17

Pap met maïsstamp en chips met ijs

In Swaziland breekt de winter van de ene dag op de andere aan. Ligt het koninkrijk in het weekend nog te bakken onder een hete zon, na het weekend halen we de truien en winterschoenen uit de kast. Met een graad of vijftien is het officieel winter.

Op deze eerste koude morgen rijden Peter en ik met een belangrijke opdracht naar de St Philomena School in Hlelehhele. De directrice van de school heeft ons gezegd uit te kijken naar een bruin-rood-wit gebouw waarvan de ramen beschilderd zijn met de kleuren yan de Swazi-vlag. Aan adressen doen ze niet in Swaziland, er zijn toch geen postbodes om brieven rond te brengen.

We vinden de school in een handomdraai. Het bord met de naam St Philomena RC School ontbreekt in het grote rek dat verveloos naast de weg staat, als een herinnering aan betere tijden. Maar de Swazi-kleuren op de ramen kunnen niet missen. We draaien het erf op en parkeren naast wat het kantoortje lijkt.

De langgerekte gebouwtjes van de school staan op een grijs veld van gruis en puin. Doordat de zon zo fel brandt en de lucht nog koud is, krijgt elk gebouw strakke contouren. Geen wolkje aan de lucht. Het rood is knalrood, het blauw helblauw. Het is een Tibetaanse dag vandaag.

De directrice, mevrouw Grace Gamedze, vinden we in haar piepkleine kantoortje waar de paperassen hoog liggen opgetast en de muren zijn bedekt met roosters en schema’s. Achter haar kantoortje bevindt zich de gloednieuwe lerarenkamer van de school met een kopieerapparaat midden op tafel.

“Helaas gebruiken we de lerarenkamer niet omdat de leraren de hele dag in de klas zitten. Zo’n kamer is eigenlijk iets voor een middelbare school met tussenuren,” zegt mevrouw Gamedze spijtig. Vandaar dat de kamer nu wordt gebruikt als magazijn. Ze is blijkbaar te bescheiden om de ruimte tot haar kantoor te maken.

We vertellen waarvoor we komen. Een Nederlandse mevrouw bezocht deze school tijdens een vakantiereis. Terug in Nederland heeft ze geld ingezameld met het verkopen van schilderijen. Ze heeft me gevraagd bij de school te informeren naar hoe het geld het beste besteed kan worden.

“Aaaah,” roepen de directrice en haar adjunct Betty Msimango uit. Het is ze meteen duidelijk om wie het gaat, ook al krijgen ze regelmatig touringcars langs met mensen die een bezoek aan de school een leuke excursie vinden. Ze herhalen de naam van de Nederlandse mevrouw bevestigend, maar om eerlijk te zijn, heb ik niet het gevoel dat we het over dezelfde persoon hebben.

Ze hebben het ook steeds over de in Zuid·Afrika woonachtige Greta. Deze heeft beloofd het schoolgeld van de kinderen van de schoolkok te betalen. Ik zeg vijf keer dat ik Greta niet ken. Pas als ik zeg dat Greta natuurlijk wel zo fatsoenlijk moet zijn om te betalen, wordt het onderwerp terzijde gelegd. Heb ik nu iets beloofd?

Volgens de directrice hebben de Nederlandse bezoekers stevige toezeggingen gedaan: een nieuw keukengebouw, een nieuwe leraarswoning, nieuw schoolmeubilair en een agrarische afdeling. Ik denk aan de 6000 euro die is opgehaald. Een gigantisch bedrag, maar niet genoeg voor al die dingen. Swaziland is geen land waar je met kraaltjes en spiegeltjes betaalt. Arbeid kost niks, maar materiaal heeft westerse prijzen.

We houden ons op de vlakte over de lijst van wensen en de hoeveelheid geld. “Laten we beginnen bij het keukengebouw, dat heeft blijkbaar prioriteit. Hoeveel geld is nodig om het te laten bouwen?” Dat weet de directrice niet. Ze mompelt iets over 100.000 emalangeni (ruim 10.000 euro) voor het bouwen van de muren van de leraarswoning. We zuchten ervan, wat een bedrag! Ze haast zich te zeggen dat de ouders hebben afgesproken om per kind 50 emalangeni (ruim 5 euro) te storten. Dat is een hoop geld, ruim 3.000 euro.

“Gaat dat lukken, die ouderbij drage?” vraag ik. Ze trekt een bedenkelijk gezicht. “Niet alle ouders kunnen betalen natuurlijk. Bovendien, een derde van onze leerlingen heeft helemaal geen ouders, die zijn wees en wonen alleen met wat broers en zusjes of een oma.” Uiteindelijk denkt ze dat er van de helft van de leerlingen geld binnenkomt.

“Wat voor soort gebouwtje moet het worden?” vraag ik. Het ministerie van Onderwijs heeft een bouwplan voor een keukengebouw klaarliggen. Daar heb je je ook aan te houden, als school. We spreken af dat de directrice zo’n plan aanvraagt, offertes verzamelt van bouwers en, heel belangrijk, op zoek gaat naar geld.

Dat klinkt misschien gek, als je geld komt brengen. Maar in Swaziland trekje geld met geld. Te beginnen bij het ministerie. Het is overheidsbeleid in Swaziland dat je als school zelf verantwoordelijkheid moet nemen en geld moet genereren. Pas daarna past het ministerie van Onderwijs bij. Daarmee creëren ze in de gemeenschap een draagvlak voor het project.

Als het de school bijvoorbeeld lukt om zelfde muren neer te zetten van het keukengebouwtje, komt het ministerie van Onderwijs af met het dak, en misschien met wat fornuizen en een aanrecht. De gemeenschap zal voelen dat het keukengebouw van hen is en van hun kinderen. Ze zullen er zuinig op zijn en zich gemotiveerd voelen om aan een nieuw project te beginnen.

Het keukengebouwtje is van groot belang voor deze school omdat je met een lege maag niet kunt leren. De meerderheid van de leerlingen krijgt thuis nauwelijks te eten. Om tien uur ‘s ochtends krijgen deze leerlingen op school een bord warm eten. Voor velen is het de enige maaltijd per dag. Vroeger serveerde de school twee maaltijden per dag maar dat is niet meer te betalen. De hoeveelheid wezen groeit alsmaar door. Dat is nu aids.

We lopen naar buiten, de directrice op twee krukken. Ze manoeuvreert handig over het puin. Het geïmproviseerde keukengebouwtje is opgetrokken uit oude beroete blokken van gasbeton. Tussen de muren en het dak zitten wat luchtgaten. Dat is ook nodig want het gebouwtje heeft geen schoorsteen. Ook geen sluitende deur trouwens, die hangt nog net aan een scharnier te zwaaien. Een kleuter kan zo naar binnen lopen en zich branden.

Het gebouwtje is eigenlijk een hele grote oven waarin, naast de drie ijzeren kookpotten, ook nog eens een kokkin staat. Ze stookt een gloeiend heet houtvuur. In de potten zitten bonen en maïspap, een typische Swazi-maaltijd. Voor de kokkin is het bijzonder ongezond om dag in dag uit in de rook en hitte te staan. Vandaar dat de school een nieuw keukengebouw nodig heeft.

De sirene gaat. Etenstijd. Uit de oude schoolgebouwtjes (het geheel stamt uit 1915 en is gebouwd door Italiaanse missionarissen) stromen de leerlingen. St Philomena telt 704 leerlingen, verdeeld over veertien klassen. Vijftig kinderen per klas dus. Van de leerlingen zijn 274 kinderen wees. Ruim een derde van de schoolbevolking. Sommigen wonen alleen, anderen met een oudere broer of zus, of bij hun grootouders.

De leerlingen dragen het eten in grote plastic emmers naar buiten. Met hun bakjes en borden scheppen de kinderen een maaltijd op. De meesten hebben geen bestek dus er wordt ouderwets met de handen gegeten. Dat gebeurt heel netjes en sierlijk.

De emmer wordt grondig leeggeschraapt en daarna weggedragen door de kinderen die dienst hebben. Bij de enige kraan die het schoolterrein rijk is, dringen de kinderen om hun nap af te spoelen. Daarna even wapperen en droog! Nu is het tijd om te spelen. Een groep meisjes staat touwtje te springen. Twee draaien, twee springen, precies zoals thuis. Alleen is het touw gemaakt van aan elkaar geknoopte plastic zakjes. Dat doet me eraan denken dat je hier ook nooit een echte bal ziet. Kinderen voetballen met een bol vodden.

Niet alle kinderen op de school zijn arm. Voor de poort zitten twee vrouwen met uitgespreide doeken op de grond. Daarop liggen muffins, chips en snoep. In een emmer zitten plastic zakjes met bevroren limonade: ijsjes. Veel kinderen kopen hun tienuurtje bij deze vrouwen. Ze krijgen blijkbaar geen eten mee, maar wel geld. Dat is weer een ander soort armoe. Ik denk aan de lunchdozen van mijn zoontjes. Twee boterhammen, fruit, een stukje kaas van ‘de lachende koe’, een flesje melk of een pakje kindvriendelijk sap en soms een zelfgebakken volkoren muffin.

Peter gaat touwtje springen met de meisjes en wordt spoedig omringd door een kolkende kindermassa. Ik klik met mijn camera. De blauwe uniformen, de mooie kaalgeschoren hoofdjes, de stralende ogen. De digitale camera is echt een werelduitvinding. Je kunt een portret meteen laten zien aan de mensen die je fotografeert. Een meisje verzucht als ze zichzelf ziet: “Oh, I am so beautiful!”

De kinderen gaan de klas weer binnen. Wij krijgen een rondleiding. Zes kinderen rond een tafeltje, hangend op een wild assortiment van stoelen, bankjes en krukjes. Dat nieuwe meubilair is zeker geen overbodige luxe. De muren zijn bruin van decennia oud vuil, maar aan de muren hangt wel het zelfgemaakte lesmateriaal van de leraren. Het ziet er modern en verantwoord uit. Muren hebben geen prioriteit, dat is maar uiterlijk vertoon. Toch fluistert een lerares me toe, als ze ziet dat ik getroffen naar de vlekken kijk: “Please help us. lts not a good learning environment.”

De kinderen dragen, zoals overal in Swaziland, een uniform. Omdat de ouders van de kinderen zo arm zijn, krijgen ze de kleren van de school, in ruil voor schoolgeld. “Als we ze zeggen dat ze uniformen moeten kopen, doen de meesten dat niet. Het schoolgeld krijgen ze meestal wel bij elkaar, desnoods met behulp van een beurs,” vertelt mevrouw Gamedze. De kinderen doen twee jaar met een uniform. Dat bestaat uit een shirt en een broek voor de jongens en voor de meisjes: een shirt, rok en jurk.

Uniformen zijn bedoeld om de arme kinderen te beschermen. Als iedereen dezelfde kleren draagt, is het niet overduidelijk wie arm is en wie niet. Alhoewel, sommige kinderen dragen schoenen en andere niet. Bij het ene kind ziet het uniform er spik en span uit, bij het andere is het duidelijk te vaak gewassen en gedragen. Of veel te kort.

Aan die schoolbeurzen van dit jaar zit ook nog een verhaal vast. Die vielen een beetje mager uit. Het ministerie van Onderwijs koos ervoor de school een grote hoeveelheid papier en leermateriaal te doneren. Het geld dat hiervoor nodig was, werd afgetrokken van de beurzen voor wezen en kwetsbare kinderen. De school kreeg dus minder geld binnen. Vandaar ook die ene maaltijd, in plaats van twee.

We nemen afscheid van de schoolleiding. Over een maand nemen ze contact met ons op, dan moet het projectplan klaar zijn. Peter belooft nog een contact bij het ministerie van Onderwijs te benaderen. Wie weet kan dat nog wat nuttige informatie opleveren. We rijden weg van de school. We moeten onze eigen bloedjes van kinderen ophalen bij de Internationale Montessorischool. Ik ben benieuwd of ze hun broodkorstjes hebben opgegeten.