11

De school van Sipho

Dear Sir,

 

I kindly request you to do your best to find a place for Sipho S., age 12. His mother Julia H., has done her out-most best these past weeks to find a place for her son but she did not succeed. She is getting desperate because her boy needs to go to school, like every child, he should have this chance.

 

I am the employer of Mrs H. and in my turn I will guarantee that she will be able to pay the school fee this week. I will help her with that if necessary. I hope you are able to help Sipho S. and his mother with a place on your school. I will be very grateful for your kindness.

 

Yours sincerely,

Mrs E.M. Bakker

PO Box 281

Mbabane

“En, heb je mijn brief laten zien?” vraag ik ‘s ochtends aan Julia.

Julia zucht: “Oh, mage, ik heb de brief laten zien. De directeur van de school zei dat je een erg vriendelijke vrouw moest zijn.”

“Maar is Sipho nou toegelaten?” vraag ik ongeduldig.

“No mage, hij wilde het geld meteen. Alleen mensen die geld bij zich hadden, werden geholpen. It goes like that! Hij heeft mijn naam opgeschreven en gezegd dat ik morgen terug moest komen. Dan zou hij wel zien.”

Ik loop hoofdschuddend weg. Dat betekent dus dat Julia daar morgen met het schoolgeld moet komen. Vijftienhonderd emalangeni, oftewel 160 euro. En dan nog een uniform, boeken en reisgeld. Ik zal over de brug moeten komen. Sipho moet immers naar school.

Het hoofdstuk ‘Sipho’s school’ is al weken eerder begonnen. Julia komt trots vertellen dat haar zoon geslaagd is. Ik koop de krant en samen zoeken we zijn naam op tussen de duizenden andere namen van kinderen die ‘geslaagd’ zijn voor het basisonderwijs. Een soort Cito-toets is het, maar dan een waarvoor je ook kunt zakken. Ze is apetrots.

Pas later begrijp ik dat Sipho weliswaar geslaagd is, maar dat zijn resultaten betrekkelijk slecht zijn. Op een schaal van één tot vijf heeft hij niveau drie gehaald. Het slechte cijfer verbaast me niet want Sipho heeft het zwaar. Zijn moeder werkt hele dagen (voor mij) en hij heeft geen vader meer. Hij moet zelf koken en wassen en kijkt te veel tv, zegt Julia.

Het vervelende van dit magere resultaat is dat scholen niet staan te trappelen om kinderen met niveau drie aan te nemen. Ze geven liever onderwijs aan leerlingen die goede rapporten halen, niet blijven zitten, ijverig zijn en later gegarandeerd slagen voor hun eindexamen. Was Sipho rijk, dan keek niemand naar zijn resultaten. Maar hij is ook nog arm, en zal zijn schoolloopbaan enkel met behulp van beurzen en liefdadigheid kunnen voltooien.

Dus na een dag blijheid om het slagen, beginnen de klaagverhalen. Hoe moeilijk het is een school te vinden, hoeveel schoolgeld de scholen wel niet vragen en dat Julia, als weduwe, “he is an orphan!” het geld toch nooit zal kunnen opbrengen. “Oh, my high bp (high blood pressure ⁄ hoge bloeddruk), it is making me sick, I cannot sleep!” roept ze dramatisch uit.

Ik hoor het een paar dagen aan en begin te beseffen dat ik bewerkt word. Ik moet dat geld betalen, dat is duidelijk. Zodra Julia me ziet (bijvoorbeeld als ik mijn tanden sta te poetsen in de badkamer) vertelt ze over het schoolgeld van Sipho. Dat ze het aan die en die heeft gevraagd, maar dat die niet thuis geeft. Dat ze naar een school is geweest, maar die vragen wel 3500 emalangeni (350 euro). Ik word er boos om. Ik word niet graag gemanipuleerd. Ik ben ook maar een mens.

Vaak zie ik Julia het verhaal vertellen, diep zuchten en bijna tranen plengen, haar hand op haar keel leggen, en dan even snel en slim in mijn ogen kijken, in een fractie van een seconde, om te zien of het al werkt. Ze moet denken dat ik oliedom ben en ongevoelig. Ik word alleen maar koppiger.

Na een dag of drie, als ik denk dat ik ga gillen als ze nog eens over de school van Sipho begint, kaart ik het aan. “Julia, ik hoor je praten over het schoolgeld van Sipho. Ik snap dat het een probleem is, maar je geeft me het gevoel dat ik het moet betalen. Dat vind ik vervelend. Je begint er steeds over. Je moet denken dat ik dom ben.”

“No, no, no mage. Natuurlijk moet jij het niet betalen. Wat denk je wel, alleen omdat je mijn baas bent? Nee, echt niet mage. Ik zal het nog aan heel veel mensen vragen. Heel erg mijn best doen. En als ik het dan echt niet voor elkaar krijg, dan pas zal ik het aan jou vragen,” luidt het antwoord van Julia. Ik begrijp dat de vraag uiteindelijk toch weer bij mij terechtkomt.

Vervolgens blijkt dat het eerste probleem niet eens het schoolgeld is, maar dat het gewoon heel moeilijk is om een school te vinden die Sipho aan wil nemen. Rachel, de juf van Lester, zegt dat het soms beter is om dit soort kinderen het laatste schooljaar van de basisschool over te laten doen. Met een beter testresultaat hebben ze meer kans op een goede school. Dat ziet Julia niet zitten: “Nee, dat wil Sipho niet. Hij zou zich schamen.”

Julia komt elke dag te laat op haar werk. Ze heeft dan al sinds zes uur ‘s ochtends in de rij gestaan voor een school. Een school die haar, en de honderden anderen in de rij, met lege handen weer naar huis stuurt. “Probeer volgende week nog maar een keer,” is de reactie. De scholen vullen eerst de lege plekken op met sterleerlingen en vervolgens met leerlingen die het schoolgeld in één keer kunnen betalen. Pas daarna komen de Sipho’s van Swaziland aan bod.

Julia voert de druk nog wat op. Ze nodigt Sipho uit om naar mijn huis te komen. Het is een mooi jongetje met een stralende oogopslag, klein van stuk. Hij duikt meteen de speelhoek in met Lester. De volgende dag komt hij weer, en daarna weer. “Dat doet ze slim,” zegt Peter. “Hij verveelt zich thuis,” zeg ik dommig.

Peter wordt op zijn werk op de hoogte gehouden van de schoolgeldproblematiek door de receptioniste Grace. Ook zij gaat gebukt onder de hoogte van het schoolgeld dat in januari betaald moet worden. “In januari komt er geen eten op tafel in Swaziland,” zegt Grace. “Niemand kan het schoolgeld betalen.”

Nu zijn de Swazi’s ook geen spaarders van nature maar sparen is natuurlijk extra moeilijk als je nooit genoeg geld hebt. Aan het eind van de maand zijn de supermarkten adembenemend wit, qua clientèle, maar als het ‘payday’ is geweest, is de Spar weer kolkend druk. Ook de Kentucky Fried Chicken is drie dagen per maand vol.

Het schoolgeld is een dergelijk groot probleem in Swaziland dat in december en januari zelfs de meest hippe swingende deejays op de radio de mensen manen zorgvuldig met hun geld om te gaan. “Geniet van Oud & Nieuw maar maak niet al je geld op. Denk aan het schoolgeld!” luidt de boodschap tussen de hiphop-deuntjes door.

Ik begin wakker te liggen van het schoolgeld van Sipho. Julia staat nog 120 euro bij ons in het krijt voor de bril die op de grond kapot is gevallen. Ze werkt nog maar twee maanden voor ons. Ik kan haar toch niet zomaar een paar honderd euro lenen? Dat kan ze nooit terugbetalen. En hoe spaart ze dan voor volgend jaar? Dan heeft ze het geld weer niet. En het jaar daarop zitten wij weer in Nederland. Wie betaalt dan het schoolgeld van Sipho? Ik droom dat ze om zes uur ‘s ochtends al mijn huis binnenkomt om schoon te maken en hard tegen me aan te praten. “Dat je over haar droomt, betekent dat ze over je grenzen heen gaat,” zegt Peter, “ze moet ophouden.”

De eerste schooldag is intussen in heel Swaziland een week uitgesteld omdat er nog zoveel kinderen zonder school zitten. Bovendien laat de regering het afweten. De laatste termijn van de overheidsbeurzen voor ‘wezen en kwetsbare kinderen’ is vorig jaar niet uitbetaald. De scholen weigeren deze kinderen de toegang en geven ze ook geen eindrapport mee. Zonder zo’n rapport kunnen ze niet terecht op een andere school.

De regering beveelt de scholen via een krantenadvertentie om de kinderen toch toe te laten en erop te vertrouwen dat het schoolgeld betaald zal worden. De schooldirecteuren weigeren natuurlijk gehoor te geven aan deze oproep en het bevel van de regering heeft geen enkel resultaat. De overheid zal eerst over de brug moeten komen want de scholen vertrouwen de minister niet meer.

“Waarom doet de overheid niets, het is een schande,” roep je dan heel Nederlands. Maar een betrouwbare alomtegenwoordige overheid zoals wij die kennen, bestaat niet in Afrika. Dat de overheid zorgt dat er leraren zijn en dat die betaald worden, is al heel wat, maar verder moeten ouders en schoolleiding de verantwoordelijkheid dragen voor goed onderwijs: voor het schoolgebouw, de conciërge, de elektriciteitsrekening en zo meer.

De ouders moeten bovendien zelf het schoolgeld bij elkaar scharrelen, hoe arm ze ook zijn. In een land waar zeventig procent van de mensen onder de armoedegrens van een dollar per dag leeft, moeten mensen dus elk jaar bedragen van enige honderden euro’s opbrengen als ze willen dat hun kinderen naar school gaan.

Dat is natuurlijk onmogelijk, dus in Swaziland klop je aan bij chief, kerk, oom of baas als je geld nodig hebt.

Als Julia voor mij werkt, en ik betaal haar magere loon, heeft ze het volste recht om van mij te verwachten dat ik het schoolgeld betaal. Dat heet patronage en dat is de keerzijde van het verhaal. Zij werkt zich voor mij uit de naad voor bijna niks, maar ik moet ervoor zorgen dat zij overleeft. Ik mag haar dat schoolgeld geven, en in ruil ben ik de baas, de moeder, de mage.

Ik rijd met Julia naar de betaalautomaat. Ik geef haar het schoolgeld en haar maandsalaris, minus de afbetaling die we hebben afgesproken. “Nee mage, volgende maand pas,” protesteert Julia. Ik trek nog wat flappen uit mijn portemonnee. Krijg ik een bedankje? Ik kan het me niet herinneren. Moet ik ook maar niet zo stom zijn, zeg ik berustend tegen mezelf. Hier moet ik helemaal niet aan beginnen. Hier ben ik voor gewaarschuwd: geen geld lenen.

Ik heb van de weeromstuit een hekel aan Julia gekregen, iets dat me niet erg gunstig lijkt voor onze onderlinge betrekkingen. Later spreek ik erover met Peter en samen vogelen we uit hoe het zit met patronage en liefdadigheid en eigen verantwoordelijkheid. Dat we niet zo westers moeten doen. Wij hebben het geld toch? Nou dan.

Julia komt die ochtend om één uur binnen, in plaats van om acht uur. Ze heeft tot elf uur in de rij gestaan, maar Sipho is aangenomen. “Weet je mage, het kwam door het geld,” zegt ze. “Anderen staan nu nog in de rij omdat ze het geld niet hebben.” Ik vraag haar of ze blij is. “Yes mage, nu kan ik weer slapen. En ik zal nooit meer te laat komen and work, work, work.”

“Okay Julia,” zeg ik stilletjes.

Later laat ze me het schooluniform zien dat ze voor Sipho heeft gekocht. “Hij heeft alleen nog een trainingspak nodig, in schoolkleuren,” zegt ze, terwijl ze stofjes van de nieuwe trui afslaat. “Dat kan volgende maand ook nog wel hè Julia,” zeg ik gedecideerd.

De volgende ochtend: Julia komt pas om negen uur binnen. Ze zegt me geen gedag maar begint meteen te poetsen. Ze voelt de bui wel hangen. Ik zoek haar op. Ze verschoont mijn bed. “Je bent laat Julia,” zeg ik.

“Dat komt doordat mijn voet pijn doet,” zegt ze, “ik moest hier helemaal heen komen lopen omdat de bus nog te leeg was. Hij wilde niet vertrekken.” Julia klaagt inderdaad al een paar dagen over haar voet. “Morgen ga ik naar de dokter,” zegt ze, “want mijn voet is niet in orde.” Dus morgen komt Julia ietsjes later.

PS: Sipho krijgt op de eerste schooldag een boete omdat hij geen trainingspak heeft. De bureaucratie maakt me woedend: een trainingspak verplicht stellen terwijl de mussen van het dak vallen. Toch overhandig ik Julia dertig euro om een pak te kopen. Voor Sipho’s verjaardag dan maar. Het schoolgeld scheld ik de volgende maand kwijt, want ik ben een zacht ei. Totaal ongeschikt voor Swaziland.