14

Een avondje weg

Peter en ik gaan bij mensen eten. Voor de allereerste keer sinds we in Swaziland zijn, dus het wordt wel eens tijd. Ik denk een week lang na over hoe ik de babysitsituatie op zal lossen. Iets in me wil niet aan Julia denken. Te ingewikkeld. Hoe komt ze weer thuis?

Maar dan zijn er nog twee dagen te gaan voor onze afspraak. Leslie en Stuart hebben al gastvrij gezegd dat ze wel pizza’s zullen bestellen en dat de kinderen een dvd kunnen kijken, maar daar zijn mijn kinderen eigenlijk nog te jong voor.

We kunnen de kinderen natuurlijk wel meenemen, als het echt moet. Mijn ouders zeulden ook altijd met ons rond. Maar het zou nu juist zo fijn zijn om zonder de kinderen te gaan. Om daar gewoon als twee beschaafde, ontspannen mensen heen te gaan, te praten over politiek en kunst, en dan licht dronken weer naar huis te rijden. Zonder een lading slapende kinderen in de wagen.

Dus ik vraag Julia en ze zegt meteen ja. Ze komt zaterdagavond. Ze zal blijven slapen. En wie weet brengt ze Sipho mee. Geen probleem! Ik durf het aan omdat ze nu ook voor Elliot zorgt, wat best goed gaat. Wat kan er nu misgaan met de oudste twee. Niks toch? Bovendien wil ik zó graag uit.

Zaterdagavond komt Julia aanzetten. Ze heeft haar mooie kleren aan en een grote bos haar op haar hoofd. De oppas is duidelijk niet dezelfde persoon als de huishoudster. In haar tas een grote zak olienootjes om te pellen. Gezellig. Lester is erg verguld met de komst van Sipho en hangt dwepend aan zijn lichaam. Hij mag wel in zijn stapelbed slapen hoor.

We stoppen de kinderen nog even in bad en daarna mogen ze een filmpje kijken met Sipho. Morgen kunnen ze toch uitslapen. Om kwart voor zeven rijden we weg. De jongens zien ons niet meer. Lester zit met zijn arm om Sipho heen naar Winnie de Poeh te kijken en Floyd zit er trots naast. Elliot zit glazig voor zich uit te kijken op de grond. Ik heb zijn fles al klaargezet. Hij is duidelijk klaar voor zijn bedje.

De avond is er een van goud. Stuart en Leslie zijn heel aardig. Eindelijk ontmoeten we eens mensen die een beetje van onze soort zijn. Ze zijn niet in de Heer, ze zijn ergens tussen de 34 en de 43 en ze hebben een zoontje van anderhalf. Zij zit in het ontwikkelingswerk en hij werkt thuis als schrijver en journalist.

Opgetogen en geïnspireerd rijden we tegen twaalven weer naar huis. Als we ons erf oprijden, zie ik dat alle lichten nog branden. “Hé, dat is gek,” zeg ik, “is Julia nog op, of heeft ze de lampen voor ons aangelaten?” Als we naar de deur lopen, zie ik door het raam Julia in de keuken. Ze dweilt de keukenvloer. Zo laat nog?

“Dag Julia, hoe ging het?” vraag ik zingend. Ze kijkt me verwilderd aan. “Goed hoor, maar nu ben ik zo moe.”

Ze heeft kleine oogjes en haar kroeshaar steekt één kant uit. “Waarom slaapje nog niet?” Ze haalt haar schouders een beetje verslagen op. Ik loop het huis in en hoor geluiden uit de kamer komen. Vreemd, de tv staat nog aan, misschien wist Julia niet hoe ze hem uit moest zetten en is de film opnieuw begonnen, en toen weer, en toen weer. Als ik de huiskamer in loop, zie ik de kinderen voor de tv zitten. Lester nog steeds met zijn arm verliefd om Sipho heen geslagen, Floyd met een klein bekkie ernaast. “Dag mama,” roept Floyd vrolijk, “Toit fimpie kijken!”

Mijn kinderen, van twee en vier jaar oud, hebben van kwart voor zeven tot twaalf uur ‘s avonds film zitten kijken. Ik zie de ravage om me heen. Overal lege dvd-dozen en losse dvd-schijfjes op de grond. Overal lego, plastic dieren, treinrails, en playmobil. Op de grond liggen stukjes chips en schalen van olienoten.

“Wat is er gebeurd Julia?” vraag ik. “Waarom liggen de kinderen niet in bed?”

“Ze wilden niet,” zegt ze. Ze haalt haar schouders berustend op.

“Maar ze moeten toch gewoon naar bed,” sputter ik tegen.

“Ze gingen niet,” zegt ze, alsof het de gewoonste zaak van de wereld is, “ze waren niet moe, ze wilden films kijken.” Zelf was ze wel moe, en ze heeft op de bank liggen slapen.

Snel brengen Peter en ik de kinderen naar bed. Sipho duikt met kleren en al tussen de matras en het dekbed in. Julia heeft het beddengoed protesterend weggebracht. Veel te veel eer voor haar zoon, zo kan hij ook wel slapen. Ik wil uitleggen dat ik het niet zo fris vind dat iemand op de matras ligt en onder een kaal dekbed. Maar ik ben moe, en het is laat.

Ik kruip mijn bed in en denk: Morgen beginnen we opnieuw, nu slapen. Maar ik kan niet slapen. Ik speel steeds opnieuw de scène af. Dat de jongens als twee lijkbleke apies voor het tv-scherm zitten en dat Julia ligt te slapen op de bank. Ik gruw ervan.

Ik ben nog het meest boos op mezelf. Dat ik mijn kinderen, ondanks mijn instinctieve ‘nee’, heb achtergelaten bij een oppas die niet weet hoe het hoort. Of die ik niet verteld heb hoe het hoort. Ik denk iemand te kunnen vertrouwen, iemand te begrijpen, maar dan blijkt dat we toch van verschillende planeten komen. Dat beangstigt me want Julia zorgt inmiddels elke ochtend voor mijn baby.

De volgende ochtend om zeven uur stap ik uit bed. Ik hoorde net de jongens uit bed komen en volgens mij heeft Julia de baby uit bed gehaald want ik hoorde hem even piepen en daarna niet meer. Het regent pijpenstelen. De stroom is uitgevallen, dus het huis is koud en schemerig. Ik kom de kamer binnen en zie Elliot in zijn slaapzak op de bank zitten. Alleen. Lester zit al klaar voor de tv. “Ik ga een filmpje kijken,” zegt hij opgewekt. Dat had-ie gedacht.

Ik ga op zoek. Julia is nergens te vinden. Haar bed is afgehaald. Als dat al ooit opgemaakt is geweest. Haar zoon Sipho is in de slaapkamer van de jongens. Hij geeft Floyd een schone luier. Lief. Dan snap ik de situatie. Julia heeft de kinderen uit bed gehaald en is gaan douchen, buiten in het dienstverblijf. Tegen Sipho heeft ze gezegd: jij past op de kinderen en doe Floyd een schone luier aan!

Ik vloek. Het is natuurlijk mijn verantwoordelijkheid, maar dan moet Julia Elliot er niet uithalen zonder mij te waarschuwen. En dan ook nog al die regen, een doorwaakte nacht en geen elektriciteit. Ik denk aan de mislukte oppasavond. Ik voel een diepe woede, die vooral op mezelf is gericht.

Als Julia uit de douche komt, zegt ze dat ze haar sleutels kwijt is. Ze heeft Sipho met de sleutelbos naar het dienstverblijf gestuurd en hij heeft de bos nooit teruggegeven. We halen alles in het huis overhoop maar vinden niets. Mijn boosheid en ongerustheid groeien. Wat een chaos in dat hoofd van Julia, foeter ik in mezelf. Hoe kan ik haar ooit nog vertrouwen? “Morgen moet je maar wat later komen,” zeg ik, “anders kun je er niet in.”

Maar eerst moet Julia stante pede het huis uit. Rust en regelmaat, dat is wat nu nodig is. Dus om acht uur zit ik met een ongewassen gezicht achter het stuur van de auto.

“Elliot ging ook heel laat naar bed,” zegt Julia alsof ze een goede grap vertelt.

“O, hoe laat dan,” zeg ik gealarmeerd, eraan denkend hoe moe ik hem achterliet. Julia schrikt en geeft er een mooie draai aan: “Nou ja, de film was nog bezig dus zo laat kan het niet geweest zijn. Misschien half acht?”

Ik geloof er niets van. Door de kletterende regenbui heen, breng ik moeder en zoon naar het busstation in de stad. Ik voel me schuldig dat ik ze daar dump, zo zonder thee en ontbijt (geen stroom) maar het moet. Het moet van mij, anders ga ik gillen en dan ontsla ik Julia. Eigenlijk voor haar eigen bestwil dus.

“Mage, ik heb maar 2,5 emalangeni (30 eurocent). Ik dacht dat ik geld zou krijgen.” Ik sla mijn hand voor mijn mond. Stom. Met een geforceerde opgewektheid zeg ik: “Nou, dan moeten we even terugrijden.” We rijden opnieuw naar huis en dan weer naar het busstation.

Nadat ik ze heb afgezet, rijd ik snel naar huis en ga puinruimen. Ik zie de chaos om me heen en die beangstigt me. Julia had de situatie niet in de hand, dat is duidelijk. De ordelijke poetskoningin van overdag is een slordige chaoot in de avond.

Ik ging er voetstoots van uit dat ze wel zou begrijpen dat kinderen van deze leeftijd hoogstens tot acht uur op kunnen blijven. Dom van mij. Ze durfde natuurlijk niet streng op te treden tegen de kinderen van de baas. De hele dag ben ik bezig met mezelf in het reine te komen. De kinderen blijven de hele dag, als kleine junks, zeuren om een filmpje. De dag komt wel om, maar dat gaat moeizaam. Ik vind het heel erg dat de sleutels zoek zijn.

De volgende ochtend trekt Peter zijn broek aan en zegt: “Hé, kijk eens.” En hij bungelt een bosje sleutels voor mijn neus. “Die had ik gepakt om even in de moestuin te kijken. Ik dacht dat het de onze waren.” Op datzelfde moment komt Julia binnen. Het is nog maar halfacht dus ze is expres een halfuur vroeger gekomen om ons te treffen. Peter geeft haar de sleutels en biedt haar nederig excuus aan. Julia zegt later met een klein stemmetje: “Ik was zo kwaad op Sipho, ik had hem bijna geslagen.”