3

Domestic dreaming

In de borst van menig ontwikkelingswerker klopt het hebberige hart van een onvervalste koloniaal. Je droomt wel eens van een witte villa op een berg, met glanzende parketvloeren en een tuin vol bloeiende struiken. Maar dat krijg je natuurlijk niet, we leven niet meer in de jaren dertig tenslotte. Of toch wel?

We hebben een huis gevonden. De huurmakelaar heeft ons precies twee huizen aangeboden. Eentje lag kilometers buiten de stad, op een erg eenzame plek en bungelde boven een diepe afgrond. Ik zag onze jongetjes al op de bodem van het ravijn liggen. Geen veilige omgeving voor een jong gezin.

Gelukkig worden we meteen verliefd op het tweede huis dat ons is aangeboden. Het is een droomhuis en heeft niets met opofferend idealisme te maken. Het is eerder koloniaal: een witte oude villa op een heuvel. De oprit is zo slecht dat je bijna een fourwheeldrive nodig hebt om het huis te bereiken, maar ach, een kniesoor die daarop let.

De tuin staat vol geurende bloemen en heggen met kamperfoelie, heeft terrassen en rozenborders en tientallen monumentale bomen. Er staan stokoude eucalyptusbomen waar je bijna een tunneltje voor een auto in kunt boren, zo breed, een joekel van een paarse jacaranda mét cyclaamroze bougainville eroverheen gedrapeerd en struiken vol rijpe moerbeibessen. In de voortuin liggen rotspartijen waarover je kunt klauteren. De god die dit paradijs geschapen heeft, heet Samson en hij werkt er al dertig jaar.

Als we met de makelaar de tuin in lopen, verliefd op de romantische plek, vallen we bijna in een azuurblauw zwembad. “Een zwembad? Hoe kan dat nou,” roep ik verbaasd uit. Ik heb op mooie natuur gerekend, op leuke muziek en op een standvastig zonnetje toen ik naar Swaziland verhuisde. Maar zelfs in mijn stoutste dromen over ontwikkelingswerk komt geen zwembad voor.

“Wat zit er achter, what’s the catch?” vraag ik daarom aan de makelaar. Hij kijkt me niet-begrijpend aan. Wat moet hij met mijn calvinisme? Peter snapt het gelukkig wel en pakt mijn hand vast terwijl de makelaar de automatische reiniger van het zwembad demonstreert. We hebben ons huis gevonden, maar zijn bang dat het ons nog afgenomen zal worden. Hebben we ergens een komma verkeerd gelezen?

Later zullen we merken wat achter deze droomaanbieding zit: een gammel huis vol mankementen, een huisbaas die slechts schoorvoetend dingen komt repareren en een uit zijn krachten gegroeide tuin die ons nog heel wat hoofdbrekens zal bezorgen.

Voor nu zijn we gelukkig. Ons huis is wit, heeft alleen een begane grond en schuilt onder een solide dak zodat we droog zitten in het regenseizoen. De kamers hebben grote ramen met witte traliehekken tegen de inbrekers en houten vloeren. Die vloeren zijn een unicum in het land van de witte plavuizen. Om de romance te vervolmaken prijkt voor het huis een veranda met pilaren, je moet alleen wel oppassen dat je niet door de balustrade breekt.

We hebben in elke kamer grote ingebouwde kasten, zodat we geen kasten hoeven te kopen voor onze spullen die op dit moment over de oceanen stomen. We hebben een bediendeverblijf en een washok. We hebben waslijnen. We hebben twee garages waarvan we nog niet weten of ze open kunnen. We hebben hekken met scheermesjesprikkeldraad erbovenop.

Het huis bestaat uit een woonkamer en een eetkamer en suite. De kamers zijn zo hoog dat het echoot. Een euvel dat, ook als de kamers niet meer leeg zijn, ons nog veel ergernis zal bezorgen. Geen drie schelle kinderstemmetjes, maar steevast zes, plus tweemaal een krijsende moeder. Naast de open haard hangen houten planken waarop je dichtbundels kunt stapelen. We hebben drie slaapkamers en een studeerkamer. Deze laatste beschikt kamerbreed over boekenplanken, iets wat ik altijd al wilde hebben. Heel jammer dat mijn boekenverzameling in Nederland is achtergebleven.

Ach, het is niet allemaal super-de-luxe, meer een opknappertje eigenlijk, maar het huis is schoon en heeft prachtige verhoudingen, heel klassiek. Het juiste woord is: romantisch. En het is heel praktisch dat het huis op een steenworp afstand van de stad ligt. Peter kan op de fiets naar zijn werk, al klimmend en dalend over de heuvels. Dat betekent dat we maar één auto hoeven te kopen. We hebben geen geld voor twee auto’s. Kun je je voorstellen dat je een heel huis moet inrichten en een auto moet kopen in een paar dagen tijd?

De Mbabane-club, waar ik wil gymmen (maar niet golfen), ligt op tien minuten lopen. Later hoor ik van mijn medesporters dat je beter niet kunt lopen omdat je dan steevast in de bosjes wordt getrokken door woeste verkrachters of wordt aangevallen door troepen dolle honden. Merkwaardig dat negentig procent van de Swazi’s toch blijft lopen.

We hebben officieel recht op een bewakersvergoeding vanwege het slechte imago van Swaziland, dus er gaat elke nacht een meneer op onze veranda zitten. Als Peter straks naar Zambia vertrekt, blijven de jongens en ik niet onbeschermd achter. Ik ben er een beetje huiverig voor, maar ik weet dat het erbij hoort, zoals ik ook een hulp in de huishouding moet zoeken. Wie iemand in dienst neemt, wordt lid van de samenleving, krijgt een gezicht en blijft geen buitenstaander. Dat geeft je bescherming. Dat heb ik geleerd op de inburgeringscursus toen ik vroeg of het eigenlijk wel mocht: personeel in huis nemen.

Bovendien, zo luidt de cynische grap: of ontwikkelingshulp positieve effecten heeft op de lange termijn is nog maar zeer de vraag. Maar het geld dat ontwikkelingswerkers uitgeven in een nooddruftig land: aan eten, spullen maar vooral aan mankracht, dat heeft zeker effect.

We kunnen pas over twee weken in ons nieuwe huis. Dus na het dagdromen in de oude witte villa rijden we weer terug naar ons krappe appartement in Ezulwini. Ik heb wel voortaan een kind minder, dat scheelt. Lester gaat naar school in Mbabane en rijdt ‘s ochtends mee met zijn vader. Floyd doet elke ochtend zijn schoenen aan in de hoop dat hij mee mag. Vervolgens maakt hij ruzie met baby Elliot. Het is hier te klein en we hebben dringend een zandbak en een driewieler nodig. Gelukkig is onze container al naar ons op weg.

Ik maak een waslijst met spullen die we moeten aanschaffen voor ons huis: een vergiet, een snijplank, wijnglazen…We dringen ons op bij vertrekkende expats. Hebben jullie nog bedden of een eettafel misschien? Het lijkt of mensen elk spijker mee naar huis nemen. Zouden ze wel eens uitgerekend hebben hoeveel het kost om een bankstel over de oceaan te vervoeren? Hoeveel bank kun je daar in Zweden voor kopen? Ach ja, bovenal wil ik hun leven, het reeds gesettelde en veilige leven. Geef dat adressenboek met vrienden er ook maar meteen bij.

In het weekend spieden we door het hek van onze nieuwe tuin. Is het werkelijk zo mooi en zo groot als we ons herinneren? Ik schrijf triomfantelijk naar Nederland: We hebben een huis! Het is wit, het heeft houten vloeren en een zwembad. Vooral de opa’s en oma’s mailen opgelucht terug: een huis! Alsof ze stiekem bang waren dat we in een rieten hutje zouden gaan wonen.

Qua voorbereiding had dat ook best gekund. Het is een beetje onverantwoord om slechts met een paar tassen naar een totaal onbekend land te vliegen, zonder te weten waar je gaat wonen. Zeker als je drie kleine kinderen hebt. Onze kennis van Swaziland was gebaseerd op een avond googelen en The Lonely Planet. Straks zijn we echte Swazi’s. Als je een bos sleutels hebt, dan woon je ergens, toch?