36

Op bezoek bij mevrouw Dlamini

Een paar dagen na de begrafenis rijden Julia en ik naar de supermarkt. We hebben het uitgebreid besproken. Geven we de weduwe van Samson geld of kopen we zelf eten voor haar? Het Nederlands deel van mij zegt: we geven haar geld want anders is het zo betuttelend, alsof ze een gat in haar hand heeft.

Maar we weten ook dat haar zoon John ‘s nachts in een duivel verandert als hij te veel gedronken heeft. Zijn vader Samson kwam een keer huilend bij Julia aan. Zijn zoon had hem bedreigd en gedwongen zijn loon af te geven.

Julia en de zus van Samsons weduwe hebben het onderling bedisseld tijdens de begrafenis. Als ik Samsons vrouw wil helpen, kan ik dat beter in natura doen. John kan wel geld afpikken, maar hij kan moeilijk rijst omruilen voor bier. Tenminste, dat hopen we dan maar.

We rijden samen de boodschappenkar naar binnen. Julia vult hem met spullen die Swazi’s nodig hebben. Een grote zak rijst, maïsmeel, soep, pap, bonen, zonnebloemolie, limonadesiroop, kip, pindakaas, bananen, brood, kaarsen, zeep, lucifers en thee.

Zelf stop ik er nog een zak snoepjes, een voetbal en wat speelgoedjes bij voor de twee kleinkinderen van Samson, de kinderen van John. De moeder van de kinderen woont in Zuid·Afrika. Ze is na de geboorte van de jongste, die nu vier jaar oud is, vertrokken en zelfs nooit meer naar ze komen kijken.

Een Swazi-vrouw mag haar kinderen niet meenemen tegen de zin van haar (ex) man of de schoonfamilie. Ze zijn niet van haar, ze maken deel uit van de familie van de vader en behoren ook enkel tot zijn vooroudergroep. In het geval van een slecht huwelijk moet de moeder kiezen: of bij haar man blijven of haar kinderen achterlaten.

Het klinkt een beetje kil als een moeder weggaat zonder haar kinderen mee te nemen, maar de omstandigheden in Swaziland zijn heel anders dan in Europa. In Swaziland voed je kinderen niet op binnen de klassieke hoeksteen die we in Nederland gewend zijn: het gezin. De kinderen worden in Swaziland ook door opa en oma opgevoed, of door de tweede of derde vrouw, door de hele ‘extended family’ dus. Een scholier die een kind krijgt, een vrij normaal verschijnsel, voedt haar kind ook niet zelf op, maar geeft het aan haar moeder.

Ik wil de kleinkinderen van Samson verwennen, ik ga tenslotte op bezoek, en dus gooi ik mijn cadeautjes in de kar. Julia haalt haar schouders een beetje minachtend op. “A waste, je kunt beter eten voor ze kopen,” zegt ze. Maar de luxe die ik me kan permitteren is deze: ik koop een kar vol eten en kan dan ook nog wat cadeautjes betalen.

We laden de auto vol met boodschappen en rijden naar het huis van Samson. Ergens boven op een van de bergen boven Mbabane ligt het, een groen gepleisterd huisje. We rijden er via een netwerk van aarden weggetjes naartoe, steeds de top van de berg als eindpunt voor ogen houdend. We parkeren de auto boven het huis.

We dalen een betonnen watergoot af, zwaarbeladen, glijdend en gilletjes slakend. De weduwe van Samson zit op ons te wachten. Alsof ze wist dat we vandaag zouden komen. Ze mag de komende weken het huis toch niet verlaten. Ze draagt een zwarte hoofddoek en een zwarte omslagdoek. Pas later hoor ik dat ze, toen onze afdaling over de watergoot haar gemeld werd, snel haar kleren correct heeft aangetrokken. Een weduwe moet haar kleren binnenstebuiten dragen tijdens haar isolatietijd.

Mevrouw Dlamini zit waardig en proper op de vloer van haar huis. Op de Swazi-manier, op een rieten mat, met de benen recht vooruit, zitten we met een groepje vrouwen bij elkaar. Ik zie dat mijn teennagels wel heel felrood zijn gelakt. Wat zullen ze daarvan denken?

De weduwe is omringd met vrouwen die tijdens de rouwtijd voor haar zorgen. Ze halen water (het huisje ligt naast een natuurlijke waterbron waar het water kokend heet uit de berg borrelt), maken haar huis schoon en koken voor haar. De weduwe mag helemaal niets doen, zelfs niet één minuutje op haar erf in de zon zitten. “Als ze weer buitenkomt, is ze net zo wit als jij,” zegt Julia.

Haar kleinzoon Lwethu eet een steelpannetje rijst leeg. Hij kijkt me somber aan. Wat doe ik hier? Ik voel me ongemakkelijk, maar de weduwe van Samson is blij met mijn bezoek. Ik pak de voetbal tevoorschijn voor Lwethu. Pas als ik later weer naar buiten stap, zie ik dat het eigenlijk een wreed cadeautje is. Het erf is omringd door stijle hellingen. Hij kan de bal nergens heen schoppen, want dan is hij hem meteen kwijt.

Het fotoboek van Samson wordt in mijn handen gestopt. Daarin zie ik een jonge bebaarde Samson, recht van lijf en leden. De foto’s zijn in de jaren zeventig en tachtig gemaakt, door de mensen die toen in mijn huis woonden. Ik zie ze staan, met hun ouderwetse kapsels en kleren, voor mijn voordeur, in de tuin.

Ik krijg kippenvel. Wat een opeenvolging van mensen, van bazen, heeft Samson aan zich voorbij zien trekken. De mensen gingen, de tuin bleef, Samson bleef. Opeens krijg ik een raar gevoel. Van hoe het leven tegelijkertijd stilstaat en aan de andere kant pijlsnel voortschiet. Hoeveel invloed hebben wij in Swaziland? Wij, de buitenstaanders, die er ons ding komen doen, sinds honderdtwintig jaar nog maar?

We praten wat, Julia vertaalt. Mevrouw Dlamini vertelt over de rouwtijd, over hoe gemeen de schoonfamilie haar behandelt. Toen ze daar, onder die dekens, bij de begrafenis stond, legden ze een extra zware deken over haar heen, eentje die haar tegen de grond drukte en haar de adem benam. Ze fluisterden haar akelige, beledigende dingen in haar oor. Dat ze ook maar snel moest sterven.

Ik luister geschokt naar het verhaal. Is dit echt zo gebeurd of maakt de schoffering deel uit van een of ander ritueel? Ik stel nog wat vragen, probeer erachter te komen hoe het zit, maar dat wordt me niet duidelijk. Dit zijn waarheden voor deze vrouwen, en voor mij mysteries. Ik voel me een kind, maar ik knik invoelend en terzakekundig. Alsof ik precies weet waar ze het over hebben.

De vrouw verkeert nu nog in de rouwtijd maar dit zijn wittebroodsweken vergeleken bij wat haar nog te wachten staat. De schoonfamilie zal komen en haar alles afnemen wat haar volgens hen niet toekomt. De vraag is of John dit tegen kan houden. Wat is zijn positie in de familie? Was Samson de oudste zoon, of de benjamin, of er zelfs eentje van een tweede vrouw?

Weduwen in Swaziland hebben het zwaar. Ze worden nog net niet het graf ingeduwd. Hun leven is voorbij, zoals het leven van adellijke Hindoe-vrouwen vroeger ook voorbij was als hun man stierf. Op de brandstapel ermee! De gedachte in Swaziland is dat vrouwen die hun man overleven, schuldig zijn aan zijn dood. Ze kan hem behekst hebben, maar ze kan zijn dood ook veroorzaakt hebben door haar slechte gedrag. Bijvoorbeeld door zich niet aan de tradities te houden.

De vrouwen roddelen en klagen over de slechte behandeling door de schoonfamilie. Ik durf ze niet te vragen hoe ze zelf met hun schoondochters omgaan, deze zelfbewuste matrones. Ook vraag ik me af waarom ze deze traditie blijven accepteren. Waarom sluiten ze zich vrijwillig op in huis, als ze dat onrechtvaardig vinden?

Maar dan denk ik weer te westers. Ik denk dat mensen altijd een keuze hebben. Zij weten dat ze die niet hebben. Ze voelen zich geen individu, zoals wij in Europa. Ze zijn een onderdeel van een heel organisme van familie, voorouders en zelfs de hele Swazi-staat. Als zij niet netjes rouwen, berokkenen ze dat hele organisme kwaad.

We nemen afscheid en we klimmen de helling op, naar de weg. Ik zweet want het was bloedheet onder het golfplaten dak. Bovendien waren de ramen afgedekt zodat er geen zuchtje koele lucht naar binnen kon. Als ik de auto start, zie ik bij de hut een paar meter verderop een man wankelen en vallen. Hij blijft languit liggen. “Dronken,” zegt Julia zuur.

We vloeken, solidair, op slechte mannen die niet voor hun kinderen zorgen. We zitten als twee vriendinnen naast elkaar. Ik heb haar de berghelling opgesleurd, zij heeft mij geholpen de weg te vinden. We roddelen genoeglijk over haar eigen gemene schoonfamilie, over het drinken van John en over Samsons kleinkinderen.

Ik zet haar af bij het hek van ons huis en rijd zelf verder, naar school om de kinderen op te halen. Als ik weer thuiskom, is Julia weer in uniform en sopt ze de badkamer. Maar we blijven die middag naar elkaar lachen met nieuw begrip voor elkaar. Vanochtend waren we even een team met een missie.