18

Hoe ik drie taarten bakte en er twee weggooide

Als Lester vijf jaar oud wordt, ga ik met mezelf een grote uitdaging aan. Een nieuw boek? Een liefdadigheidsproject? Het vinden van het definitieve aidsmedicijn? Nee, nog beter. Ik ga zelfde verjaardagstaart bakken voor zijn feestje.

Met een lange boodschappenlijst rijd ik naar de Spar terwijl Peter de kleintjes entertaint. Bakken is een zaak van groot belang in Mbabane. Iedere witte vrouw bakt taarten en cakes. Dat is haar roeping, geloof ik. Meer nog dan kinderen krijgen of zieken verplegen.

In Nederland zou je naar de HEMA stappen en een Jip-en-Janneketaart kopen zonder smaak- en kleurstoffen. Hier moet je zelf aan de slag om de vieze crèmetaarten van de Spar te ontlopen. Ik heb een simpel recept gevraagd aan Paula. Ik zie de taart al helemaal voor me.

Omdat ik niets bezit wat ik kan gebruiken voor een taart, moet ik alles kopen wat je maar nodig kunt hebben: cakemeel, eieren, witte suiker, vanille-essence, bakpoeder, speciale suiker om glazuur te maken (icing sugar), eetbare verfstofjes, een maatbeker, een garde, een spuitzakje met allerlei opzettuutjes om letters op de taart te spuiten, aluminiumfolie, een spaan om te smeren en vierentwintig blikjes bier.

Vierentwintig blikjes bier? De taart die ik ga maken is een klassieker onder de moeders in zuidelijk Afrika en omstreken: de beer-boxcake. Ik heb het over de kartonnen bodem waarop vier sixpacks met bierblikjes staan. Dat is precies de maat voor een grote taart die je gemakkelijk kunt versnijden voor grote groepen kinderen. De taart is vooral bedoeld voor school en voor andermans partijtjes want je hoeft het bakblik of de schaal niet terug te krijgen. De tray mieter je in de vuilnisbak. Bovendien is de taart heel gemakkelijk in de auto te vervoeren.

Om vier uur ‘s middags begin ik. Met Floyd en zijn bemoeizuchtige vingertjes naast me, start ik het grote experiment. Het lijkt me ontzettend eenvoudig voor een slimme vrouw als ik. Ik begin het recept te lezen. Wel lastig dat alles in Amerikaanse maten is vermeld. Hoeveel is precies een cup? En hoeveel vijf achtste cup? De nieuwe maatbeker geeft gewoon grammen en milliliters aan.

Enfin, laat ik de details van het productieproces maar achterwege laten. Ik deel alleen mee dat de kartonnen beer-box halverwege in vlammen opgaat en dat de taart verschroeid uit de oven komt. Ik schraap het zwart er mismoedig vanaf. Peter vindt dat het wel gaat, de schat, maar ik weet wel beter.

Gelukkig heb ik nog genoeg ingrediënten over. Ik begin opnieuw als de jongens in bed liggen. Weer dat gereken met die cups, waarom heb ik dat nou niet opgeschreven? Ik doe het allemaal net iets sneller en handiger, vind ik. Maar als ik het beslag in de geblakerde beer-box giet, vind ik het wel wat dunnig.

Voor de zekerheid snijd ik de verbrande buitenkant van de oude taart af, want misschien kan ik de twee lagen wel op elkaar plakken met glazuur. Even proeven. Wat nu? De taart brandt en tintelt op mijn tong. Peter proeft even. Gadverdamme! Ik lees het recept nog een keer over. Ik zie dat ik een b’tje te veel heb gezien. Geen acht tbsp (tablespoons, eetlepels) maar acht tsp (theelepels) bakpoeder! Ik vond het al wat veel. Het schuimde ook als in een gevaarlijk chemisch experiment.

Dit betekent dat taart nummer twee ook niet te eten is. Dat maakt trouwens helemaal niet uit, want die taart, die nog in de oven zit, komt niet omhoog. Ik zet de knop van de oven uit en ga maar naar bed. Helemaal geen ramp hoor. Er komen alleen maar tien kinderen en tien volwassenen morgenmiddag.

Ik word al om vijf uur ‘s ochtends wakker om over de taartsituatie na te denken. Ik ben vastbesloten om het opnieuw te proberen, maar ik heb nog wel genoeg eieren, maar niet genoeg om daarna nog een eierloopwedstrijd te houden en bovendien is mijn bakpoeder op. Er zitten gek genoeg maar zestien eetlepels bakpoeder in zo’n potje. Normaal doe je daar een jaar mee natuurlijk.

Dus om half negen zondagochtend klim ik in de auto en rijd naar de Spar. Deze goddeloze Zuid·Afrikaanse winkel is gelukkig nooit dicht. Ik ben vastbesloten om niets te gaan lenen bij Paula want ze zal me het bakken vast uit handen nemen. Bovendien schaam ik me diep.

Ik shop fluks wat dingen bij elkaar. Helaas is de drankafdeling gesloten dus kan ik geen nieuwe beerbox kopen. Dan maar een bakblik gekocht van ruime vierkante afmetingen. Plus, niet onbelangrijk, een setje plastic cups en lepeltjes om de juiste hoeveelheden van de ingrediënten af te meten. Dat bestaat. Ik ben wel gestrest. Als ik lang moet wachten bij de kassa omdat de eieren niet gescand kunnen worden, moet ik bijna huilen.

Aan het werk. Nog vier uur te gaan. Nu doe ik het allemaal goed en netjes. De taart komt prachtig omhoog. Dan gaat de telefoon. Het is Paula. De taart laat ik in volmaakte toestand achter op het rooster. Terwijl ik poch tegen mijn ervaren taartbakvriendin, hoor ik Peter iets lelijks uitroepen. Ik weet meteen dat het met mijn taart te maken heeft.

Ik loop met ingehouden adem naar de keuken. Floyd heeft een stoel naar de aanrecht gesleept en is gretig gaan plukken in de taart. In het midden gaapt een groot gat. Ik neem de schade op. Ik kan kiezen. Ik kan het heel erg vinden, of ik kan net doen of er niets aan de hand is. Ik besluit tot het laatste.

Ik duw het gat dicht met de overgebleven stukken cake. Ik zeg: “Ik smeer er wel extra veel glazuur overheen,” met een trilling in mijn stem. En dat doe ik. Ik wil een Afrikaanse savanne maken. Ik heb plastic diertjes gekocht om op de taart te zetten. Het lukt wonderwel. Ik smeer een prachtige groene laag glazuur op de taart en schrijf er met sierlijke chocoladekleurige lettertjes ‘Lester, vijf jaar’ op. De zijkant versier ik met mooie golfjes en draakjes.

Bovenop zet ik een Afrikaanse boom, een olifant, een zebra, twee giraffes en een krokodil. Je ziet het gat bijna niet meer. Behalve dan dat de diertjes er bijna inkukelen. Ik druk hun pootjes nog maar wat steviger in het glazuur. De taart is mooi. Ik verstop hem op de studeerkamer voor Lester. Het feest kan beginnen.

Als we vroeger feesten gaven, in Nederland, zeiden Peter en ik altijd tegen elkaar: zouden we niet veel meer genieten van zo’n feest als we hulp in zouden huren. Het is zoveel werk en je komt aan niemand toe. Nu hadden we hulp: Julia en haar oudste zoon van zestien, Thulani. Zodra Julia binnenkomt, zet ze haar oudste zoon aan het werk: Thulani moet de oprijlaan bezemen en de terras-stoelen afsponsen.

Julia’s jongste zoon Sipho gaat met Lester en Floyd spelen. Zelf gaat ze als een razende aan het werk. Ze maakt grote bakken fruitsalade en ook bakken vol Griekse salade. De kip, die al de hele ochtend heeft liggen badderen in Peters marinade, wordt de oven ingeschoven. Ze maakt ook nog even de bedden op en ruimt de kamer leeg.

Ik leg Elliot in bed en ga me optutten. Ik geef het heft graag even uit handen. Een halfuur te vroeg komt het eerste jongetje al. Lwethu’s moeder komt niet eens even binnen. Ze duwt haar zoon over de drempel, zegt dat ze hem om vijf uur weer op komt halen en rijdt weg. Gek dat ze niet even komt checken of we geen kinderpornostudio aan huis hebben.

Daarna regent het jongetjes en meisjes. We wonen hier nu een half jaar maar het lijkt of Lester hier al zijn hele leven woont. Gewoon een feestje zoals thuis, maar dan in het Engels. De leuke ouders blijven plakken plus de enkele vrienden en vriendinnen die we ondertussen hebben opgedaan. Het wordt een groot feest.

We doen oud-Hollandse spelletjes (eierlopen, koekhappen en touwtrekken) die ook in Swaziland met veel enthousiasme uitgevoerd worden. Zelfs de ouders doen mee. Het weer is stralend mooi, dus alles speelt zich buiten af op een groen grasveld—de dag ervoor kortgeschoren door het ingehuurde grasmaaiteam—met bloeiende bomen en rozen, naast een flonkerend zwembad waar gelukkig niemand invalt.

Dan is het tijd voor de taart. Ik draag hem trots naar buiten. En linea recta weer naar binnen want het begint opeens te plenzen! Er rust vast een vloek op die taart. Gelukkig hebben we een groot huis en de taart smaakt heerlijk. Enkel hier en daar een mier, maar dat hoort op een Afrikaanse savanne.

Aan het eind van de dag veegt de zoon van Julia het huis en ruimt alle rommel op. Als ik in de keuken kom, is de afwas gedaan, staat de rommel in vuilniszakken klaar en is alles opgeborgen waar het hoort. Alsof je in de hemel woont.

Cleliwe, een van de moeders, schrijft het telefoonnummer van Julia op. Ze zegt: “Ik hoop dat Julia iemand kent die precies zoals zij is. Ik wil ook een maid die zo goed kan helpen bij een feest.” Ik lach wat zuurzoet en denk: Ze probeert mijn personeel te stelen. Ik heb Julia natuurlijk een extra grote fooi gegeven.

Die avond schransen we de restjes van het feestje op. Ik heb het gevoel dat we—na een half jaar—thuisgekomen zijn in Mbabane. Als je een feestje kunt geven, ben je niet meer alleen. Dan hoor je ergens bij, dan ben je deel van een gemeenschap. Ik realiseer me nu dat de school een belangrijke rol speelt in het settelen. Dus wie aan emigratie denkt: neem vooral je kinderen mee.

Ik heb me voorgenomen het taarten bakken tot kunst te verheffen. Elk weekend een taart of cake, dat moet kunnen. Als ik dan terugkom in Nederland word ik kampioen taarten bakken. Wil iemand een taart bakken, dan zeg ik: Ik heb nog wel een leuk recept. Alles wat je nodig hebt is een beer-box.