen een blik dure flesvoeding te kopen.

Ze lengen de voeding aan of ze geven de zuigeling maïspap. Het gevolg is massale babysterfte door diarree en ondervoeding. Borstvoeding is gratis, schoon en altijd voorradig.

Veel moeders in Afrika en Azië denken er juist goed aan te doen om flesvoeding te geven. Het lijkt een veel beschaafdere manier van baby’s voeden dan dat primitieve borstvoeden van hun moeders. Ze zijn in die opvatting jarenlang gesteund door de reclamecampagnes van melkpoederfabrikanten.

Bovendien, niet alle moeders kunnen zich veroorloven thuis te blijven bij hun baby. Ze moeten geld verdienen. De bazen in Afrika geven werkneemsters niet altijd de mogelijkheid om borstvoeding te geven. De baby’s worden achtergelaten bij oma, die elke paar uur een flesje klaarmaakt en ze te snel op goedkope pap over laat gaan.

Vooral de vloedgolf aan hiv en aids heeft het imago van borstvoeding veel kwaad gedaan. Veel moeders durven geen borstvoeding te geven als ze hiv-positief zijn. Ook veel dokters, verloskundigen en verplegers adviseren moeders geen borstvoeding te geven als ze hiv-positief zijn. Dat is bijna een automatisme.

Maar nu volgt de crux: baby’s gaan nog eerder dood aan flesvoeding of maïspap dan aan aids. Sterker nog, als de moeder hiv-positief is, is het goed om de baby borstvoeding te geven. Dat versterkt zijn immuunsysteem en hij krijgt de antistoffen van zijn moeder mee. Mits hij uitsluitend moedermelk krijgt en niet wordt bijgevoed.

Je geeft hiv-aids niet door via moedermelk, maar via bloed. De baby loopt pas risico op besmetting als hij wondjes in zijn darmen heeft. Die wondjes krijgt hij als hij pap of vast voedsel erbij krijgt, of als hij een darminfectie oploopt. De kans op wondjes of infectie is klein als hij uitsluitend aan de moederborst ligt.

In een ideale wereld, waarin moeders genoeg geld hebben voor melkpoeder, overal schoon water voorhanden is en de flessen gesteriliseerd gebruikt worden, is het natuurlijk beter om flesvoeding te geven aan baby’s van hiv-besmette moeders. Maar in die ideale wereld leven we nu eenmaal niet. Zeker niet in Afrika.

De boodschap van IBFAN moet doordringen tot de diëtisten, de gemeenschapswerkers, de tv-zenders, de dokters, de multinationals, de regeringen, de moeders, de oma’s en de tantes van Afrika. Het moet algemeen beleid worden in Afrika dat moeders gestimuleerd worden zes maanden uitsluitend borstvoeding te geven.

IBFAN baseert zijn opvattingen op wetenschappelijk medisch onderzoek. Daaruit blijkt dat borstvoeding beter is in geval van hiv-aids en armoede. Dus wat is eigenlijk het probleem? Wie wel eens een ordinaire thriller of een boek over globalisering en multinationals heeft gelezen, weet dat veel zaken minder eenvoudig zijn dan ze lijken.

Afrika is een mooie groeimarkt voor flesvoeding. Hele legers moeders werken en mogen hun baby niet zogen van hun baas. Veel moeders zijn hiv-besmet of vermoeden dat ze dat zijn. Daarbij is borstvoeding nog steeds gebruikelijk in Afrika: een heleboel potentiële klanten dus. En last but not least: in Afrika worden veel baby’s geboren.

Er doet een verhaal de ronde in de media en ik hoop dat het geen broodje aap-verhaal is. In de Filippijnen, een land waar vrouwen massaal flesvoeding geven, zou een proces gevoerd worden tegen een multinational omdat deze zich niet aan bepaalde internationale codes houdt. De advocaat die de zaak voor het Filippijnse IBFAN zou voeren, is vermoord.

Maar ook zonder deze thrillerelementen is de strijd van IBFAN een verbeten strijd. De fabrikanten van flesvoeding zeggen het beleid van IBFAN te onderschrijven en zich eraan te houden. Zo mogen ze op een reclamefoto geen baby laten zien die uit een fles drinkt. Ook mag een reclame niet impliceren dat flesvoeding beter is dan borstvoeding.

Maar de melkpoederfabrikanten vinden andere, slinkse wegen om hun product toch aan de man te brengen. Hoe gaat een kinderziekenhuis om met de subsidie van een multinational? Hoe stevig moet je in je schoenen staan als verpleger, als er een kast vol gratis blikvoeding paraat staat? Geeft het ziekenhuis de borstvoeding een eerlijke kans als ze ongeïnformeerde moeders voor zich hebben?

Die gratis flesvoeding is geen cadeau maar een marketingactie. Als de moeder thuiskomt met haar baby is de borstvoeding niet op gang gekomen en opgedroogd. Ze moet dus voor zes maanden melkpoeder kopen. Je kan maar het beste heel argwanend staan tegenover deze liefdadigheid.

Overigens gaat de strijd van IBFAN niet alleen maar over borstvoeding. Ook de gezonde voeding van kinderen in het algemeen hoort bij de strijdpunten. In Afrika stappen veel gezinnen over op het eten van geïmporteerde groenten en granen. Vaak zijn de lokale varianten gezonder en vooral goedkoper.

Het is wel wrang dat juist deze Nederlandse moeder, die al zoveel te stellen heeft gehad met haar eigen borstvoeding, de komende twee jaar fervent actievoerder voor borstvoeding moet zijn. Als een moeder in Swaziland me vraagt of ik mijn welgevoede dreumes ook nog met de borst voed, zal ik liegen voor de goede zaak. “Jawel,” zeg ik dan trots, “en kijk eens hoe goed het met hem gaat.” Leve Elliots dikke armpjes! Nu alleen nog een manier bedenken om de blikken melkpoeder stiekem van de supermarkt naar huis te vervoeren.