23

Een preek van de dominee

Een van mijn logees gooit een onderbroekje weg. Ze heeft het speciaal meegenomen voor die paar dagen per maand dat een vrouw wat extra verschoningen nodig heeft. Dergelijke was wil je geen weken met je meeslepen in een koffer en gooi je dus maar weg.

Julia, die elke ochtend mijn vuilnis inspecteert omdat ze vindt dat ik verwrongen ideeën heb over wat afval is en wat niet, vist het broekje er uit. Ze laat het beschuldigend voor mijn neus bungelen. “Ik vond dit,” zegt Julia misprijzend, “is het de bedoeling dat dat weggegooid wordt of is het een ongelukje.”

“Tja,” zeg ik, “ik denk dat het de bedoeling is. Het zal wel erg vuil zijn.”

“Ik was het schoon,” zegt ze, “ik was het en dan geef ik het aan mijn vriendin. Die ligt in het ziekenhuis.” Ik zeg dat mijn logee dat misschien een inbreuk op haar privacy vindt, maar ik beloof het haar te vragen. Mijn logee haalt haar schouders op en zegt dat ze er nog wel een paar voor haar heeft.

Een paar dagen later ver telt Julia me dat haar vriendin erg blij was met de schone witte onderbroekjes. “Shame,” zegt ze, “ze is zo ziek. Ik denk niet dat ze het gaat redden.”

Ik vraag Julia wat haar vriendin mankeert. “Ze heeft die ziekte, you know,” zegt Julia.

De vriendin ligt in het overheidsziekenhuis van Mbabane. Een akelige plek. Vieze donkere gangen. Mensen met uitgebluste blikken. Rafelige gordijnen rond de behandeltafels. De receptioniste heeft een deken omgeslagen achter haar bureau, zo koud is het er. Gisteren stond in de krant dat de riolering ter hoogte van het ziekenhuis was gebarsten. Het rioolwater spoelde twee dagen lang rond het ziekenhuis voordat het probleem werd verholpen.

Julia noemt de ziekte van haar vriendin liever niet ‘aids’. Niemand in Swaziland heeft aids. Mensen gaan dood aan suikerziekte, aan kanker, zelfs aan stress. Maar niemand heeft aids. Julia heeft elke week een begrafenis. De laatste keer die van haar buurvrouw. Die ging dood aan stress. De boyfriend, die een stuk jonger is, kon bijna niet lopen op de begrafenis. “Zo mager, hij gaat ook dood.” Ik vraag Julia waaraan hij dood zal gaan. “Verdriet en stress,” zegt Julia hoofdschuddend.

Ruim veertig procent van alle zwangere vrouwen in Swaziland is hiv-positief. Een derde van alle volwassen Swazi’s is besmet. Een derde van alle kinderen is wees. Ze wonen bij hun grootmoeder of staan er alleen voor. Op sommige scholen krijgen deze kinderen een gratis maaltijd. Verder bekommert zich niemand om hen. Ze zijn met te veel.

Het is niet zo dat de Swazi’s bijzonder promiscue zijn. Dat is een halsstarrige mythe. De gemiddelde Swazi heeft tijdens zijn leven niet meer seksuele partners dan de gemiddelde Europeaan. Maar het probleem van de Swazi’s (zoals van veel Afrikanen) is dat ze vaak meerdere partners tegelijk hebben. Een vrouw en een vriendin, of twee vrouwen. Dat vergroot de kans op overdracht. Vooral als de vriendin of vrouw er ook een extra minnaar op na houdt.

Doordat Europeanen maar één vrouw of man tegelijk hebben, ook al veranderen ze elke paar jaar van vrouw, hebben ze minder kans hun partner te besmetten. Aids geef je namelijk vooral door in de eerste maanden van de besmetting. Daarna wordt het virus minder agressief. Vaak laten Europeanen of Amerikanen zich testen, voordat ze overstappen naar de volgende partner.

Overal, bij de tandarts, bij de makelaar, bij de Spar, liggen gratis condooms. Peter en ik hebben er eens een uitgeprobeerd, uit nieuwsgierigheid. Ze bleken uit Taiwan te komen, ontwikkelingshulp zeg maar, en ze hadden ook Taiwanese maten. Dat leek ons minder handig voor Afrikaanse mannen, of de mythe nou waar is of niet. Bovendien waren het niet de transparante superdunne dingen waar wij in Nederland aan gewend zijn. Het zijn dikke stinkende rubbers. Een collega van Peter zei dat dat laatste geen probleem is. “It helps to prolong…” Maar dat ze te klein zijn, is wel een probleem. In de krant staat dat ze daardoor gemakkelijk scheuren. Bovendien is er geen uiterste houdbaarheidsdatum vermeld.

Die aidscijfers zijn moeilijk voorstelbaar. Als je in een wat groter gezelschap bent, kun je ervan uitgaan dat een derde van de aanwezigen hiv-positief is. Dit geldt ook voor rijke mensen, want aids is geen armeluisziekte. Snel doodgaan aan aids is wel exclusief voor armelui. Rijke mensen slikken duurdere medicijnen, eten gezonder, en stellen hun overlijden zo nog wat jaren uit.

Dat dertig procent van de mensen in Swaziland besmet is met het aidsvirus, leek me voor mijn vertrek een absurde situatie. Ik stelde me voor dat de straten gevuld zouden zijn met wankelende skeletachtige wezens. Dat mensen hun dagen huilend zouden doorbrengen wegens de verschrikkelijkheid van zoveel dood in hun omgeving. Dat het onvermijdelijk was, dat ik de hele dag bezig zou zijn met aids en hiv.

De zoon van onze tuinman komt ons vaak op zaterdag in de tuin helpen omdat zijn vader oud is en het niet allemaal meer aankan. Zelf heeft John geld nodig voor zijn gezin. Het is een harde werker maar hij is heel vaak ziek. Soms is hij knap en vrolijk, soms is hij lelijk en grijzig. Vaak komt hij niet, te ziek, dan weer komt hij te laat en vertrekt al na een uurtje.

Julia is altijd moe, en heel vaak grieperig. Haar man is een paar jaar geleden overleden. Ik vraag haar of ze een aidstest heeft ondergaan. Ja hoor, een jaar geleden nog en die was negatief. En sindsdien: aan haar lijf geen polonaise meer. Ze zegt: “Dan moet mijn man het vanuit de hemel hebben gedaan.”

Voor mijn vertrek naar Swaziland nam ik me allerlei dingen voor: er zouden altijd latex handschoenen voor het grijpen liggen in ons huis en we zouden heel voorzichtig omgaan met bloed en wondjes. Maar dan betrap ik me erop dat ik tijdens Lesters verjaardag gewoon de bloedende elleboog van zijn vriendje verbind en er troostend een kus op druk.

Lester is een paar weken geleden gebeten door een jongetje op school. Diens vader is vorig jaar overleden en sindsdien is het kind erg agressief. Ik vond het al een afschuwelijke gedachte maar dat was meer in de trant van: kom niet aan mijn kind! De directrice maakt me echter voorzichtig duidelijk waarom bijten ‘not done’ is. Hoeveel vaders gaan er dood op hun veertigste, flitst het opeens door me heen. Moet ik Lester nu laten testen?

Aids is een taboe. Slechts een enkele keer ontmoet ik iemand die eerlijk over aids is: de frisse jonge manager van een fastfoodrestaurant bijvoorbeeld. Ze vertelt me plompverloren, ik geloof tijdens het afsponsen van ons tafeltje, dat ze al jaren hiv-positief is. Haar man en twee van haar drie kinderen zijn ook besmet. “Je moet veel sporten, ik doe elke dag oefeningen, en je moet je lot in Gods handen leggen.” Ze leidt een groep vrouwen in een bijbelgroepje om te praten over aids.

God krijgt veel verantwoordelijkheid van de Swazi’s. Als ik de gordijnennaaister vraag of zij weet wat er tegen de aidsepidemie gedaan moet worden, zegt ze: “We moeten bidden tot God.” Ach, geef haar eens ongelijk. Als je de oplossing niet buiten jezelf kunt leggen, kun je net zo goed gillend door de straten gaan rennen in het besef van je machteloosheid.

Hoe kan het dat aids in Swaziland zo groot en afschuwelijk aanwezig is, en dat mensen nog steeds kinderen krijgen, huizen bouwen, trouwen, dansen, en onbeschermd vrijen? Daar kon ik me vanuit Nederland niets bij voorstellen.

Misschien dat een eenvoudige vrouw uit Swaziland, een nette vrouw die elke zondag uren in de kerk doorbrengt, die maar een paar jaar naar school is gegaan, die al blij is dat ze ‘s avonds maïspap op tafel kan zetten voor haar opgroeiende kinderen, die niet weet hoe ze volgend jaar het schoolgeld zal betalen, wier man haar slaat, dat zo’n vrouw zich niet zo druk maakt om aids.

Want ja, of je nou doodgaat aan tuberculose of aids? Of je nou wordt overreden door een busje of sterft aan aids. Of je nou honger hebt of aids. Of je nou op je veertigste doodgaat door de geboorte van je twaalfde kind of overlijdt aan aids. Of je kinderen nou doodgaan aan slechte kindervoeding of aan aids. Of je nou verkracht wordt, of aids krijgt, of allebei. Aids is maar één van de honderd manieren waaraan een Swazi kan sterven.

Waarom vrijen mensen niet gewoon met condooms, zou je zeggen. Veel vrouwen hebben eenvoudigweg niet de keuze om veilig te vrijen, laat staan om het enkel met een trouwe partner te doen. En als je dan besmet bent, en de halve wereld om je heen ook, stopt het leven dan? Krijg je dan geen kinderen meer? Als je besmet raakt, kan het nog jaren duren voor je ziek wordt. Je kunt er best vijftig mee worden.

Ik begin een beetje onder de invloed te raken van alle zendelingen die hier het straatbeeld domineren: ik preek als een dominee. De overgrote meerderheid van al het liefdadigheidsgeld dat in Swaziland binnenkomt, plus de bijbehorende goedbedoelde mankracht, is weliswaar gericht op hiv-aidsbestrijding, maar veel van het geld krijgt een godsboodschap mee. Het wemelt van de Amerikaanse missionarissen.

Het helpt niet veel. Swaziland raakt ontvolkt. Elk jaar komen er tienduizend wezen bij. Terwijl het ook anders zou kunnen. In sommige delen van Afrika vindt zelfs een kentering plaats. Maar in Swaziland nog niet. De koning geeft nog steeds het slechte voorbeeld met zijn vrouwen en talloze minnaressen. Zijn vader had tweehonderd kinderen en Mswati in komt al aardig in de richting.

Cijfers zeggen niet altijd alles, maar in dit geval zijn ze zo dramatisch dat het menselijk verhaal overbodig is: 130 duizend kinderen in Swaziland zijn wees, op een bevolking van 950 duizend mensen. Slechts één op de vier mensen in Swaziland wordt ouder dan veertig jaar. De gemiddelde levensverwachting van de Swazi is bij zijn geboorte eenendertig jaar: de laagste ter wereld.

Bijna de helft van alle kinderen die sterven voor hun vijfde, gaan dood aan aids. Moeders in Swaziland zijn erop voorbereid één of twee kinderen te verliezen. Volgens een onderzoek van de Verenigde Naties zal vooral onder de huidige groep vijftienjarigen de grootste klap vallen. Een enkeling is al hiv-positief sinds de geboorte, de meerderheid loopt het op als gevolg van al dan niet vrijwillige seks.

Jonge meisjes hebben vaak een relatie met een oudere man die hen presentjes geeft in ruil voor seks. Die oudere mannen zijn natuurlijk vaker besmet dan maagdelijke jongens. De jonge meisjes hebben vervolgens seks met een leeftijdsgenoot waardoor weer een generatie besmet raakt. Als mensen alleen seks binnen hun eigen leeftijdsgroep zouden hebben, zou aids minder agressief om zich heen grijpen.

De premier van Swaziland heeft in de krant geroepen dat al het beleid, alle voorlichting en al het geld ten spijt, Swaziland ten onder gaat aan hiv-aids. Dat er eigenlijk geen lieve moeder meer aan helpt. Wilde hij de mensen shockeren en zo tot actie dwingen? Of wilde hij zeggen: laten we dus maar gewoon blijven dansen, want we gaan toch wel naar de verdoemenis…?